ECLI:NL:RBNHO:2022:4326

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
9567457 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens vermeende overtreding van de gemeentelijke APV met betrekking tot parkeren op groenstrook

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op 18 maart 2022 in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een vermeende groenstrook zonder de benodigde vergunning. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de locatie niet als groenstrook kan worden aangemerkt, maar als berm, en dat er geen bewijs was dat de betreffende groenstrook door de gemeente was aangewezen. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar de kantonrechter oordeelde dat de officier niet voldoende had gereageerd op de argumenten van de gemachtigde. De kantonrechter stelde vast dat de APV van de gemeente Medemblik, artikel 5.11, niet onomstotelijk was overtreden, omdat niet was aangetoond dat de vermeende groenstrook een door de gemeente aangewezen groenstrook was. Hierdoor werd de boete ten onrechte opgelegd en verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de boete werden vernietigd, en de officier werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 1.164,75. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke aanwijzingen van de gemeente bij het handhaven van parkeerverboden op groenstroken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9567457 \ WM VERZ 21-698
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 18 maart 2022
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : [gemachtigde], Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 11 maart 2022. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
De vertegenwoordiger van officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. Ter zitting stelt de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanvullend dat uit de aanvullende verklaring van de verbalisant en uit het raadplegen van de locatie op Googlemaps blijkt dat er ter plaatse sprake is van een groenstrook.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: zonder ontheffing/vergunning een voertuig laten staan in een park, plantsoen openbare beplanting of groenstroken.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Gemachtigde van betrokkene stelt dat de betreffende locatie zich niet voordoet als groenstrook, maar als berm. Ter zitting stelt de gemachtigde dat het verbod om te parkeren op een groenstrook is gebaseerd op de APV. In de APV van de gemeente Medemblik staat dat het moet gaan om een door de gemeente aangewezen groenstrook. Er is geen aanwijzingsbesluit overgelegd waaruit blijkt dat het betreffende groen in beheer is van de gemeente, aldus gemachtigde. Tevens stelt gemachtigde dat aan de hand van de foto van de gedraging niet is vast te stellen of er sprake is van een groenstrook, omdat de foto te donker is.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is onder andere het volgende vermeld:
“Dit voertuig stond geparkeerd met 3 wielen in de groenstrook van de gemeente (…) Tijdens mijn controle heb ik 10 minuten gewacht om te kijken of iemand mij zag staan bij het voertuig. (…) Er heeft geen staandehouding plaatsgevonden omdat er tijdens de aanlooptijd van 10 minuten niemand bij het voertuig aanwezig is geweest. (…) Hierdoor zag ik dat er geen sprake was van laden en lossen van goederen. (…) 6. Waar stond het voertuig (omschrijving feitelijke situatie) Yvo Janzlaan ter hoogte van perceel 14 te Midwoud gemeente Medemblik. Het voertuig stond met 3 wielen op de groenstrook en met het overige wiel op het trottoir…”
De kantonrechter overweegt dat ten eerste van belang is hoe het terrein zich voor de gemiddelde weggebruiker voordoet. Aan de hand van de foto’s van de gedraging is dit niet vast te stellen, nu de inrichting van de weg en de vermeende groenstrook niet duidelijk te zien zijn.
Gemachtigde van betrokkene beroept zich op de gemeentelijke APV. Artikel 5.11 van de APV van de gemeente Medemblik is van toepassing. Artikel 5.11, lid 1 luidt als volgt:
“1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.”
De kantonrechter is van oordeel dat de officier van justitie niet afdoende heeft gereageerd op het door gemachtigde gevoerde betoog hieromtrent. De enkele verwijzing naar het aanvullend proces-verbaal van de verbalisant en de gemeentelijke APV is niet voldoende om te kunnen vaststellen dat de APV is overtreden, nu niet onomstotelijk is aangetoond dat de vermeende groenstrook een door gemeentewege aangewezen groenstrook is.
Nu de gedraging niet vaststaat, is de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt toegewezen, omdat betrokkene gelijk krijgt. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht zullen die kosten worden vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.164,75. Daarbij is voor de procedure bij de officier van justitie een proceskostenvergoeding bepaald van € 405,75 (1,5 punten voor het beroepschrift en de hoorzitting, wegingsfactor 0.5, waarde per punt € 541,00) en voor de procedure bij de kantonrechter een proceskostenvergoeding van € 759,00 (2 punten voor het beroepschrift en de zitting, wegingsfactor 0,5, waarde per punt € 759,00).
De kantonrechter is, anders dan voorheen, van oordeel dat bij de vaststelling van de vergoeding van de proceskosten op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor het telefonisch horen een half punt moet worden toegekend en niet een heel punt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een uitspraak van 17 januari 2022 (ECLI: NL:GHARL:2022:280) heeft geoordeeld dat toekenning van een heel punt op een onjuiste rechtsopvatting berust en dat in het kader van een uniforme rechtstoepassing een half punt behoort te worden toegekend voor een telefonisch door de officier van justitie gehouden hoorzitting.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 1.164,75 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
‒ bepaalt dat voormeld bedrag aan de gemachtigde van betrokkene zal worden uitbetaald door het Centraal Justitieel Incassobureau te Leeuwarden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: