ECLI:NL:RBNHO:2022:4224
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens niet vervulde wachttijd
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering om hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen. Verweerder heeft eiser die beslissing meegedeeld in zijn besluit van 25 augustus 2020. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 14 januari 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2022 op zitting behandeld, waarbij eiser aanwezig was, vergezeld van een medewerkster, en de gemachtigde van verweerder.
Eiser heeft verweerder op 22 juni 2020 verzocht om een herbeoordeling op grond van de WIA wegens een verslechterde gezondheid. Verweerder stelt dat eiser, via een herbeoordelingsverzoek, geen WIA-uitkering kan worden toegekend omdat hij de wettelijke wachttijd van 104 weken niet heeft vervuld, zoals ook al was vastgesteld bij de eerdere beslissing van 6 december 2017. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering, waaronder de vereiste wachttijd van 104 weken.
De rechtbank legt uit dat de wachttijd van 104 weken is vastgelegd in artikel 23, eerste lid, van de Wet WIA. Eiser heeft zich op 6 augustus 2007 ziekgemeld en zijn Ziektewet-uitkering is geëindigd op 24 april 2008, binnen de wachttijd. Eiser heeft na deze datum geen nieuwe wachttijd doorlopen, waardoor hij niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De rechtbank wijst erop dat de eerdere beslissing van 6 december 2017 niet is aangevochten en dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de eerdere beslissing kunnen ondermijnen.
De rechtbank concludeert dat het besluit van verweerder van 14 januari 2021 stand kan houden en dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser wordt geadviseerd om contact op te nemen met andere instanties voor mogelijke andere voorzieningen.