In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 18 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van het kind [minderjarige 2] door [naam]. De moeder van het kind, bijgestaan door haar advocaat mr. L.M. Wagemaker, verzocht om de erkenning te vernietigen, omdat zij van mening was dat [belanghebbende] de biologische vader was. De moeder had eerder toestemming gegeven voor de erkenning door [naam], maar gaf aan dat deze toestemming niet op een juiste manier was verkregen. De rechtbank oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot vernietiging van de erkenning, omdat er geen sprake was van een wilsgebrek zoals bedreiging, dwaling of bedrog. De bijzondere curator, die het kind vertegenwoordigde, had echter wel een verzoek ingediend tot vernietiging van de erkenning, wat door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank stelde vast dat [belanghebbende] de biologische vader was van [minderjarige 2] op basis van een DNA-onderzoek. De erkenning door [naam] werd vernietigd en het ouderschap van [belanghebbende] werd gerechtelijk vastgesteld. De rechtbank droeg de griffier op om een afschrift van de beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente, en wees het meer of anders verzochte af.