Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding waarin de eiser, een besloten vennootschap, verzocht om verlof tot het leggen van conservatoir loonbeslag onder de werkgevers van de gedaagden. De eiser heeft een vordering van € 434.106,00 op de gedaagden, die hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de nakoming van zes overeenkomsten van geldlening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eiser het bestaan van de vordering summierlijk aannemelijk heeft gemaakt en dat de gedaagden het bestaan van de vordering niet hebben betwist.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van partijen afgewogen en geconcludeerd dat het belang van de eiser bij het leggen van loonbeslag zwaarder weegt dan het belang van de gedaagden bij het behoud van hun volledige gezinsinkomen. De rechter heeft daarbij rekening gehouden met de beslagvrije voet die van toepassing is op vorderingen tot periodieke betalingen van loon, waardoor een deel van het gezinsinkomen van de gedaagden behouden blijft.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de eiser toegewezen en toegestaan om conservatoir loonbeslag te leggen onder de werkgevers van de gedaagden, te weten Stichting de Alliantie en YoungCapital B.V. Tevens is de vordering van de eiser voorlopig begroot op € 550.000,00, inclusief kosten en rente. De eiser is verplicht om de eis in de hoofdzaak in te stellen binnen veertien dagen na het leggen van het beslag. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.