ECLI:NL:RBNHO:2022:412

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
C/15/310744 / HA ZA 20-755
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale geschillen over bouwcontract en lasterlijke uitlatingen tussen Spaanse vennootschap en Nederlandse gedaagde

In deze zaak, die zich afspeelt tussen een Spaanse vennootschap en een Nederlandse gedaagde, draait het om een geschil over een bouwcontract en lasterlijke uitlatingen. De eisers, bestaande uit een Spaanse vennootschap en haar directeur en partner, hebben een overeenkomst gesloten met de gedaagde voor de bouw van een villa in Spanje. De eisers verwijten de gedaagde dat hij een website heeft opgericht met negatieve uitlatingen over hen, waarin hij hen beschuldigt van oplichting. De gedaagde stelt op zijn beurt dat hij te veel heeft betaald voor de bouw en dat de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd zoals overeengekomen. De rechtbank oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil, en dat Spaans recht van toepassing is op de vordering in conventie. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over de toepasselijkheid van het recht in reconventie uiteen te zetten. De zaak heeft een internationaal karakter, waarbij de eisers in België en Spanje wonen en de gedaagde in Nederland.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/310744 / HA ZA 20-755
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] , [land] ,
2.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats 1] , [land] ,
3. de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] , Spanje,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. L.H. Haarsma te Paterswolde,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. Y.H.M. van Mierlo te Breda.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden. Eisers in conventie, verweerders in reconventie, worden ook [eiser 1] , [eiseres 2] en [eiseres 3] genoemd.
De zaak in het kort
[eiseres 3] , een Spaanse vennootschap, en [gedaagde] , een Nederlander, hebben een overeenkomst gesloten. [eiseres 3] zou voor [gedaagde] een woning bouwen in Spanje.
[eisers] verwijten [gedaagde] dat hij een website heeft opgericht waarop hij negatieve uitlatingen doet over [eisers] Zo zou [gedaagde] hen oplichters noemen. Via diverse andere kanalen (flyers, reclamebord, social media) heeft [gedaagde] mensen verwezen naar deze website en zo schade toegebracht aan [eisers] vorderen dat [gedaagde] stopt met dit onrechtmatige handelen.
[gedaagde] is van mening dat hij teveel heeft betaald voor de bouwwerkzaamheden die [eiseres 3] heeft verricht. Veel van de overeengekomen werkzaamheden heeft [eiseres 3] namelijk helemaal niet verricht. [gedaagde] wil het teveel betaalde bedrag terugbetaald krijgen.
De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van voornoemde geschillen van partijen. Op de vordering in conventie is Spaans recht van toepassing. Over het recht dat op de vordering in reconventie van toepassing is, beslist de rechtbank nog niet. Partijen worden eerst in de gelegenheid gesteld om in dat verband hun standpunt over een bepaald aspect uiteen te zetten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 november 2021 met producties 1 t/m 36,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties 1 t/m 48,
  • het tussenvonnis van 17 februari 2021,
  • de akte aanvullende producties met producties 48 en 49 van [gedaagde] ,
  • de conclusie van antwoord in reconventie van [eisers] ,
  • de akte aanvullende producties met producties 37 t/m 59 van [eisers] ,
  • de akte aanvullende producties met producties 50 t/m 57 van [gedaagde] ,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 november 2021 en de daarbij overgelegde pleitaantekeningen van mr. Haarsma en mr. Van Mierlo,
  • de antwoordakte van [eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
[eiser 1] is directeur van het Spaanse bouwbedrijf [eiseres 3] . [eiseres 3] voert in Spanje bouwprojecten uit onder de handelsnaam ‘ [handelsnaam eiseres 3] ’. [eiseres 2] is de partner van [eiser 1] .
2.2.
[gedaagde] en [eiseres 3] hebben in november 2017 een overeenkomst gesloten op grond waarvan [eiseres 3] een villa voor [gedaagde] zou bouwen in Spanje.
2.3.
In november 2019 hebben partijen een aanvullende overeenkomst gesloten. Hierin zijn nieuwe afspraken gemaakt over de door [eiseres 3] uit te voeren werkzaamheden voor de bouw van de villa en de door [gedaagde] te betalen bedragen.
2.4.
Partijen hebben een geschil over de bouw van de villa. Kort gezegd stelt [eiseres 3] dat [gedaagde] onterecht is gestopt met betalen en stelt [gedaagde] dat [eiseres 3] niet de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht.
2.5.
Op de website [website] (hierna: de website) staan uitlatingen over [handelsnaam eiseres 3] .
2.6.
De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis in kort geding van 26 november 2020 (hierna: het kortgedingvonnis) [gedaagde] geboden om:
  • de bewoordingen “oplichting”, “oplichters” en “criminele acties” of woorden van gelijke strekking van de website, van SpanjeMarktplaats en van Twitter of andere sociale media te verwijderen en verwijderd te houden,
  • privéfoto’s van [eiser 1] en [eiseres 2] van de website te halen en niet opnieuw daarop te plaatsen,
totdat de bodemrechter in de bodemzaak een andersluidende uitspraak heeft gedaan, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000 per dag, tot een maximum van € 150.000.
2.7.
[gedaagde] heeft hoger beroep ingesteld van het kortgedingvonnis. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest in incident van 13 april 2021 de tenuitvoerlegging van het kortgedingvonnis geschorst.
2.8.
Op 30 oktober 2020 hebben [eisers] beslag gelegd op het woonhuis van [gedaagde] in [woonplaats 2] .
Op 29 december 2020 hebben [eisers] derdenbeslag gelegd onder de Coöperatieve Rabobank, Pieter Haverkamp Bedrijfsmakelaardij B.V., Middenmeer B.V., Bistronomie ’t Parkje B.V., Stichting IJsbaan Ruïnekerk, Bancrias B.V. en Parkhotel Bergen B.V. ten laste van [gedaagde] (hierna: de derdenbeslagen). Via deze derdenbeslagen hebben [eisers] een bedrag van € 70.000 geïncasseerd dat [gedaagde] volgens hen aan dwangsommen had verbeurd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vorderen – samengevat – dat de rechtbank:
I. [gedaagde] gebiedt de website [website] te verwijderen, geen nieuwe digitale activiteiten te ondernemen waarin [eisers] worden gelasterd, geen flyers en reclame te verspreiden die verwijzen naar voornoemde website, zich te onthouden van het op lasterlijke wijze benaderen van klanten en leveranciers van [eiseres 3] om [eisers] schade te berokkenen en lasterlijke uitlatingen over [eisers] te staken, op straffe van een dwangsom,
II. [gedaagde] gebiedt de eerder ingenomen stellingen te rectificeren in die zin dat hij de personen jegens wie hij zich lasterlijk en onrechtmatig heeft uitgelaten over [eisers] bericht dat [eisers] zich niet bezighouden met oplichting en dat zij eerlijke zakenpartners zijn en deze rectificatie te verspreiden op het internet, in De Telegraaf en in een goed gelezen krant in het relevante gebied in Spanje, op straffe van een dwangsom,
III. voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig gehandeld heeft jegens [eisers] ,
IV. voor recht verklaart dat [gedaagde] gehouden is de door [eisers] geleden schade te vergoeden,
V. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres 3] van € 2.220.600,-, vermeerderd met wettelijke rente,
VI. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan [eiser 1] van € 50.000,‑, vermeerderd met wettelijke rente,
VII. [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding aan [eiseres 2] van € 50.000,-, vermeerderd met wettelijke rente,
VIII. [gedaagde] veroordeelt tot vergoeding van de nog te lijden schade van [eisers] , te bepalen via een schadestaatprocedure,
IX. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten (inclusief beslagkosten).
3.2.
[eisers] leggen – kort gezegd – het volgende aan hun vorderingen ten grondslag. Na het sluiten van de overeenkomst tussen partijen ontstond op enig moment een geschil over de uitvoering daarvan. Daarop heeft [gedaagde] [eiser 1] en [eiseres 2] bedreigd, eigendommen van [eiseres 3] vernield en de website opgericht. Op de website heeft [gedaagde] teksten gezet over vermeende oplichtingspraktijken en zogenaamde slachtoffers van [eisers] [gedaagde] heeft daarnaast op verschillende wijzen verwezen naar de website, namelijk via flyers, op een reclamebord van [handelsnaam eiseres 3] , op de website SpanjeMarktplaats, op Twitter en op Pinterest. Ook heeft hij leugens over [eisers] verteld aan relaties van [eisers] [eiseres 3] heeft door het handelen van [gedaagde] materiële schade geleden in die zin dat potentiële klanten zijn afgehaakt. De eer en goede naam van [eiser 1] en [eiseres 2] zijn geschaad en zij hebben daardoor immateriële schade geleden. Ook is [eiser 1] in zijn persoon aangetast en heeft [gedaagde] het oogmerk gehad [eiser 1] immateriële schade toe te brengen. [gedaagde] moet deze schade van [eisers] vergoeden en het onrechtmatig handelen staken.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. [gedaagde] is bekend geworden met de website en heeft zijn eigen ervaringen met en kritiek op [eisers] op de website kenbaar gemaakt. Ook via SpanjeMarktplaats en Twitter heeft [gedaagde] zijn ongenoegen over [eisers] geuit. [gedaagde] heeft de website echter niet aangemaakt, is niet de beheerder van de website en kan de website of publicaties daarop dus ook niet verwijderen. Bovendien vallen de uitingen van [gedaagde] over [eisers] op internet onder de vrijheid van meningsuiting. Ook heeft [gedaagde] [eiser 1] en [eiseres 2] niet bedreigd. Er is dus geen sprake van onrechtmatig handelen door [gedaagde] , en evenmin van schade of van een causaal verband, zodat de vorderingen moeten worden afgewezen.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert samengevat – dat de rechtbank:
I. [eisers] hoofdelijk veroordeelt de gelegde beslagen ten laste van [gedaagde] op te heffen, op straffe van een dwangsom,
II. voor recht verklaart dat [gedaagde] in de kortgedingprocedure tijdig heeft voldaan aan het vonnis van 26 november 2020 waardoor door [eisers] de dwangsommen onrechtmatig verbeurd zijn verklaard,
III. [eisers] hoofdelijk veroordeelt aan [gedaagde] een bedrag te betalen van € 677.146,02, vermeerderd met wettelijke (handels)rente,
IV. [eisers] hoofdelijk veroordeelt aan [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten te betalen van € 5.160,73,
V. [gedaagde] de gegevens laat inwinnen aan de hand waarvan de banken en rekeningen van [eisers] kunnen worden geïdentificeerd bij de bevoegde instanties in Spanje en België voor de tenuitvoerlegging,
VI. een zodanige beslissing neemt als de rechtbank vermeent te behoren,
VII. een Europese Executoriale Titel verstrekt,
VIII. [eisers] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten (inclusief beslagkosten en nakosten).
3.5.
[gedaagde] legt – kort gezegd – het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [gedaagde] heeft, voor zover dat in zijn macht lag, direct aan het kortgedingvonnis voldaan. De dwangsommen zijn daarom onrechtmatig geïncasseerd door [eisers] Voor de grondslag voor het opheffen van de beslagen wordt verwezen naar het verweer in conventie. [gedaagde] vordert een bedrag van [eisers] van € 677.146,02. De villa in Spanje zou eerst opgeleverd worden in mei 2019 en vervolgens in juni 2020. Beide oplevertermijnen zijn niet gehaald. In april 2020 had [gedaagde] al € 1.233,375 betaald terwijl op de bouwplaats in Spanje nog niets leek op de te realiseren villa. Dat wat wel gebouwd was door [eiseres 3] , vertoonde gebreken en voldeed niet aan de overeenkomst. Partijen hebben een deskundigenonderzoek laten uitvoeren. Daaruit blijkt dat [gedaagde] veel meer heeft betaald aan [eiseres 3] dan dat [eiseres 3] aan werkzaamheden heeft verricht. [gedaagde] wil het teveel betaalde bedrag terug ontvangen van [eisers]
3.6.
[eisers] concluderen tot afwijzing van de vorderingen en voeren hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. De beslagen zijn terecht gelegd, want de voorzieningenrechter heeft er verlof voor verleend. De grondslag voor de beslagen is het onrechtmatig handelen van [gedaagde] zoals in conventie is beschreven. [gedaagde] heeft niet direct en tot op heden nog steeds niet volledig aan het kortgedingvonnis voldaan. De dwangsommen zijn dan ook terecht geïncasseerd.
Voor het overige geldt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de reconventionele vorderingen kennis te nemen. In de overeenkomst is namelijk gekozen voor de bevoegdheid van de Spaanse rechter en de toepasselijkheid van het Spaanse recht. De rechtbank moet zich daarom onbevoegd verklaren.
Subsidiair voeren [eisers] aan dat als de Nederlandse rechter bevoegd zou zijn, Spaans recht van toepassing is terwijl de vordering in reconventie geheel gebaseerd is op Nederlands recht. Om die reden moeten de vorderingen worden afgewezen.
Meer subsidiair voeren [eisers] aan dat als het Nederlandse recht al van toepassing zou zijn, [gedaagde] geen ingebrekestelling heeft gestuurd aan [eiseres 3] . [gedaagde] had [eiseres 3] in de gelegenheid moeten stellen om na te komen en heeft dat niet gedaan. [gedaagde] heeft de overeenkomst niet schriftelijk ontbonden en de overeenkomst is ook niet met wederzijds goedvinden opgezegd. De overeenkomst tussen partijen bestaat dus nog. Bovendien heeft [gedaagde] geen schade geleden. Uit het standpunt van de architect van [eisers] blijkt namelijk welke bedragen [gedaagde] (en niet [eiseres 3] ) nog moet betalen voor de beëindiging van het contract. Partijen hebben niet gezamenlijk opdracht gegeven aan een deskundige om onderzoek te doen zoals [gedaagde] stelt.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser 1] en [eiseres 2] wonen in België, [eiseres 3] is gevestigd in Spanje, terwijl [gedaagde] in Nederland woont. De vorderingen dragen dus een internationaal karakter. De rechtbank zal daarom eerst (ambtshalve) beoordelen welke rechter bevoegd is van de vorderingen kennis te nemen en welk recht van toepassing is.
Bevoegdheid
in conventie
4.2.
[eisers] stellen dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat gedaagde [gedaagde] in Nederland woont. [gedaagde] betwist dit niet, maar merkt alleen op dat het hem niet uitmaakt welke rechter bevoegd is in conventie, zolang hij bij diezelfde rechter zijn eis in reconventie kan instellen.
4.3.
Op grond van artikel 4 lid 1 van Brussel I bis [1] worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat – kort gezegd – opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil in conventie, gelet op artikel 4 lid 1 Brussel I bis. [gedaagde] woont namelijk in Nederland.
in reconventie
4.5.
[gedaagde] stelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de vorderingen in reconventie voortvloeien uit hetzelfde rechtsfeit waarop de vorderingen in conventie zijn gegrond. Datzelfde rechtsfeit is de overeenkomst die partijen gesloten hebben. Doordat [eisers] de overeenkomst niet zijn nagekomen, heeft [gedaagde] de noodzaak gezien zich kritisch te uiten over [eisers] Omdat in conventie de Nederlandse rechter bevoegd is, is de Nederlandse rechter ook bevoegd in reconventie. [2]
4.6.
[eisers] voeren aan dat de Spaanse rechter bevoegd is, omdat in de overeenkomst die partijen gesloten hebben in artikel 12 gekozen is voor de Spaanse rechter. [3] Vanwege deze exclusieve bevoegdheid moet de Nederlandse rechtbank zich onbevoegd verklaren. Er is geen sprake van een tegenvordering die voortvloeit uit hetzelfde rechtsfeit of uit dezelfde overeenkomst, want de vorderingen in conventie vloeien voort uit de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] en de vorderingen in reconventie vloeien voort uit de door partijen gesloten overeenkomst. Daar komt nog bij dat artikel 25 Brussel I bis vóór artikel 8 lid 3 Brussel I bis gaat gelet op de jurisprudentie.
4.7.
De rechtbank is met [eisers] van oordeel dat in beginsel geldt dat als in een overeenkomst een forumkeuze is gemaakt voor (in dit geval) de Spaanse rechter, de Spaanse rechter bevoegd is op grond van artikel 25 lid Brussel I bis. De rechtbank is echter van oordeel dat in deze zaak de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat sprake is van een consumentenovereenkomst in de zin van Brussel I bis. De rechtbank licht dat toe.
4.8.
Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid – kort gezegd – geregeld door de afdeling consumentenovereenkomsten in Brussel I bis als de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt. [4]
4.9.
[gedaagde] heeft de overeenkomst voor de bouw van een villa gesloten voor een gebruik dat niet als bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd. Het is namelijk onbetwist dat hij zelf in de villa zou gaan wonen. [eisers] zijn te beschouwen als persoon die commerciële of beroepsactiviteiten met ongeacht welke middelen richt op meerdere landen met inbegrip van Nederland. Op grond van artikel 18 lid 1 Brussel I bis mocht [gedaagde] zijn vorderingen instellen bij de Nederlandse rechter, omdat hij in Nederland woont. Gelet daarop is de Nederlandse rechter bevoegd. Omdat [gedaagde] als consument wordt beschouwd, kunnen [eisers] zich niet op het forumkeuzebeding beroepen. De forumkeuze in deze zaak is namelijk gemaakt vóór en niet na het ontstaan van het geschil tussen partijen. [5] De Nederlandse rechter is dus bevoegd kennis te nemen van en te oordelen over het geschil tussen partijen.
Toepasselijk recht
in conventie
4.10.
[eisers] stellen dat het Nederlandse recht van toepassing is, omdat de schade van [eisers] zich voordoet in Nederland. 90% van de klanten van [eiseres 3] is namelijk Nederlander. Potentiële Nederlandse klanten haken af door het handelen van [gedaagde] . Weliswaar is [eiseres 3] gevestigd in Spanje, maar zij doet hoofdzakelijk zaken in Nederland. Ook voor [eiser 1] en [eiseres 2] geldt dat het centrum van hun belangen in Nederland ligt. Hun reputatie in namelijk het meest van belang in Nederland. Als gezichten van het bouwbedrijf [eiseres 3] is het van groot belang dat zij een goede reputatie behouden in Nederland, zodat zij daar als betrouwbare ondernemers zaken kunnen blijven doen.
4.11.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat [eisers] alleen in Spanje reclame maken voor hun werkzaamheden. Er wordt dan ook betwist dat de schade van [eisers] zich zou voordoen in Nederland.
4.12.
Op grond van artikel 4 lid 1 Rome II [6] is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.
4.13.
De rechtbank overweegt dat dus primair het recht van het land van toepassing is waar de schade is geleden. De vraag is welk land dat is in deze zaak. Ter zitting is door [eisers] verklaard dat de reputatieschade voornamelijk in Spanje is geleden, omdat de markt voor het bouwen van dergelijke villa’s daar een ‘kleine wereld’ is en de reclame voornamelijk daar wordt gemaakt door mond-tot-mondreclame. Daarbij verwijten [eisers] [gedaagde] dat hij in Spanje flyers heeft verspreid en op een in Spanje geplaatst reclamebord van [handelsnaam eiseres 3] naar de website heeft verwezen. [eisers] hebben ook verklaard dat zij zich niet specifiek richten op de Nederlandse markt, maar dat veel van hun klanten wel Nederlanders zijn. [eisers] opereren dus op de markt in Spanje waarbij ze ook klanten uit andere landen aantrekken. Dit betekent dat de gestelde reputatieschade kennelijk wordt geleden in Spanje. Dit betekent dat Spaans recht van toepassing is op de vorderingen in conventie.
in reconventie
4.14.
[gedaagde] stelt dat het Nederlandse recht van toepassing is. Dit maakt de rechtbank op uit het feit dat al zijn vorderingen zijn gebaseerd op Nederlands recht. [gedaagde] heeft echter niet concreet gemaakt wat de grondslag is voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht.
4.15.
[eisers] stellen dat partijen in de overeenkomst hebben gekozen voor Spaans recht en dat daarom het Spaanse recht van toepassing is.
4.16.
Op grond van artikel 3 Rome I [7] wordt een overeenkomst beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen.
4.17.
De rechtbank overweegt dat de vorderingen in reconventie grotendeels gebaseerd zijn op de overeenkomst die partijen hebben gesloten, namelijk terugbetaling van teveel betaalde bedragen op grond van opzegging dan wel ontbinding van de overeenkomst. In die overeenkomst is een rechtskeuze opgenomen voor Spaans recht. De rechtbank is echter van oordeel dat de geldigheid van deze rechtskeuze (nog) niet vaststaat in verband met dat wat in de leden 1 en 2 van artikel 6 Rome I is opgenomen. De rechtbank licht dit toe.
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een consumentenovereenkomst als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder b Rome I. Op grond van deze bepaling wordt de overeenkomst die is gesloten door een natuurlijke persoon voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd („de consument”) met een andere persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep („de verkoper”) beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, op voorwaarde dat de verkoper zijn commerciële of beroepsactiviteiten met ongeacht welke middelen richt op dat land of op verscheidene landen, met inbegrip van dat land en de overeenkomst onder die activiteiten valt. Hiervoor onder 4.9 is al overwogen dat [gedaagde] handelde als consument en [eisers] als verkoper. [eisers] exploiteren een onderneming gericht op de bouw van luxe villa’s in Spanje. Zij richten zich niet specifiek richten op de Nederlandse markt, maar veel van hun klanten zijn wel Nederlanders. [eisers] opereren dus op de markt in Spanje waarbij ze ook klanten uit andere landen aantrekken.
4.19.
De volgende vraag is of de rechtskeuze voor Spaans recht geldig is bij een dergelijke consumentenovereenkomst. Op grond van artikel 6 lid 2 Rome I kunnen partijen – kort gezegd – het recht kiezen dat van toepassing is op de consumentenovereenkomst. Deze keuze mag er echter niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken volgens het Nederlandse recht dat toepasselijk zou zijn geweest bij gebreke van een rechtskeuze. Partijen hebben zich tot nu toe niet uitgelaten over deze vraag van rechtsbescherming van de consument onder het Spaanse recht ten opzichte van het Nederlandse recht. De rechtbank zal partijen daarom in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de vraag of toepassing van het Spaanse recht in reconventie er al dan niet toe leidt dat [gedaagde] de bescherming verliest welke hij geniet op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken volgens het Nederlandse recht dat toepasselijk zou zijn geweest bij gebreke van rechtskeuze voor Spaans recht.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 maart 2022voor het nemen van een akte door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 4.19,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Auwerda, mr. A.C. Haverkate en mr. E. Deen en in het openbaar uitgesproken door mr. A.C. Haverkate op 19 januari 2022. [8]

Voetnoten

1.Verordening nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
2.Artikel 8 lid 3 Brussel I bis.
3.Artikel 25 lid 1 Brussel I bis.
4.Artikel 17 lid 1 sub c Brussel I bis.
5.Artikel 19 Brussel I bis.
6.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II).
7.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I).
8.type: IV