ECLI:NL:RBNHO:2022:4220
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- M. Jurgens
- H.R.A. Horring
- Rechtspraak.nl
Schorsing van opvang in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de beslissing van verweerder om de opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) te stoppen met ingang van 31 maart 2022. Verweerder heeft deze beslissing meegedeeld in zijn besluit van 31 maart 2022, waartegen verzoeker bezwaar heeft gemaakt. Hangende het bezwaar heeft verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening. Een eerder verzoek om een voorlopige voorziening werd op 8 april 2022 afgewezen. Op 15 april 2022 heeft verzoeker een nieuw verzoek ingediend, dat op 26 april 2022 op zitting is behandeld. Tijdens deze zitting is besloten de behandeling aan te houden, met de toezegging van de gemachtigde van verweerder om tijdelijke opvang te regelen.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en legt uit dat het oordeel voorlopig is en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. Verzoeker vraagt om herziening van de eerdere uitspraak, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat herziening niet mogelijk is voor voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter concludeert dat de schorsing van de opvang, die voortduurt sinds 31 maart 2022, niet meer rechtmatig is. Verweerder heeft verzoeker vijf weken verstoken van opvang, wat de voorzieningenrechter onacceptabel acht. Daarom schorst hij het primaire besluit en bepaalt dat verzoeker per direct opvang moet krijgen conform de indicatie beschermd wonen.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.518,-, en bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,00 vergoedt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, in aanwezigheid van griffier mr. H.R.A. Horring, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2022.