ECLI:NL:RBNHO:2022:4209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/15/321622 / FA RK 21-5173
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning en gerechtelijke vaststelling ouderschap in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 18 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van het kind [minderjarige 2] door [naam]. De moeder van het kind, bijgestaan door haar advocaat mr. L.M. Wagemaker, verzocht om de erkenning te vernietigen, omdat zij van mening was dat [belanghebbende] de biologische vader was. De moeder had eerder toestemming gegeven voor de erkenning door [naam], maar gaf aan dat deze toestemming niet op een juiste manier was verkregen. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning, omdat er geen sprake was van een wilsgebrek zoals bedreiging, dwaling of bedrog. De bijzondere curator, die het kind vertegenwoordigde, had echter wel een verzoek ingediend tot vernietiging van de erkenning, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank stelde vast dat [belanghebbende] de biologische vader was van [minderjarige 2] op basis van een DNA-onderzoek. De erkenning door [naam] werd vernietigd en het ouderschap van [belanghebbende] werd gerechtelijk vastgesteld. De rechtbank droeg de griffier op om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente, en wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
Vernietiging erkenning en gerechtelijke vaststelling ouderschap
zaak-/rekestnr.: C/15/321622 / FA RK 21-5173
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 18 april 2022
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.M. Wagemaker, kantoorhoudende te Westwoud,
--tegen--
[naam] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [naam] .
Het minderjarige kind [minderjarige 2] wordt vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[belanghebbende] ,
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: [belanghebbende] .

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 20 oktober 2021;
  • de beschikking van 12 november 2021, waarbij [bijzondere curator] te Haarlem is benoemd tot bijzondere curator;
  • de brief van de bijzondere curator van 14 december 2021.
1.2.
De behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 maart 2022 in aanwezigheid van de moeder bijgestaan door mr. L.M. Wagemaker, [naam] , [bijzondere curator] , bijzondere curator en [belanghebbende] .

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
De moeder en [belanghebbende] hebben van 8 mei 2014 tot 20 februari 2021 een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit de moeder zijn de kinderen geboren:
- [minderjarige 1] , op [geboortedatum] te [plaats] en
- [minderjarige 2] , op [geboortedatum] te [plaats] .
[minderjarige 1] is door [belanghebbende] erkend. De moeder en [belanghebbende] hebben het gezamenlijk gezag over hem.
2.3.
[naam] is de latere partner van de moeder. [naam] heeft [minderjarige 2] op [datum] met toestemming van de moeder erkend. De moeder is van rechtswege belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2] .
2.4.
Bij het vonnis in kort geding van deze rechtbank van 12 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter - voor zover hier van belang - de vrouw veroordeeld om haar medewerking te verlenen aan het laten uitvoeren van een DNA-onderzoek door Consanguinitas ter beantwoording van de vraag of [belanghebbende] de biologische vader is van [minderjarige 2] .
2.5.
Uit het DNA-onderzoek van Consanguinitas van 2 september 2021 volgt dat [belanghebbende] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de verwekker van [minderjarige 2] is.

3.Verzoek

De moeder verzoekt primair:
- voor recht te verklaren dat de erkenning van [minderjarige 2] door [naam] nietig is,
- te bepalen dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] gehouden is tot doorhaling van de akte van erkenning van [minderjarige 2] door [naam] ,
- te bepalen dat deze beschikking in de plaats komt van de toestemming van de vrouw voor erkenning van [minderjarige 2] door [belanghebbende] .
Subsidiair verzoekt de moeder om een bijzondere curator te benoemen om de belangen van [minderjarige 2] te behartigen.
De moeder heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat niet [naam] , maar [belanghebbende] de verwekker van [minderjarige 2] is. Zij heeft daar nooit twijfels over gehad. Hoewel [belanghebbende] de naam van [minderjarige 2] op zijn arm had getatoeëerd en zich via sociale media uitgaf als haar vader, eiste hij plotseling een DNA-test voordat hij tot erkenning wilde overgaan. Deze houding heeft tot zo veel spanning geleid dat de vrouw heeft besloten om [naam] - die op dat moment haar partner was - [minderjarige 2] te laten erkennen. Bij nader inzien heeft zij daar veel spijt van.
De vrouw erkent dat zij misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot het verlenen van toestemming tot erkenning, op grond waarvan de erkenning nietig dient te worden verklaard.

4.Verweer

Uit een door [naam] ondertekend briefje van 27 september 2021 (bij het verzoekschrift van de moeder) blijkt dat hij instemt met de vernietiging van de door hem gedane erkenning van [minderjarige 2] . Hij geeft aan dat hij niet de biologische vader van [minderjarige 2] is en dat hij erachter staat dat [minderjarige 2] wordt erkend door haar verwekker.

5.Standpunt bijzondere curator

De bijzondere curator heeft geadviseerd om de verzoeken van de moeder toe te wijzen. Indien en voor zover de door moeder zelfstandig gebruikte grond, om tot vernietiging van erkenning te komen, niet door de rechtbank wordt overgenomen, verzoekt de bijzondere curator zelfstandig de erkenning van [minderjarige 2] door [naam] te vernietigen en het vaderschap van [belanghebbende] vast te stellen.

6.Beoordeling

Vernietiging erkenning
6.1.
Op grond van artikel 1:205 lid 1 sub c BW kan de moeder een verzoek tot vernietiging van de erkenning indienen op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, indien zij door bedreiging, dwaling, of bedrog is bewogen hiervoor toestemming te geven.
6.2.
Wanneer de moeder een verzoek tot vernietiging van de erkenning indient, geldt als uitgangspunt dat de moeder in beginsel niet kan terugkomen op de door haar gegeven toestemming voor erkenning. Een verzoek kan worden toegewezen indien de moeder door bedreiging, dwaling of bedrog is bewogen toestemming tot erkenning te geven.
6.3.
De moeder heeft aan haar verzoek tot vernietiging van de erkenning ten grondslag gelegd dat zij misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid tot het verlenen van toestemming tot erkenning.
Niet gesteld noch gebleken is dat sprake was van een wilsgebrek (bedreiging, dwaling of bedrog). Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de moeder niet ontvankelijk worden verklaard in beide verzoeken die hierop betrekking hebben.
6.4.
Vervolgens dient de rechtbank te beslissen op het door de bijzondere curator namens het kind ingediende verzoek tot vernietiging van de erkenning.
Op deze situatie is de tweede volzin van artikel 1:205 lid 4 BW van toepassing. Daarin is bepaald dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind wordt ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden, worden ingediend.
Gelet op deze bepaling is het verzoek van de bijzondere curator tijdig ingediend en is de bijzonder curator ontvankelijk in haar verzoek.
6.5.
De rechtbank overweegt voorts als volgt.
De rechtbank acht het niet in het belang van [minderjarige 2] dat het juridisch vaderschap niet in overeenstemming is met het biologisch vaderschap. Vaststaat dat [naam] niet de biologische vader van het kind is.
Bovendien maakt vernietiging van de erkenning door [naam] de weg vrij voor het vaststellen van het ouderschap van de biologische vader, zoals ook door de moeder is verzocht. Ook dit acht de rechtbank in het belang van het kind.
Gelet op deze omstandigheden en gelet op het feit dat [naam] geen bezwaar heeft tegen de vernietiging van de erkenning, zal het verzoek van de bijzondere curator tot vernietiging van de erkenning van [minderjarige 2] door [naam] worden toegewezen.
Gerechtelijke vaststelling ouderschap
6.6.
In artikel 1:204 lid 3 en 4 BW wordt limitatief benoemd wie een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning kunnen indienen: de verwekker, de biologische vader van het kind die niet de verwekker is en is een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind en de persoon die als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad. Nu de moeder, gelet op het voorgaande, niet de bevoegdheid heeft om een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning te doen, zal zij in haar verzoek niet ontvankelijk worden verklaard.
6.7.
Vervolgens dient de rechtbank te beslissen op het door de bijzondere curator namens het kind ingediende verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap van [belanghebbende] als bedoend in artikel 1:207 BW.
6.8.
In artikel 1:207 lid 1 sub b BW is bepaald dat het ouderschap van een persoon op grond dat deze de verwekker is van het kind door de rechtbank worden vastgesteld op verzoek van het kind. Nu de bijzonder curator het verzoek namens het kind heeft ingediend is de bijzonder curator ontvankelijk in haar verzoek.
6.9.
Uit het DNA-onderzoek is genoegzaam gebleken dat [belanghebbende] de biologische vader is van [minderjarige 2] . Nu door [belanghebbende] geen verweer is gevoerd, zal het verzoek als onweersproken worden toegewezen.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in de door haar ingediende verzoeken;
7.2.
vernietigt de erkenning door [naam] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , gedaan op [datum] van het kind [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
7.3.
stelt vast het ouderschap van [belanghebbende] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] , betreffende het kind:
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
7.4.
draagt de griffier - op grond van artikel 1:20e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] ;
7.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.