ECLI:NL:RBNHO:2022:3990

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
8604824
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en stelplicht van de passagiers

In deze zaak heeft Airhelp Limited, gevestigd te Hong Kong, een vordering ingesteld tegen American Airlines, gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is ingesteld op 27 mei 2019, naar aanleiding van een vertraagde vlucht op 25 juni 2018, waarbij passagiers met meer dan 4 uur vertraging op hun eindbestemming aankwamen. De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een 'ground stop' op de luchthaven van Philadelphia door onweersbuien. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Airhelp voldoende bewijs heeft geleverd dat de passagiers hun vorderingsrecht aan Airhelp hebben overgedragen. De vervoerder heeft echter betoogd dat Airhelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan, maar de kantonrechter oordeelt dat de stelplicht is hersteld door aanvullende informatie van Airhelp. De vervoerder heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken. De kantonrechter heeft de vordering van Airhelp afgewezen en de proceskosten voor rekening van Airhelp gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8604824 \ CV EXPL 20-5501
Uitspraakdatum: 30 maart 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen: Airhelp
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
American Airlines
gevestigd te Wilmington, Verenigde Staten
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 27 mei 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft een incidentele conclusie genomen, strekkende tot zekerheidsstelling voor proceskosten op grond van artikel 224 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd.
1.2.
Bij vonnis in het incident van 6 januari 2021 heeft de kantonrechter Airhelp bevolen zekerheid te stellen ten behoeve van de vervoerder. Bij brief van 3 maart 2021 heeft de vervoerder medegedeeld dat Airhelp aan dit bevel heeft voldaan.
1.3.
Vervolgens heeft de vervoerder schriftelijk geantwoord in de hoofdzaak. Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport via Philadelphia International Airport (Verenigde Staten) naar Tampa International Airport (Verenigde Staten) op 25 juni 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De passagiers zijn met een vertraging van meer dan 4 uur aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert daartoe primair aan dat Airhelp niet ontvankelijk is in haar vordering. Subsidiair voert hij aan dat Airhelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Voorts voert de vervoerder aan dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het meest verstrekkende verweer van de vervoerder is dat Airhelp niet ontvankelijk verklaard moet worden in haar vordering, omdat hij niet kan verifiëren of de passagiers daadwerkelijk hun vermeende vorderingsrecht hebben overgedragen aan Airhelp. Airhelp heeft bij conclusie van repliek een kopie van de paspoorten van de passagiers overgelegd. Hier staat echter geen handtekening op, zodat de handtekeningen op de paspoorten niet vergeleken kunnen worden met de handtekeningen op de aktes van cessie. Als productie 2 bij conclusie van repliek heeft Airhelp zogenoemde ‘handtekening certificaten’ overgelegd. Hieruit blijkt dat de ingevulde en ondertekende ‘Assignment Forms’ afkomstig zijn van het e-mailadres van een van de passagiers en zijn verzonden vanuit de woonplaats van de passagiers. Airhelp heeft hiermee naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat de “Assignment Forms” door de passagiers digitaal zijn ondertekend. De kantonrechter gaat dan ook aan het niet-ontvankelijkheidsverweer voorbij.
5.3.
De vervoerder voert voorts aan dat Airhelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan, omdat zij onvoldoende concrete feiten gesteld heeft. Airhelp heeft bij repliek gesteld dat de passagiers zijn omgeboekt naar vlucht AA1208 en met 5 uur en 42 minuten vertraging op de eindbestemming zijn aangekomen. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagiers hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in zijn procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en hij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering. Dat verweer is niet afhankelijk van de precieze aankomsttijd op de eindbestemming/precieze duur van de vertraging. De vervoerder voert aan dat hij de passagiers niet heeft laten wachten op de vertraagde vlucht maar alternatief vervoer heeft geboden met KLM, en betwist dan ook dat de passagiers met 5 uur en 42 minuten vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming. De vervoerder heeft aangevoerd dat de passagiers hun eindbestemming met 4 uur en 9 minuten vertraging hebben bereikt. Niet in geschil is derhalve dat de passagiers met méér dan 4 uur vertraging zijn aangekomen op hun eindbestemming, zodat in beginsel recht op compensatie bestaat.
5.4.
De vervoerder voert aan dat de passagiers geen recht hebben op compensatie, omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatie Philadelphia–Amsterdam-Philadelphia (AA204/AA203). De luchthaven van Philadelphia had te kampen met onweersbuien waardoor de luchtverkeersleiding verschillende keren een “ground stop” heeft afgekondigd voor de luchthaven. Een “ground stop” wil zeggen dat er geen verkeer naar de luchthaven wordt toegelaten, aldus de vervoerder. Het toestel waarmee de onderhavige vlucht werd uitgevoerd zou op de direct voorafgaande vlucht volgens het schema op 24 juni 2018 om 18:55 uur lokale tijd (22:55 uur UTC) uit Philadelphia vertrekken en zou volgens het schema om 2:45 uur lokale tijd arriveren in Amsterdam. Het toestel kreeg van de luchtverkeersleiding 29 minuten later dan gepland toestemming om van de gate te vertrekken, echter het toestel kreeg, ondanks dat het gereed stond op de taxibaan (‘tarmac’), geen toestemming van de luchtverkeersleiding om op te stijgen (‘take-off clearance’). Om 23:49 uur UTC ontving de gezagvoerder van het toestel via het Aircraft Communications and Reporting System (ACARS) het bericht van het Integrated Operations Center van de vervoerder dat de luchthaven en daarmee het luchtruim voor het komende uur werd gesloten. Om 00:43 uur UTC ontving de gezagvoerder een tweede bericht via ACARS dat een ‘waypoint’ ten oosten van Philadelphia opnieuw werd gesloten, het toestel heeft al die tijd op de taxibaan stilgestaan, aldus nog steeds de vervoerder. De vervoerder voert aan dat het toestel om 22:34 uur lokale tijd (2:34 uur UTC op 25 juni 2018) is teruggekeerd naar de gate, omdat het toestel op grond van Amerikaanse wetgeving niet meer dan drie uur met passagiers aan boord mag stilstaan en het niet duidelijk was wanneer het toestel de take-off clearance zou krijgen. Uiteindelijk is het toestel nadat het toestemming kreeg van de luchtverkeersleiding om 23:37 uur lokale tijd (3:37 uur UTC op 25 juni 2018) uit Philadelphia vertrokken, waarna het met een vertraging van 4 uur en 58 minuten op Amsterdam-Schiphol is gearriveerd. Te Amsterdam is de vertrekprocedure voor de onderhavige vlucht zo spoedig mogelijk uitgevoerd.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder met overzichten uit het ACARS systeem voldoende heeft aangetoond dat het toestel lange tijd op de taxibaan heeft gestaan, omdat het vanwege de sluiting van de luchthaven geen toestemming kreeg van de luchtverkeersleiding om op te stijgen. Airhelp heeft dit niet betwist. De vervoerder heeft vervolgens aangevoerd dat het toestel, op grond van Amerikaanse wetgeving, op enig moment moest terugkeren naar de gate. Dat is evenmin door Airhelp betwist. Airhelp heeft bij conclusie van repliek gesteld dat de vervoerder geen enkel bewijsstuk afkomstig van de luchtverkeersleiding heeft overgelegd waaruit de instructies van de luchtverkeersleiding zouden blijken. Anders dan de passagiers, is de kantonrechter van oordeel dat uit het overgelegde rapport afkomstig van de luchtverkeersleiding (productie 4 bij de conclusie van antwoord) voldoende is gebleken dat de luchtverkeersleiding “ground stops” heeft afgekondigd voor de luchthaven van Philadelphia en dat de vervoerder met de overige overgelegde stukken (METAR-data, vluchtrapporten en overzichten uit het ACARS systeem) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het specifieke toestel waarmee de vlucht werd uitgevoerd vanwege de “ground stops” geen toestemming van de luchtverkeersleiding heeft gekregen om op te stijgen, zodat er sprake is van een buitengewone omstandigheid die doorwerkt op de onderhavige vlucht.
5.6.
Nu de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden dient de kantonrechter te beoordelen of de vervoerder in het onderhavige geval alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te beperken dan wel te voorkomen. Airhelp stelt dat de vervoerder onvoldoende ‘buffer’ in de overstaptijd heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de passagiers reeds op Schiphol zijn omgeboekt naar een alternatief reisschema. Van het missen van een aansluitende vlucht is dan ook geen sprake meer, zodat het irrelevant is of er wel of niet voldoende ‘buffer’ in het originele reisschema van de passagiers is ingeruimd.
5.7.
Airhelp stelt verder dat vervoerder heeft nagelaten om een vervangend toestel in te zetten. De vervoerder heeft hier het volgende tegen aangevoerd. Het inzetten van een ander toestel zou de vertraging hebben verlengd in plaats van bekort. Luchtvaartmaatschappijen hebben immers niet zomaar vliegtuigen over die de vervoerder zou kunnen huren en de vervoerder heeft zelf geen vliegtuigen te Amsterdam. Amsterdam is immers geen thuisbasis van de vervoerder. Van de vervoerder kan niet worden gevergd dat hij te Amsterdam een vliegtuig zou inhuren om de onderhavige vlucht uit te voeren. Dit zou onaanvaardbare offers vergen. De vervoerder zou dan immers twee lege vluchten moeten uitvoeren, aldus de vervoerder.
5.8.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te beperken. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.
5.10.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder
en veroordeelt Airhelp tot betaling van € 93,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter