ECLI:NL:RBNHO:2022:4201

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
15/085129-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van straatroven en poging tot afpersing door minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich in een kort tijdsbestek van twee maanden schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van twee straatroven en een poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een verbod op het gebruik van alcohol en verdovende middelen, het volgen van onderwijs, en het meewerken aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij van feit 1 afgewezen, omdat er een vaststellingsovereenkomst was gesloten in het kader van een mediationtraject. De vordering van de benadeelde partij van feit 2 is gedeeltelijk toegewezen voor een bedrag van €734,40. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, maar is voor een deel vrijgesproken van de tenlastegelegde geweldsdelicten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het recidiverisico. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het gevaar voor herhaling van delictgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/085129-21 (P)
Uitspraakdatum: 28 maart 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 14 maart 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] (Brazilië),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Swart en van wat verdachte, zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en De Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna ook: de jeugdreclassering) ter terechtzitting naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Akersloot, binnen de gemeente Castricum, op de openbare weg, de Geesterweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer goederen waaronder sigaretten en/of airpods, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
-die [benadeelde partij 1] aan zijn jas heeft vastgepakt en/of
-(vervolgens) die [benadeelde partij 1] van zijn fiets heeft getrokken en/of
-(vervolgens die [benadeelde partij 1] (met een voorwerp) in het gezicht, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of
-(vervolgens die De Bier (terwijl hij op de grond lag) tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geschopt;
Feit 2:
hij op of omstreeks 15 januari 2021 te Castricum, op de openbare weg, de Geesterduinweg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer goederen waaronder een tas en/of geld en/of een bankpas en/of sleutels en/of een ov kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2]
,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader
-die [benadeelde partij 2] bij zijn keel heeft vastgepakt en/of
-(vervolgens) in de keel van die [benadeelde partij 2] heeft geknepen en/of
-(vervolgens) de tas van die [benadeelde partij 2] heeft gepakt/ gegrist;
Feit 3:
hij op of omstreeks 15 januari 2021 te Castricum, op of aan de openbare weg, te weten de Geesterduinweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 3] te dwingen tot de afgifte van een tas en/of portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader,
-tegen die [benadeelde partij 3] heeft gezegd “wat heb je” en/of
-(vervolgens) die [benadeelde partij 3] bij de nek heeft vastgepakt (waardoor hij ten val is gekomen),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen opmerkingen geplaatst ten aanzien van de bewezenverklaring.
3.3.
Partiële vrijspraak feit 1Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat de AirPods van het slachtoffer zijn weggenomen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) het slachtoffer [benadeelde partij 1] (met een voorwerp) in het gezicht, althans tegen het lichaam heeft geslagen. Verdachte moet hiervan dan ook worden vrijgesproken.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 1] van 24 maart 2021 (dossierpagina’s 77 en 78).
Feit 2 en feit 3:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 2] van 15 januari 2021 (dossierpagina’s 44 t/m 46);
  • het proces-verbaal van aangifte gedaan door [benadeelde partij 3] van 16 januari 2021 (dossierpagina’s 47 t/m 49);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] van 28 maart 2021 (dossierpagina’s 112 t/m 119).
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de feiten 2 en 3 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt. Om onevenredige aansprakelijkheid te voorkomen, zal de rechtbank het feit enkelvoudig kwalificeren zoals hierna, onder 4, vermeld.
De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 24 maart 2021 te Akersloot, binnen de gemeente Castricum, op de openbare weg, de Geesterweg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sigaretten toebehorende aan [benadeelde partij 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader
-die [benadeelde partij 1] aan zijn jas heeft vastgepakt en
-vervolgens die [benadeelde partij 1] van zijn fiets heeft getrokken en
-vervolgens die [benadeelde partij 1] terwijl hij op de grond lag tegen het hoofd heeft geschopt.
Feit 2:
hij op 15 januari 2021 te Castricum, op de openbare weg, de Geesterduinweg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen waaronder een tas en geld en een bankpas en sleutels en een ov-kaart, toebehorende aan [benadeelde partij 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader
-die [benadeelde partij 2] bij zijn keel heeft vastgepakt en
-vervolgens in de keel van die [benadeelde partij 2] heeft geknepen en
-vervolgens de tas van die [benadeelde partij 2] heeft gepakt.
Feit 3:
hij op 15 januari 2021 te Castricum, op de openbare weg, te weten de Geesterduinweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 3] te dwingen tot de afgifte van enig goed, toebehorende aan die [benadeelde partij 3] , door
-tegen die [benadeelde partij 3] te zeggen “wat heb je” en
-vervolgens die [benadeelde partij 3] bij de nek vast te pakken waardoor hij ten val is gekomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door een of meer verenigde personen.
Feiten 2 en feit 3:
eendaadse samenloop van
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door een of meer verenigde personen
en
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door een of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uur met aftrek van voorarrest, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan die voorwaardelijke taakstraf dienen volgens de officier van justitie de volgende bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld:
  • het verbod op gebruik van alcohol en verdovende middelen;
  • het volgen van onderwijs;
  • het verlenen van toestemming aan de vader om via de mobiele telefoon de locatie van betrokkene te traceren;
  • en het meewerken aan een passende gedragsinterventie.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht verdachte voor alle tenlastegelegde feiten een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf met een proeftijd van twee jaar op te leggen. Aan die voorwaardelijke taakstraf zouden volgens de raadsman de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden op kunnen worden gelegd, met uitzondering van het contactverbod.
De raadsman heeft de rechtbank tot slot verzocht om de voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat de schorsing van de voorlopige hechtenis door zou lopen na het instellen van hoger beroep.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Feiten
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek van twee maanden schuldig gemaakt aan twee straatroven en een poging tot afpersing. Dergelijke ernstige feiten leveren niet alleen bij de slachtoffers zelf, maar ook voor de maatschappij in het algemeen gevoelens van onveiligheid en angst op, zeker nu deze feiten zijn gepleegd op de openbare weg. Verdachte en de medeverdachten hebben ook geweld gebruikt tegen de slachtoffers en daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Verdachte heeft door aldus te handelen geen oog gehad voor de gevolgen die zijn handelingen voor de slachtoffers teweeg hebben gebracht. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook het letsel dat is veroorzaakt bij aangever [benadeelde partij 1] en de verklaringen over de gevolgen voor de aangevers [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] betrokken. De rechtbank concludeert dat verdachte enkel oog heeft gehad voor zijn eigen financieel gewin en daarnaar heeft gehandeld.
Persoonlijke omstandigheden
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld;
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 10 januari 2022 van [raadsonderzoeker] , als raadsonderzoeker werkzaam bij de Raad, waarin de Raad de rechtbank adviseert om verdachte te veroordelen tot een (deels) voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • geen alcohol, verdovende middelen of andere middelen, die zijn gedrag in negatieve zin kunnen beïnvloeden, zal gebruiken en zal meewerken aan bloed- of urineonderzoeken;
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers;
  • naar school zal gaan en daar zal zijn op de tijden dat er onderwijs geboden wordt;
  • te allen tijden toestemming aan zijn vader zal geven om middels locatiebepaling via de telefoon de locatie van verdachte te traceren (zolang dit binnen de begeleiding noodzakelijk wordt geacht);
  • zijn medewerking verleent aan een gedragsinterventie die passend wordt geacht door de jeugdreclassering,
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten De Jeugd- en Gezinsbeschermers te Alkmaar, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. Verdachte is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Verdachte lijkt te profiteren van de Toezicht en Begeleiding die hij opgelegd heeft gekregen gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Zo wordt door de hulpverlening opgemerkt dat hij hulp vraagt wanneer hij dat nodig heeft. Daarnaast is verdachte in staat om werk te hebben en te behouden. Hij wordt hierin gemotiveerd en gestimuleerd door zijn ouders. Wel zijn er nog steeds op diverse domeinen risicofactoren aanwezig die de kans op herhaling van het delictgedrag vergroten. Zo kiest verdachte er op bepaalde momenten bewust voor om ongewenst gedrag te vertonen. Daarnaast liegt verdachte veel en is hij berekenend in zijn gedrag, waardoor hij in staat is zijn gedrag af te stemmen op wat er van hem wordt verwacht, al zijn er signalen dat verdachte opener en eerlijker lijkt te worden. Een andere zorg is dat er onvoldoende zicht is op de sociale contacten van verdachte. Het is onduidelijk of verdachte in staat is om de juiste keuzes te maken wanneer er sprake is van groepsdruk. Daar komt bij dat hij in december 2021 opnieuw met de politie in aanraking gekomen terwijl hij met andere jongeren was en daarbij de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden. Hij had namelijk zes gram hasj in zijn bezit. Dit terwijl hij volgens zijn schorsingsvoorwaarden geen verdovende middelen mag gebruiken. Bekend is dat middelengebruik de kans op herhaling van delictgedrag verhoogt.
