ECLI:NL:RBNHO:2022:4062

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
C/15/324069 / FA RK 22-114
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptieverzoek van stiefvader voor meerderjarig stiefkind met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 mei 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot adoptie van een meerderjarig stiefkind door de stiefvader. De stiefvader heeft het verzoek ingediend, omdat het stiefkind sinds haar zesde levensjaar geen contact meer heeft met haar biologische vader en de stiefvader al sinds haar achtste jaar de vaderrol vervult. De rechtbank overweegt dat het vasthouden aan het minderjarigheidsvereiste in dit geval zou leiden tot een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De stiefvader en de moeder hebben gedurende zes jaar in een schuldhulpverleningstraject gezeten, wat hen verhinderde om eerder een advocaat in te schakelen voor hun adoptiewens. De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden voor adoptie is voldaan, behalve aan het minderjarigheidsvereiste. Gezien de bijzondere omstandigheden, waaronder de hechte emotionele band tussen de stiefvader en het stiefkind, besluit de rechtbank het minderjarigheidsvereiste buiten toepassing te laten. De rechtbank wijst het verzoek tot adoptie toe, waarbij het stiefkind de achternaam van de stiefvader zal aannemen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
adoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/324069 / FA RK 22-114
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 10 mei 2022
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: verzoeker,
advocaat: voorheen mr. F.J. Mascini, thans mr. S. Biskanter, kantoorhoudende te Haarlem,
-tegen-
[de vader],
wonende op een geheim adres,
hierna mede te noemen: de vader,
strekkende tot de adoptie van
-
[de meerderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna mede te noemen: [de meerderjarige] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
hierna mede te noemen: de moeder.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van verzoeker van 6 januari 2022, ingekomen op
7 januari 2022;
- de F9-formulieren, met bijlagen, van de advocaat van verzoeker van 20 januari 2022 en 25 januari 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 april 2022 in aanwezigheid van verzoeker bijgestaan door mr. F.J. Mascini namens mr. S. Biskanter, [de meerderjarige] en de moeder
.De vader is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
[de meerderjarige] is op [geboortedatum] geboren als kind van de moeder en de vader. De vader
heeft [de meerderjarige] voorafgaand aan de geboorte met toestemming van de moeder erkend. Daarbij
is gekozen voor de geslachtsnaam [geslachtsnaam] .
2.2.
Op [huwelijksdatum] is verzoeker met de moeder gehuwd.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoeker heeft de rechtbank verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij
voorraad:
I. de adoptie uit te spreken door hem van [de meerderjarige] ;
II. te bepalen dat de geslachtsnaam van [de meerderjarige] zal worden gewijzigd in [geslachtsnaam] ;
III. de griffier te gelasten om de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente] de geslachtsnaam van [de meerderjarige] , geboren [geboortedatum] te [plaats] , te wijzigen aldus dat haar geslachtsnaam zal zijn [geslachtsnaam] .
3.2.
Verzoeker wenst [de meerderjarige] graag te adopteren. Verzoeker woont sinds 2008 in gezinsverband samen met de moeder en [de meerderjarige] en hij heeft sindsdien de vaderrol in het leven van [de meerderjarige] vervuld. Hierdoor is een sterke emotionele band tussen hem en [de meerderjarige] ontstaan. Verzoeker is bekend met de hoofdregel dat adoptie van een meerderjarige slechts mogelijk is indien er sprake is van bijzondere omstandigheden. Verzoeker voert als bijzondere omstandigheden aan dat [de meerderjarige] sinds haar zesde levensjaar geen contact meer heeft met haar biologische vader, dat het ook niet is gelukt om zijn verblijfplaats te achterhalen en dat er evenmin contact is met overige familie van vaderszijde. Ter zitting heeft verzoeker daaraan toegevoegd dat hij zich vanwege een schuldenlast en later een schuldsaneringstraject ook niet eerder tot een advocaat heeft gewend. Volgens verzoeker zou het vasthouden aan de leeftijdsgrens in dit geval een schending opleveren van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

