ECLI:NL:RBNHO:2022:4221

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
AWB-22_1132
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking uitkering Participatiewet

Op 29 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, woonachtig in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, dat haar uitkering op grond van de Participatiewet per 2 februari 2022 had ingetrokken. Dit besluit was genomen omdat verzoekster geen medewerking had verleend aan een huisbezoek. Tijdens de zitting was verzoekster aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, en werd verweerder vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van spoedeisend belang, aangezien verzoekster inmiddels een nieuwe aanvraag had ingediend op 21 februari 2022 en in het kader daarvan voorschotten had ontvangen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de aard van een verzoek om voorlopige voorziening een acute spoedeisendheid veronderstelt, wat in dit geval niet was aangetoond. De rechter concludeerde dat er geen onomkeerbare situatie of acute financiële nood was voor verzoekster, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak toegestaan. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1132
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 maart 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. M.M. Dezfouli),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigde: E. Kuipers ).

Procesverloop

In het besluit van 17 februari 2022 (primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van verzoekster op grond van de Participatiewet (Pw) per 2 februari 2022 ingetrokken omdat zij geen medewerking heeft verleend aan een huisbezoek.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 29 maart 2022 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen samen met een tolk en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De aard van een verzoek om een voorlopige voorziening veronderstelt een acute, dus actuele, spoedeisendheid. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
3. Verzoekster heeft inmiddels op 21 februari 2021 een nieuwe aanvraag gedaan en in het kader van de nieuwe aanvraag zijn aan haar voorschotten verleend. Verweerder heeft op de zitting aangegeven dat naar aanleiding van de nieuwe aanvraag voor de periode van 21 februari 2022 tot en met 28 februari een voorschot is verstrekt. Ook is besloten voor de maand maart 2022 een voorschot te verlenen. Op 23 maart 2022 is een bedrag van € 970,- overgemaakt. Tevens heeft verweerder aangegeven dat er inmiddels een onderzoek is gedaan en de nieuwe aanvraag zal worden toegewezen. Op de zitting is toegezegd dit snel op te pakken.
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is gelet hierop niet aannemelijk gemaakt dat er in geval van verzoekster sprake is van een onomkeerbare situatie of acute financiële nood.
5. Uit het vorenstaande volgt dat thans niet kan worden gezegd dat wordt voldaan aan de in artikel 8:81 van de Awb gestelde voorwaarde van onverwijlde spoed, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 maart 2022 door mr. L.M. de Vries, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.