Gezien de ontwikkeling van verdachte en het feit dat hij toch weer met de politie in aanraking is gekomen, is de Raad van mening dat de eerder geadviseerde bijzondere voorwaarden nog steeds passend zijn voor verdachte. Daarbij kan hij mogelijk profiteren van een passende gedragsinterventie, welke De Jeugd- en Gezinsbeschermers, in overleg met bijvoorbeeld De Hoofdtrainer, kan inzetten, waarbij verdachte leert om de juiste keuzes te maken. Mogelijk kan hierbij ook het middelengebruik van verdachte worden meegenomen, zodat hij zich bewust wordt van de consequenties die middelengebruik kan hebben.
[vertegenwoordiger van de raad] heeft ter terechtzitting voornoemd advies onderschreven en hieraan toegevoegd dat hoewel zij ziet dat het beter gaat met verdachte, het gelet op zijn jonge leeftijd en de ernst van de feiten belangrijk is dat erop wordt toegezien dat hij zich aan voornoemde voorwaarden blijft houden. De Raad legt de beoordeling van de noodzaak van het geadviseerde contactverbod neer bij het Openbaar Ministerie, nu verdachte ter zitting naar voren heeft gebracht contact te hebben gehad met één van de slachtoffers. Het recidiverisico wordt niet als zeer hoog bestempeld, maar is wel aanwezig.
[vertegenwoordiger jeugdreclassering] heeft zich ter terechtzitting namens de jeugdreclassering achter het advies van de Raad geschaard en daaraan toegevoegd dat zij tevreden is over de stijgende lijn die verdachte heeft ingezet. Hij werkt mee aan de begeleiding en gaat open in gesprek. Ook heeft hij veel geleerd van zijn traject bij TurnOver. Mocht het nodig zijn, kan er nog een andere training worden ingezet.
Verder houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd en de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft namelijk ter terechtzitting blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en zijn spijt betuigd. De voorlopige hechtenis van verdachte is met ingang van 29 maart 2021 geschorst onder strikte voorwaarden, waaronder een avondklok en een contactverbod met zijn medeverdachten. Hoewel verdachte eind december 2021 opnieuw in aanraking is gekomen met de politie in verband met het bezit van vuurwerk, ziet de rechtbank ook dat verdachte sinds hij wordt begeleid door de jeugdreclassering een positieve ontwikkeling heeft laten zien en bovendien open is in zijn gesprekken met de jeugdreclasseerder. De rechtbank acht het ook daarom van belang dat deze begeleiding wordt voortgezet.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat er met betrekking tot feit 2 en feit 3 sprake is van eendaadse samenloop.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank tot slot nog mee dat de bijdrage van verdachte aan het geweld dat gebruikt is tijdens de bewezenverklaarde straatroven van minder gewicht was dan dat van de medeverdachte. Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder feit 1 heeft verdachte zelfs geen enkel geweld gebruikt. Dit maakt dat de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan is gevorderd door de officier van justitie.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uur zal worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte van 60 uur niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, met uitzondering van het contactverbod met de slachtoffers.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten de slachtoffers [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] . Gelet op het aanwezige recidiverisico en feit dat verdachte tijdens zijn schorsing recent opnieuw in aanraking is gekomen met de politie en daarmee de schorsingsvoorwaarden heeft overtreden, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan. Dat maakt dat de rechtbank zal bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
7.1.1.
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.804,81 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1. ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
7.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot afwijzing van de gevorderde schadevergoeding, nu de schade van de benadeelde partij reeds is betaald door de medeverdachten.
7.1.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tot schadevergoeding af te wijzen en daarbij verwezen naar de uitlatingen van de officier van justitie.
7.1.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt met de officier van justitie en de raadsman vast dat de twee medeverdachten in het kader van een mediationtraject een vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen met de benadeelde partij. In die overeenkomst zijn ook afspraken gemaakt over de vergoeding van de geleden schade aan die benadeelde partij.
Gelet op de bovengenoemde situatie, wijst de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [benadeelde partij 1] af.
7.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
7.2.1.
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 765,48 ingediend wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 2. ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. Hij verzoekt in totaal €165,48 voor de geleden materiële schade en € 600,- voor de geleden immateriële schade.
7.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de hoofdelijke toewijzing gevorderd van het totale verzochte bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Wetboek van Strafrecht.
7.2.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade – naar de rechtbank begrijpt – dient te worden gematigd. De schadeposten ten aanzien van het Nike schoudertasje, de weggenomen huissleutels en de bankbiljetten zijn namelijk onvoldoende onderbouwd. Naar de rechtbank begrijpt, heeft de raadsman verzocht tot afwijzing dan wel niet-ontvankelijkheidsverklaring van deze genoemde schadeposten.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.4.
Oordeel van de rechtbank
Materiele schade
De rechtbank is van oordeel dat de verzochte materiële schadeposten rechtstreeks voortvloeien uit het onder 2. bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht de verzochte schadeposten van de bankbiljetten, OV-chipkaart en borg voor de kluishuur volledig voor toewijzing vatbaar, gezien de onderbouwing hiervoor.
Ten aanzien van het verzochte bedrag voor de Nike schoudertas oordeelt de rechtbank dat ook die schade rechtstreeks is geleden uit het onder 2. bewezen verklaarde feit, maar zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en de waarde van die schade vaststellen op €40,.
Ten aanzien van de verzochte kosten voor het aanmaken van nieuwe sleutels, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd waarom de benadeelde partij op twee verschillende dagen, te weten op 20 januari 2021 en op 9 juni 2021, twee verschillende bedragen voor de nieuwe sleutels heeft betaald. De rechtbank zal daarom alleen het verzochte bedrag van € 31,90, dat kort na het gepleegde feit is betaald, toewijzen.
Ten aanzien van de overige verzochte materiële schadeposten, verklaart de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Immateriële schade
Met betrekking tot de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat het verzochte en gestelde bedrag van € 600,- deugdelijk is onderbouwd en dat deze schade ook rechtstreeks in verband staat tot het onder 2 bewezenverklaarde. De rechtbank zal deze verzochte schadepost dan ook volledig toewijzen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij dan ook gedeeltelijk toewijzen, te weten voor een bedrag van in totaal € 734,40, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Ook zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen zoals gevorderd door de officier van justitie. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Het aantal dagen gijzeling bij het niet voldoen aan de opgelegde betalingsverplichting, stelt de rechtbank vast op 0 dagen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 55, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 (honderdtwintig) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 (zestig) dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
60 (zestig) uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • geen alcohol, verdovende middelen of andere middelen, die zijn gedrag in negatieve zin kunnen beïnvloeden, zal gebruiken en zal meewerken aan bloed- of urineonderzoeken, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
  • naar school zal gaan en daar aanwezig is op de tijdstippen dat er onderwijs geboden wordt;
  • te allen tijden toestemming zal geven aan zijn vader om middels locatiebepaling via de telefoon de locatie van veroordeelde te traceren, zolang dit binnen de begeleiding noodzakelijk wordt geacht;
  • zijn medewerking verleent aan een gedragsinterventie die passend wordt geacht door de jeugdreclassering.
Geeft opdracht aan De Jeugd- en Gezinsbeschermers gevestigd te Alkmaar, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]geleden schade.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 734,40 (zevenhonderdenvierendertig euro en veertig eurocent), bestaande uit € 134,40 (honderdvierendertig euro en veertig eurocent) voor de materiële en € 600,- (zeshonderd euro) voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 734,40 (zevenhonderdenvierendertig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
0 (nul) dagengijzeling.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek, rechter, beiden tevens kinderrechter, en mr. J.J. Veldheer, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Jense,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2022.
Mr. J.J. Veldheer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.