ECLI:NL:RBNHO:2022:4009

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
9025743
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en ontvankelijkheid in een geschil over compensatie bij vertraagde vlucht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Air France, over compensatie wegens vertraging van een vlucht. De passagier, vertegenwoordigd door Yource B.V., had een vervoersovereenkomst gesloten met Air France voor een vlucht van Sint-Maarten naar Amsterdam, die op 13 en 14 februari 2019 plaatsvond. Door een vertraging van de eerste vlucht miste de passagier zijn aansluitende vlucht en arriveerde hij meer dan vier uur later op zijn eindbestemming. De passagier verzocht compensatie van € 600,00, plus bijkomende kosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.

De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de naam op de boekingsbevestiging niet overeenkwam met de naam op de volmacht, waardoor niet kon worden vastgesteld of Yource bevoegd was om namens de passagier op te treden. De kantonrechter oordeelde dat de passagier niet-ontvankelijk was in zijn vordering, omdat de bevoegdheid van de gemachtigde niet kon worden vastgesteld. De proceskosten werden op de passagier verhaald, aangezien hij niet-ontvankelijk was verklaard.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de passagier niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek en dat hij de proceskosten moet betalen, die zijn begroot op € 124,00 aan salaris voor de gemachtigde, plus € 62,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9025743 \ CV FORM 21-1049
Uitspraakdatum: 30 maart 2022
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],wonende te [plaats] (Verenigd Koninkrijk)
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: dhr. T van Bokhoven (Yource B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Air France
gevestigd te Roissy CDG Cedex (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 11 februari 2021;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 20 augustus 2021;

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Juliana Airport (Sint-Maarten) via Charles de Gaulle Airport Parijs (Frankrijk) naar Amsterdam Schiphol Airport op 13 en 14 februari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagier heeft zijn aansluitende vlucht gemist. De passagier is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee hij ruim vier uur later op zijn eindbestemming is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 13 februari 2019;
- de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Daarnaast maakt de passagier aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop het Hof in het Rehder-arrest heeft bepaald dat Artikel 5 Brussel I bis (thans artikel 7 Brussel I bis) aldus moet worden uitgelegd dat in het geval van luchtvervoer van personen van een lidstaat naar een andere lidstaat op grond van een overeenkomst die is gesloten met één enkele luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert, naar keuze van eiser de rechter bevoegd is in het rechtsgebied van de plaats van vertrek van het vliegtuig of de plaats van aankomst van het vliegtuig. De passagier heeft onbetwist aangevoerd dat Amsterdam Schiphol Airport de aankomstbestemming van de vlucht is, zodat de Nederlandse rechter in beginsel bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de naam op de boekingsbevestiging ([eiser]) en de naam op de volmacht (Lambertus Bart Engelander) niet overeenkomen. De vervoerder betoogt dat, nu niet kan worden vastgesteld of Yource bevoegd is om namens de passagier op te treden, de passagier niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn vordering. De kantonrechter volgt dit verweer.
4.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze niet-ontvankelijk is in zijn vordering. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart de passagier niet-ontvankelijk in het verzoek;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde;
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open