ECLI:NL:RBNHO:2022:4196

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
13 mei 2022
Zaaknummer
C/15/325759 / JU RK 22-355
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen na terugplaatsing bij ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die na een periode van ruim vijf jaar uithuisplaatsing weer bij hun ouders zijn teruggeplaatst. De gecertificeerde instelling, de Jeugd- en Gezinsbeschermers (GI), heeft geen verlenging van de uithuisplaatsing verzocht, maar wel om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen en de ouders zorgvuldig afgewogen. Ondanks het feit dat de ouders grote stappen hebben gemaakt in het verbeteren van hun opvoedsituatie, blijft er een risico bestaan, vooral met betrekking tot het alcoholgebruik van de ouders. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling met twaalf maanden te verlengen om de situatie goed te kunnen monitoren en te waarborgen dat de positieve ontwikkelingen zich voortzetten. De ouders zijn in staat gebleken om samen te werken met de GI en de hulpverlening, en de kinderrechter heeft vertrouwen in de stabiliteit van de thuissituatie. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Alkmaar
Zaaknummer: C/15/325759 / JU RK 22-355
Datum uitspraak: 22 april 2022
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers,
gevestigd te Alkmaar,
hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlage van de GI van 1 maart 2022, ingekomen bij de griffie op
1 maart 2022;
- het e-mailbericht met bijlage (advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 20 april 2022), van de GI van 21 april 2022, ingekomen bij de griffie op 21 april 2022.
1.2
Op 22 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder;
- de vader;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn voorafgaand aan de zitting afzonderlijk van elkaar in raadkamer gehoord door de kinderrechter.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen sinds enkele weken weer bij de ouders.
2.3
Bij beschikking van 12 mei 2017 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd en duurt thans nog voort tot 12 mei 2022.
2.4
Bij beschikking van 5 december 2017 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor het eerst uit huis geplaatst. Op 7 mei 2021 is de uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinshuis laatstelijk verlengd tot 12 mei 2022.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met een jaar. De GI heeft geen verlenging van de uithuisplaatsing verzocht.
3.2.
De GI heeft gesteld dat de ouders grote stappen hebben gemaakt in het verbeteren van de opvoedsituatie voor de kinderen. De strijd tussen de ouders is gestopt en hun relatie is gestabiliseerd. De vader drinkt nagenoeg niet meer en de moeder heeft haar drankgebruik onder controle. Tijdens de omgangsmomenten hebben de kinderen een prettig contact met de ouders en is de situatie tussen de ouders voor hen prettig. De kinderen en de ouders voelen zich met elkaar verbonden en willen graag weer samen zijn. De ouders zijn in staat tijdens de omgang de situatie zo te organiseren dat dit past bij dat wat de kinderen nodig hebben. Het volledig terugplaatsen van de kinderen heeft ook een risico. De opvoedrelatie zal moeten worden hersteld. De gehele zorg over de kinderen hebben, vraagt meer dan het fijn maken voor de kinderen gedurende de omgang. De ouders moeten dit volhouden en de kinderen zullen het gezag -aansturing en regels-) van de ouders moeten accepteren. De ouders en de kinderen werken samen met de GI en zijn bereid mee te werken aan de hulpverlening die de GI noodzakelijk vindt. Van de GI hebben de kinderen altijd meer ruimte gekregen voor omgang en contact met hun ouders, omdat de GI heeft gezien dat dit passend en in het belang van de kinderen en de band met hun ouders was. De GI had aanvankelijk voor ogen dat er een vorm van co-ouderschap
zou komen tussen de gezinshuisouder en ouders en dat de kinderen zich vrij kunnen
bewegen tussen beide. Dit plan is echter niet van de grond gekomen. Door de onrust in het gezin van de gezinshuisouder en toenemende spanning tussen de kinderen en hun ouders, waarbij het de gezinshuisouder niet meer altijd lukte om af te stemmen op de kinderen, is de behoefte van de kinderen om bij hun ouders te willen zijn toegenomen. Ondanks het genomen Opvoedbesluit en het feit dat het perspectief van de kinderen in het gezinshuis lag, heeft de GI ervoor gekozen om opnieuw te kijken of een eventuele terugplaatsing naar de ouders tot de mogelijkheden behoorde. De GI is vervolgens (samen met Parlan) een terugplaatsing gaan onderzoeken en is nu van mening dat de situatie bij de ouders veilig genoeg is, zodat een terugplaatsing naar de ouders haalbaar is en tegemoet komt aan de belangen van de kinderen.
3.3.
De GI is van mening dat de ondertoezichtstelling verlengd dient te worden omdat niet alle zorgen zijn weggenomen en er zicht moet blijven op het verloop van de thuisplaatsing en de ingezette hulpverlening. De GI heeft zorgen over het blijvend bieden van de dagelijkse zorg en structuur aan de kinderen, gericht op dagritme en schoolgang. Hier zal hulp voor worden ingezet. Ook is het belangrijk dat de ouders via systeemgesprekken met de kinderen de uithuisplaatsing en de situatie daaraan voorafgaand met elkaar verwerken. Voor de kinderen is het belangrijk dat de ouders hen de gelegenheid geven individuele hulpverlening aan te gaan gericht op hun identiteit en autonomie, zodat zij leren wat zij nodig hebben om zich goed te voelen met zichzelf en in het contact met hun ouders. Dit kan niet in het vrijwillige kader, omdat een regiefunctie en zicht noodzakelijk is en mogelijk dat het gedwongen kader noodzakelijk is om de ouders te blijven interesseren/motiveren voor de noodzakelijke hulp.
3.4
De GI heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat met het thuisplaatsen van de kinderen wel een risico wordt genomen. Het alcoholgebruik van de ouders blijft een kwetsbaarheid. Het netwerk van de ouders is betrokken en afgesproken is dat de kinderen daar worden opgevangen als dat nodig is.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht achter het verzoek te staan. Zij ziet de kinderen opbloeien nu zij weer thuis wonen. Het is van belang dat de ouders leren hun rol als opvoeder weer vorm te geven.
4.2
De vader heeft ter zitting aangegeven ook achter verlenging van de ondertoezichtstelling te staan. Hij is blij dat de kinderen weer thuis wonen. Aan de ene kant voelt het heel vanzelfsprekend, maar aan de andere kant is het ook weer wennen in de rol als opvoeder van de kinderen. De vader staat achter de afspraken die gemaakt zijn en erkent dat voorheen sprake is geweest van een onveilige situatie.
4.3
De Raad heeft in de brief van 20 april 2022 aangegeven dat hij achter het voornemen van de GI staat om geen verlenging van de uithuisplaatsing van de kinderen te verzoeken. De Raad is er voldoende gerust op dat de ouders – met steun van netwerk en hulpverlening – voldoende tegemoetkomen aan wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nodig hebben, wanneer zij weer thuis wonen. Daarbij heeft de Raad laten meewegen dat de gezinsvoogd heeft verzocht de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen en er voldoende toezicht op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] blijft om toe te zien en indien nodig in te grijpen wanneer het veilig ontwikkelen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in gevaar komt. Om de veiligheid van de kinderen te borgen is ook een uitgebreid borgingsplan opgesteld. De Raad acht het van belang dat het hele gezin dit veiligheidsplan ondersteunt en dat de ouders de samenwerking aangaan met de door de GI noodzakelijk geachte hulpverlening.

5.De mening van de minderjarigen

5.1
[minderjarige 1] vindt dat de situatie thuis verbeterd is. Zijn moeder drinkt minder alcohol en zijn vader heeft zijn emoties beter onder controle. Het gaat goed op school en binnenkort zal de systeemtherapie met het hele gezin starten. [minderjarige 1] heeft twee keer EMDR-therapie en ook schrijftherapie gehad, wat hem heeft geholpen. [minderjarige 1] heeft er vertrouwen in dat de thuisplaatsing succesvol zal zijn. Hij vindt het goed als de ondertoezichtstelling verlengd wordt en ervaart de nieuwe gezinsmanager als fijn.
5.2
[minderjarige 2] is het eens met verlenging van de ondertoezichtstelling. Het gaat goed met haar en ze vindt het fijn om weer thuis te wonen. Er is eindelijk rust in de thuissituatie. De ouders worden bijna niet meer boos en drinken nog amper alcohol. Ook [minderjarige 2] heeft er vertrouwen in dat het goed zal gaan

6.De beoordeling

6.1
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zodanig opgroeien dat zij in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat eruit dat de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hen vanwege hun eigen problematiek lange tijd geen veilige opvoedomgeving hebben kunnen bieden. De ouders kampten met overmatig alcoholgebruik en er was sprake van huiselijk geweld tussen hen. De opvoedsituatie was dusdanig langdurig onvoldoende, dat besloten is dat het perspectief van de kinderen niet meer thuis lag. De minderjarigen zijn in totaal 5 jaar uit huis geplaatst, eerst bij tante moederszijde en vervolgens mij vrienden van ouders. Daarna hebben zij de afgelopen 3,5 jaar op de perspectief biedende plek bij de gezinshuisouder hebben gewoond.
6.2
De relatie van de ouders is inmiddels verbeterd en lijkt nu stabiel. Ook het drankgebruik van de ouders is sterk verminderd. Doordat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door toenemende spanningen niet meer in het gezinshuis konden verblijven en de omgang tussen hen en de ouders steeds meer verbeterd en geïntensiveerd was, is besloten het opvoedperspectief van de kinderen bij te stellen en hen weer thuis te plaatsen. De kinderrechter vindt het moedig dat de GI deze stap heeft gezet en dat zij -buiten de gebaande paden en na het nemen van een Opvoedbesluit- naar oplossingen is blijven zoeken die tegemoet komen aan de belangen van de kinderen. De GI verdient een compliment over hoe zij de samenwerking met de ouders in de afgelopen periode heeft vormgegeven en steeds is blijven kijken waar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het meest bij gebaat zijn. Gelet op de zorgvuldige afweging van de GI en Parlan en de het daarbij aansluitende advies van de Raad, acht ook de kinderrechter een thuisplaatsing op dit moment in het belang van de minderjarigen. Wel is de situatie nog kwetsbaar en is het van groot belang dat de gemaakte borgingsafspraken worden nagekomen. Die houden onder meer in dat de ouders in openheid samenwerken met de GI en ondersteuning in de thuissituatie accepteren, dat de ouders en de kinderen meewerken aan systeemtherapie en dat de dagelijkse structuur goed wordt vormgegeven. Daarnaast dienen ouders zich te houden aan afspraken over hun alcoholgebruik. Het belang van de kinderen vergt dat gewaarborgd wordt dat de ingezette en nog in te zetten hulpverlening wordt gecontinueerd zodat de positieve ontwikkelingen worden bestendigd.
6.3
Ten slotte lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat de ouders binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aanvaardbaar te achten termijn, in staat zullen zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen.
6.4
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de aanwezige problematiek en de gestelde doelen, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met twaalf maanden. Een jaar is minimaal noodzakelijk om de thuisplaatsing voldoende te borgen en te monitoren of het op alle ontwikkelingsgebieden goed blijft gaan met de kinderen.

7.De beslissing

7.1
De kinderrechter:
7.2
verlengt de ondertoezichtstelling van
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , en
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , tot 12 mei 2023;
7.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.J. Berkers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Nourozi Oranje, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2022.
De schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing is vastgesteld op 29 april 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.