ECLI:NL:RBNHO:2022:3980

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
8830347
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door no show van passagiers en buitengewone omstandigheden

In deze zaak heeft Flightright GmbH, een rechtspersoon naar buitenlands recht, een vordering ingesteld tegen KLM Cityhopper B.V. wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 5 oktober 2018 hadden twee passagiers een vervoersovereenkomst met KLM Cityhopper voor een vlucht van Bergen Airport naar Düsseldorf via Amsterdam Schiphol. De eerste vlucht was vertraagd door een no show van vijf passagiers, wat leidde tot een vertraging van meer dan drie uur voor de passagiers op hun eindbestemming.

Flightright vorderde compensatie van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. KLM Cityhopper betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de no show van de passagiers op de voorafgaande vlucht, wat leidde tot een gewijzigde CTOT (Calculated Take-Off Time). De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken en dat de buitengewone omstandigheden van invloed waren op de vlucht. De vordering van Flightright werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Flightright opgelegd.

De kantonrechter concludeerde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die buiten de controle van de luchtvaartmaatschappij lagen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om adequaat te reageren op no shows en de impact daarvan op aansluitende vluchten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8830347 \ CV EXPL 20-8784
Uitspraakdatum: 23 februari 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Flighright GmbH
wonende te Hamburg (Duitsland)
eiser
hierna te noemen: Flightright
gemachtigde: mr. H. Yildiz
tegen
de Besloten Vennootschap
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 5 oktober 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna: de passagiers) hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Bergen Airport (Noorwegen) via Amsterdam Schiphol Airport naar Dusseldorf Airport op 5 oktober 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
Het eerste deel van de vlucht is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben hun aansluitende vlucht gemist en zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht. De passagiers zijn met meer dan 3 uur vertraging aangekomen op hun eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben hun vermeende vorderingsrecht gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
De vervoerder voert aan dat de voorafgaande vlucht (KL1185) vertraagd is uitgevoerd als gevolg van een “no show” van vijf passagiers. De vervoerder was hierdoor genoodzaakt de bagage van de passagiers van boord te halen. De vervoerder voert aan dat hij aan de luchtverkeersleiding heeft doorgegeven dat vlucht KL1186 als gevolg van de vertraging op vlucht KL1185 met een vertraging van 10 minuten zou vertrekken. Het toestel heeft vervolgens een gewijzigde CTOT (“Calculated Take-Off Time”) opgelegd gekregen. Deze omstandigheden zijn aan te merken als “buitengewoon” in de zin van de Verordening, aldus de vervoerder.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Niet in geschil is dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat de vertraging van vlucht KL1186 is veroorzaakt door twee factoren. Voorafgaand aan vlucht KL1186 werd met hetzelfde toestel vlucht KL1185 uitgevoerd. Deze vluchten samengenomen maken de rotatie Amsterdam-Bergen-Amsterdam. Ter onderbouwing van de buitengewone omstandigheden verwijst de vervoerder naar het gate-rapport, waarin het vluchtnummer van de vlucht, de datum, de plaats van vertrek en de toestelregistratie staan vermeld. Het gate-rapport is naar het oordeel van de kantonrechter duidelijk te herleiden naar de vlucht in kwestie. Uit het door de vervoerder overgelegde gate-rapport volgt dat vlucht KL1185 geconfronteerd werd met een bagageverwijdering als gevolg van “no shows”. De kantonrechter overweegt dat indien één of meerdere “no-shows” ertoe leiden dat de ingecheckte bagage van boord moet worden gehaald, er sprake is van een vliegveiligheids- dan wel beveiligingsprobleem dat niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Er is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook sprake van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vraag die vervolgens voorligt is of de voornoemde buitengewone omstandigheid doorwerkt naar de vlucht in kwestie. Flightright stelt dat de omdraaitijd in Amsterdam tussen KL1185 en KL1186 te kort zou zijn. De kantonrechter overweegt dat voor zover de vervoerder geen, of althans onvoldoende, buffer heeft ingeruimd in de omdraaitijd, gesteld noch gebleken is dat het ontbreken van deze buffer heeft geleid tot het oplopen van de vertraging. Het is zelfs zo dat de vervoerder de vertraging heeft teruggebracht. In dit geval is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voldoende gebleken dat de vervoerder voldoende reservetijd had gepland tussen de twee vluchten. De kantonrechter is van oordeel dat de buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan tijdens de uitvoering van vlucht KL1185 doorwerkt naar de vlucht in kwestie.
5.5.
De vertraging op de voorgaande vlucht heeft ertoe geleid dat vlucht KL1186 niet tijdig kon vertrekken Relevant is bovendien dat er sprake was van restricties afkomstig van de luchtverkeersleiding waardoor er minder verkeer van- en naar Schiphol mocht vliegen. De verlate binnenkomst van het toestel met de voorgaande vlucht als gevolg van de no-show en de regulaties van de luchtverkeersleiding tezamen hebben ertoe geleid dat er een gewijzigde CTOT is opgelegd. De kantonrechter overweegt dat het intrekken van de oorspronkelijke slottijd en het toekennen van een latere slottijd is aan te merken als een besluit van de luchtverkeersleiding gericht aan het toestel waarmee de vlucht is uitgevoerd. De vervoerder is verplicht door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties op te volgen, hij kan daarop geen invloed uitoefenen. De vertraging van vlucht KL1186 is derhalve het gevolg van buitengewone omstandigheden.
5.6.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagier te voorkomen dan wel te beperken. Flightright stelt dat de vervoerder onvoldoende buffer in de overstaptijd van de passagiers heeft ingeruimd. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging. De kantonrechter acht in dit kader een reservetijd (of ‘buffer’) van ten minste 20 minuten bovenop de MCT (“Minimum Connecting Time”) noodzakelijk. In dit geval hebben de buitengewone omstandigheden tot een vertraging van 31 minuten geleid. De kantonrechter concludeert dat, ook al had de vervoerder voldoende reservetijd in acht genomen, de passagiers hun aansluitende vlucht(en) niet meer hadden kunnen halen.
5.7.
De vervoerder voert aan alles in het werk te hebben gesteld om de gevolgen van de buitengewone omstandigheden voor de passagiers zo beperkt mogelijk te houden. Zo betoogt hij de passagiers te hebben omgeboekt naar de eerst beschikbare vlucht met plaats. Dit is door Flightright niet betwist. Niet valt in te zien welke maatregelen de vervoerder nog meer had kunnen nemen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken. Flightright heeft in dit kader ook niets gesteld. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht. De vordering van Flightright zal dan ook worden afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder,
en veroordeelt de passagier tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
,te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter