ECLI:NL:RBNHO:2022:4047

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
8730181
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens vertraging van een vlucht en de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft AirHelp Limited, gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Emirates, een luchtvaartmaatschappij gevestigd in Dubai, vanwege een vertraging van meer dan drie uur van vlucht EK148 van Amsterdam naar Dubai op 29 maart 2019. De passagiers hebben hun vorderingsrecht gecedeerd aan AirHelp, die compensatie heeft gevorderd op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat AirHelp aan haar stelplicht heeft voldaan en dat de vervoerder onvoldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de vervoerder is veroordeeld tot betaling van € 900,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging. Daarnaast zijn de proceskosten aan de zijde van de passagiers toegewezen. Het vonnis is uitgesproken door kantonrechter S.N. Schipper op 13 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8730181 \ CV EXPL 20-7153
Uitspraakdatum: 13 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
AirHelp Limitedgevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Emiratesgevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 8 juli 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft een incidentele conclusie strekkende tot zekerheidsstelling voor proceskosten ex artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genomen. Airhelp heeft schriftelijk geantwoord in het incident. De kantonrechter heeft bij vonnis van 17 februari 2021 de incidentele vordering van de vervoerder toegewezen en Airhelp bevolen zekerheid te stellen.
1.2.
Bij akte van 14 april 2021 heeft de vervoerder de kantonrechter geïnformeerd dat Airhelp zekerheid heeft gesteld voor de proceskosten. De vervoerder heeft vervolgens schriftelijk geantwoord in de hoofdzaak. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Dubai op 29 maart 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Airhelp.
2.4.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe primair aan dat Airhelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Subsidiair voert de vervoerder aan dat de vertraging is ontstaan door buitengewone omstandigheden, te weten zeer slechte weersomstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Volgens de vervoerder heeft Airhelp ter zake van de gestelde vertraging niet aan haar stelplicht voldaan. Zij stelt slechts dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn gearriveerd zonder dat behoorlijk toe te lichten en te onderbouwen.
5.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Airhelp beroept zich op het rechtsgevolg van de gestelde vertraging bij aankomst op de eindbestemming. Dat betekent dat zij ingevolge art. 150 Rv daarvan de stelplicht en de bewijslast draagt. Het Hof Amsterdam (3 november 2020 ECLI:NL:GHAMS:2020:2942) heeft daarbij overwogen dat voldoende concrete aanknopingspunten dienen te worden verstrekt omtrent de gestelde vertraging, zodat de vervoerder zich daartegen kan verweren. In elk geval dient het tijdstip van vertrek vanaf de luchthaven van vertrek alsmede het tijdstip van aankomst op de eindbestemming vermeld te worden, zo mogelijk onder overlegging van relevante bewijsmiddelen (zoals een schriftelijke verklaring van de passagier of getuigen en de boarding pass). Airhelp heeft in de dagvaarding gesteld dat vlucht EK148 met meer dan 3 uur vertraging is aangekomen in Dubai. Zij verwijst hierbij naar de boardingpasses van de passagiers (productie 1) en een uitdraai uit haar eigen vluchtvolgsysteem (productie 2). Uit productie 2 volgt dat de vertraging 3 uur en 13 minuten bedraagt. Alles in overweging genomen is de kantonrechter van oordeel dat Airhelp (hoewel zeer summier) aan haar stelplicht heeft voldaan.
5.4.
Als onweersproken staat vast dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. In beginsel is de vervoerder derhalve op grond van de Verordening gehouden de passagiers voor de vertraging te compenseren, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.5.
