ECLI:NL:RBNHO:2022:4067

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
C/15/321321 / HA ZA 21-549
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verbod op conservatoire beslaglegging door curator in faillissement

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 mei 2022 uitspraak gedaan in een incident dat voortkwam uit een civiele procedure. De curator, die optreedt in het faillissement van de stichting Rentecertificaten Nederland, had een vordering ingediend tegen [gedaagde 2], die zich verzet tegen de mogelijkheid dat de curator conservatoire maatregelen tegen hem zou nemen. [gedaagde 2] vorderde dat de rechtbank de curator zou verbieden om tijdens de procedure beslag te leggen op zijn bezittingen, omdat hij meende dat de curator dit zonder een deugdelijke juridische grondslag deed.

De rechtbank heeft de vordering van [gedaagde 2] afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen voldoende redenen waren om aan te nemen dat de curator misbruik van recht zou maken door beslag te leggen. De rechtbank merkte op dat [gedaagde 2] niet voldoende feiten en omstandigheden had aangedragen die de conclusie konden rechtvaardigen dat de curator onterecht zou handelen. De eerdere vergeefse poging tot beslaglegging door de curator werd niet als een voldoende onderbouwing voor de vordering van [gedaagde 2] beschouwd.

De rechtbank heeft [gedaagde 2] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 563,00. De zaak zal op 13 juli 2022 opnieuw op de rol komen voor beraad van de rolrechter over het bepalen van een comparitie. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Th.S. Röell.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/321321 / HA ZA 21-549
Vonnis in incident van 11 mei 2022
in de zaak van
[curator]
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de stichting
STICHTING RENTECERTIFICATEN NEDERLAND in liquidatie,
gevestigd te Schiphol,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. A.H.J. Dunselman te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [plaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
advocaat mr. H. van Schuppen te Abcoude.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen gedaagden hierna [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd. [gedaagde 2] is de eiser in het incident.
De zaak in het kort
De vordering van [gedaagde 2] om de curator te verbieden om tijdens deze procedure ten laste van [gedaagde 2] conservatoir beslag te leggen, wordt afgewezen. Er is geen reden gebleken om mogelijke beslaglegging tevoren als misbruik van recht aan te bestempelen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de aanvullende conclusie van eis
  • de conclusie van antwoord, tevens vordering in incident
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[gedaagde 2] vordert - samengevat - de curator op straffe van een dwangsom te veroordelen zich gedurende de loop van het geding te onthouden van conservatoire maatregelen tegen [gedaagde 2]. [gedaagde 2] stelt dat hij belang bij de vordering heeft, omdat de curator zonder het begin van een deugdelijke juridische grondslag rechtsmaatregelen tegen [gedaagde 2] heeft getroffen, waaronder een vergeefse poging tot conservatoire beslaglegging.
2.2.
De curator voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen. [gedaagde 2] heeft als onderbouwing van zijn vordering aangevoerd dat met de eerdere vergeefse poging tot beslaglegging op het erfdeel van [gedaagde 2] uit de nalatenschap van zijn vader de curator op onheuse gronden geprobeerd heeft [gedaagde 2] te bewegen om een regeling met de curator te treffen. Omdat [gedaagde 2] dit niet heeft onderbouwd, kan een tijdens de looptijd van deze procedure gelegd beslag voorshands niet als misbruik van recht worden aangemerkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde 2] onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht die tot de conclusie kunnen leiden dat de curator het recht moet worden ontzegd om tot zekerheid van betaling gebruik te maken van alle daarvoor gegeven wettelijke mogelijkheden.
2.4.
[gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt [gedaagde 2] in de kosten van het incident, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 563,00,
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
13 juli 2022voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S.Röell en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 830