4.Beoordeling

4.1.
In de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de gronden en voorwaarden voor adoptie opgenomen.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de vader het verzoek niet heeft tegengesproken en dat de moeder instemt met het verzoek. Op basis van de stukken en de behandeling ter zitting staat vast dat aan alle voorwaarden voor adoptie is voldaan, behalve aan de in artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder a, BW gestelde voorwaarde dat het kind op de dag van het eerste verzoek tot adoptie minderjarig dient te zijn. Dit betekent dat het verzoek op basis van een toets aan alleen het nationale recht zou moeten worden afgewezen.
4.3.
Gezien het beroep van verzoeker op de beschermende werking van artikel 8 EVRM, moet worden beoordeeld of een toetsing aan internationaal recht toewijzing van het verzoek mogelijk maakt. De rechtbank stelt voorop dat aan artikel 8 EVRM geen ongeclausuleerd recht op adoptie kan worden ontleend. Dat adoptie slechts mogelijk is indien wordt voldaan aan de door de nationale wet daaraan gestelde eisen, levert op zichzelf bezien geen ongeoorloofde inbreuk op een door artikel 8 EVRM beschermd recht op. Aan artikel
8 lid 1 EVRM kan wel het recht op bescherming van het gezinsleven tussen (stief)ouder(s) en een door hen in hun gezin opgenomen kind worden ontleend, maar niet het recht om dat kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de door de wet in de artikelen 1:227 en 1:228 BW aan adoptie gestelde vereisten en voorwaarden. Die voorwaarden zijn bovendien van openbare orde. Buiten toepassing laten van zo’n voorwaarde kan daarom slechts plaatsvinden wanneer bijzondere omstandigheden dit noodzakelijk maken.
4.4.
De rechtbank overweegt dat, hoewel adoptie door de wetgever van oorsprong werd gezien als een maatregel van kinderbescherming, adoptie in haar effecten verder gaat dan voor het doel van kinderbescherming is vereist. Bovendien grijpt zij diep in in het afstammingsrecht, in het bijzonder waar zij familierechtelijke betrekkingen tot stand brengt tussen de adoptiefouder(s) en zijn/hun bloed- en aanverwanten enerzijds, en het adoptiefkind en de eventuele toekomstige echtgenoot en nakomelingen anderzijds, welke betrekkingen ook na het meerderjarig worden van het kind blijven bestaan en nog kunnen ontstaan. Daarnaast worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd.
Betrokkenen kunnen bij het ontstaan van de hiervoor bedoelde familierechtelijke betrekkingen ook tijdens die meerderjarigheid nog belang hebben, ook al kan de adoptie wegens de bereikte meerderjarigheid niet meer het karakter van een maatregel van kinderbescherming hebben. De wet voorziet niet in een (andere) manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan, waar dit voor bijvoorbeeld erkenning en gerechtelijke vaststelling ouderschap wel geldt.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat een weigering om de adoptie uit te spreken vanwege het niet voldoen aan het minderjarigheidsvereiste als bedoeld in artikel 1:228 lid 1, aanhef en onder a BW, een ongeoorloofde inmenging oplevert in het recht op familie- en gezinsleven van verzoeker en [de meerderjarige] , als bedoeld in artikel 8 EVRM. De rechtbank noemt in dit verband de omstandigheden dat [de meerderjarige] sinds haar zesde jaar geen contact meer heeft met de vader en zijn familie, verzoeker al vanaf haar achtste jaar de vaderrol voor haar vervult, zij al snel in het dagelijks leven de achternaam [achternaam] is gaan dragen en verzoeker en [de meerderjarige] een – ook ter zitting duidelijk zichtbare – hechte emotionele band hebben opgebouwd. Verder is ter zitting duidelijk geworden dat verzoeker en de moeder gedurende zes jaar in een schuldhulpverleningstraject hebben gezeten, wat hen ervan heeft weerhouden om gedurende de minderjarigheid van [de meerderjarige] met hun adoptiewens naar een advocaat te gaan. Zodra de financiële situatie stabiel was, heeft verzoeker zich tot een advocaat gewend en vernam hij tot zijn schrik dat adoptie van een meerderjarige wettelijk gezien niet mogelijk is. Gelet op deze bijzondere omstandigheden zal de rechtbank het minderjarigheidsvereiste voor de beoordeling van deze zaak buiten toepassing laten. Dat betekent dat aan de – voor dit geval geldende – voorwaarden voor adoptie is voldaan.
4.6.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of ook aan de in artikel 1:227 BW vermelde gronden van adoptie is voldaan. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval. Aan de verzorgingseis is ruimschoots voldaan en ook aan de in dat artikel opgenomen formele eisen is voldaan. Verder acht de rechtbank adoptie van [de meerderjarige] door verzoeker in haar kennelijk belang. Zij ziet verzoeker al jarenlang als haar vader en gebruikt ook al jaren (bijvoorbeeld op school) de achternaam van verzoeker. Alleen bij officiële momenten wordt zij eraan herinnerd en ermee geconfronteerd dat zij geen officiële band hebben. De wens van [de meerderjarige] om door verzoeker te worden geadopteerd bestaat al lang. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [de meerderjarige] een zwaarwegend belang bij het vestigen van een familierechtelijke betrekking met verzoeker, die ook een bevestiging is van de emotionele band die zij sinds haar achtste jaar met hem heeft. Verder staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [de meerderjarige] niets meer van haar vader in zijn hoedanigheid als ouder te verwachten heeft. De vader heeft al vanaf het zesde levensjaar van [de meerderjarige] geen contact met haar en hij heeft ook in deze procedure geen aanleiding gezien om weer contact met haar op te nemen of het verzoek tegen te spreken.
4.7.
De rechtbank zal het verzoek tot adoptie daarom toewijzen.
4.8.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:5 lid 7 BW kan een kind van 16 jaar of ouder dat wordt geadopteerd een keuze doen voor de geslachtsnaam die hij na de adoptie zal dragen. Deze naamskeuze is gebonden aan de naam van de degene die hem adopteert en met wie hij in familierechtelijke betrekking komt te staan. [de meerderjarige] heeft ervoor gekozen dat zij na de adoptie de geslachtnaam
[geslachtsnaam]zal dragen. De rechtbank maakt van deze verklaring melding, zoals bepaald in artikel 1:5 lid 7 BW, en gaat er dan ook vanuit dat deze geslachtsnaam door de ambtenaar van de burgerlijk stand zal worden verwerkt in de BasisRegistratie Personen.
4.9.
Gelet op het bepaalde in artikel 1:230 BW heeft de adoptie haar gevolgen van de dag, waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt uit de adoptie van [de meerderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , door [verzoeker] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ;
5.2.
wijst het meer verzochte af;
5.3.
draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW – op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] .
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, en mr. D.H. Steenmetser-Bakker en mr. A.J.H. Tuzgöl-Broekhoven, leden van deze kamer, allen tevens rechters, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.