De vervoerder beroept zich op een buitengewone omstandigheid als hiervoor bedoeld. Hij voert aan dat de vlucht onderdeel is van de rotatievlucht Dubai - Amsterdam - Dubai met vluchtnummers EK147/EK148. De voorgaande vlucht (EK147) van Dubai naar Amsterdam stond gepland te vertrekken op 29 maart 2019 om 04:10 UTC en om aan te komen om 11:40 UTC te Amsterdam. In de vroege ochtend van 29 maart 2019 kreeg de luchthaven Dubai te kampen met slechte weersomstandigheden, te weten slecht zicht. In verband hiermee heeft de lokale luchtverkeersleiding veiligheidsmaatregelen getroffen en mochten er tussen 00:00 UTC en 04:00 UTC slechts 72 toestellen landen. Als gevolg hiervan traden er langdurige vertragingen op en is ook de voorgaande vlucht EK147 met een vertraging van 4 uur en 1 minuut vertrokken. Tijdens de vlucht is de vertraging iets ingelopen en vlucht EK147 is met een vertraging van 3 uur en 20 minuten te Amsterdam aangekomen. Vervolgens is de vertrekvertraging (de kantonrechter begrijpt: de vertrekprocedure) zo spoedig mogelijk uitgevoerd. De onderhavige vlucht is hierdoor met een vertraging van 3 uur en 14 minuten aangevangen en met een vertraging van 3 uur en 13 minuten uitgevoerd. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder onder andere de vluchtrapporten van vlucht EK147 en vlucht EK148 overgelegd. AirHelp betwist dat er op de geplande vertrektijd van vlucht EK147 sprake was van weersomstandigheden die de uitvoering van deze vlucht verhinderden. Daarnaast wijst AirHelp erop dat er tussen 00:00 en 04:00 uur slechts 72 toestellen toestemming kregen om te Dubai te landen, maar dat vlucht EK147 in deze tijdsperiode noch hoefde te landen, noch hoefde te vertrekken.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat in het midden kan blijven of er op het moment van de geplande vertrektijd van de voorgaande vlucht sprake was van slechte weersomstandigheden. Gesteld noch gebleken is dat de weersomstandigheden op zichzelf de uitvoering van de vlucht in kwestie dan wel de voorgaande vlucht hebben verhinderd. Vast staat dat er sprake was van een capaciteitsreductie, die vlak voor de geplande vertrektijd van de voorgaande vlucht eindigde. De vervoerder heeft echter niet toegelicht hoeveel toestellen er normaal gesproken in deze tijdsperiode (van 00:00 uur tot 04:00 uur) kunnen landen in Dubai. Daarbij komt dat de voorgaande vlucht niet hoefde te landen in Dubai. Weliswaar heeft de vervoerder in dupliek aangevoerd dat de beperkingen ook golden voor vertrekkende vluchten vanaf Dubai, maar dit volgt niet uit het rapport dat de vervoerder als productie 2 bij de conclusie van antwoord heeft overgelegd. Hierin wordt alleen melding gemaakt van ‘landing rate’, ‘traffic inbound’ en ‘inbound delay’. Dit wijst erop dat er alleen beperkingen golden voor inkomende vluchten. Daarnaast heeft de vervoerder (eerst in dupliek) toegelicht dat het grootste deel van de vertraging van de voorgaande vlucht is ontstaan doordat er een toestelwisseling heeft plaatsgevonden. Volgens de vervoerder is besloten om niet te wachten op de vlucht die voorafgaand aan vlucht EK147 werd uitgevoerd. Hoewel dit verweer in verband staat met de eerder aangevoerde capaciteitsreductie, had het op de weg van de vervoerder gelegen dit reeds in de conclusie van antwoord naar voren te brengen, zodat AirHelp hierop had kunnen reageren. De kantonrechter acht het echter niet noodzakelijk om AirHelp hiertoe alsnog in de gelegenheid te stellen. Daartoe wordt overwogen dat de vervoerder van de tweede voorafgaande vlucht geen gegevens heeft verstrekt. De vervoerder heeft niet toegelicht en/of onderbouwd wanneer deze vlucht gepland stond aan te komen te Dubai, wanneer deze vlucht uiteindelijk te Dubai is geland en op welk moment de beslissing tot de toestelwissel is genomen. Er valt dan ook niet na te gaan of deze vlucht wellicht tot de 72 vluchten behoorde die op Dubai mocht landen tussen 00:00 en 04:00 uur of dat de tweede voorafgaande vlucht is vertraagd ten gevolge van andere - niet zijnde buitengewone - omstandigheden. Al met al heeft de vervoerder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de voorafgaande vlucht is vertraagd ten gevolge van de capaciteitsreductie. Van doorwerking op de onderhavige vlucht kan dan geen sprake zijn. De kantonrechter komt niet toe aan de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.7.
De vervoerder heeft subsidiair aangevoerd dat de passagiers hooguit aanspraak kunnen maken op € 300,00 per persoon, nu zij met meer dan 3 uur maar minder dan 4 uur vertraging zijn aangekomen op de eindbestemming. De kantonrechter volgt dit verweer.
5.8.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom voor 50% worden toegewezen.
5.9.
De vervoerder betwist de wettelijke rente verschuldigd te zijn over de hoofdsom. Anders dan de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de passagier schade heeft geleden. Deze schade wordt zowel geleden door passagiers van geannuleerde vluchten als door passagiers van vertraagde vluchten, indien de tijd om hen naar hun bestemming te vervoeren langer duurt dan oorspronkelijk door de luchtvaartmaatschappij is vastgesteld (Sturgeon-arrest van het Hof van 19 november 2009 in de gevoegde zaken C402/07 en C-432/07). Zoals de vervoerder heeft aangevoerd, heeft het Hof in het Nelson-arrest van 23 oktober 2012 (C581/10) overwogen dat met een vertraagde vlucht gepaard gaand tijdverlies niet als “schade voortvloeiend uit vertraging” in de zin van artikel 19 van het Verdrag van Montreal kan worden aangemerkt en daarmee niet binnen de werkingssfeer van artikel 29 van dat Verdrag kan vallen. Dat laat echter onverlet dat sprake kan zijn van schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De compensatie betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW. Deze schade is gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop de passagier oorspronkelijk op de eindbestemming zou aankomen, te weten 29 maart 2019.
5.10.
Airhelp heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagier van € 900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 100,98
griffierecht € 499,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter