ECLI:NL:RBNHO:2022:3938

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
9177150 \ CV EXPL 21-2818
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en aansprakelijkheid van de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door Yource B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Newark op 26 april 2019. De passagiers hebben hun vordering gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers arriveerden meer dan 12 uur later dan gepland op hun eindbestemming door een vertraging van hun aansluitende vlucht, veroorzaakt door een vertrekvertraging van 20 minuten van de eerste vlucht.

De vervoerder heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slotrestricties opgelegd door de luchtverkeersleiding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat, ongeacht of de gewijzigde slottijden als buitengewone omstandigheden kunnen worden aangemerkt, de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het risico op vertraging en dat de passagiers recht hebben op compensatie.

De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 2.400,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten voor de vervoerder vastgesteld. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers niet voldoende hebben aangetoond dat deze kosten zijn gemaakt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9177150 \ CV EXPL 21-2818
Uitspraakdatum: 26 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
3.
[eiser 3]
4.
[eiser 4]allen wonende te [plaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Yource B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Frankfurt (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.A. Pluijm (Russell Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 april 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Franz Josef Strauss Airport, München (Duitsland) naar Newark Liberty International Airport (Verenigde Staten) op 26 april 2019.
2.2.
Vlucht LH2311 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Franz Josef Strauss Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluitende vlucht naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten en zijn hiermee meer dan 12 uur later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.3.
Yource B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.400,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der incident tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 363,00, althans € 435,60, althans een in redelijke justitie door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming Newark Liberty International Airport, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat aan de vlucht slotrestricties waren opgelegd als gevolg waarvan de vlucht met een vertrekvertraging van 20 minuten is uitgevoerd. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de vervoerder naar het vluchtrapport van de vlucht. In het vluchtrapport staat als oorzaak van de vertraging code 82 vermeld, hetgeen staat voor: “
ATFM due to ATC STAFF/ EQUIPMENT EN-ROUTE, reduced capacity caused by industrial action or staff shortage equipment failure, military exercise or extraordinary demand due to capacity reduction in neighboring area”. Dat specifiek aan de onderhavige vlucht restricties waren opgelegd blijkt uit de
Slot Allocation Messageen de
Slot Revision Message, aldus de vervoerder. Uit de
Slot Allocation Messageen de
Slot Revision Messageblijkt dat het luchtverkeersbeheer om 03:20 uur UTC de oorspronkelijke slot van 05:20 uur UTC heeft ingetrokken en een nieuw slot van 05:43 uur UTC aan het toestel heeft toegekend. Vervolgens werd middels de
Slot Revision Messagevan 03:58 uur UTC de slot van 05:43 uur UTC ingetrokken en werd een slot van 05:38 uur UTC aan het toestel toegekend. Hierna werd nog eenmaal de slot gewijzigd en uiteindelijk is een slot van 05:51 uur UTC aan het toestel toegekend. ATFM slotrestricties dienen volgens de vervoerder aangemerkt te worden als een buitengewone omstandigheid. Het toestel kon door de afgegeven slotrestricties niet eerder vertrekken, omdat de instructies van de luchtverkeersleiding altijd moeten worden opgevolgd.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven of de gewijzigde slottijden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3 van de Verordening kunnen worden aangemerkt. Ook als de vertraging van de vlucht is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid is niet gebleken dat de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de buitengewone omstandigheid te kunnen ondervangen. De vervoerder moet in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van zulke omstandigheden. Daarom dient hij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden (zie ook het arrest van het Hof van 12 mei 2011 Eglitis/Latvijas C-294/10). De onderhavige vlucht is met een vertrekvertraging van 20 minuten uitgevoerd en met een aankomstvertraging van 21 minuten aangekomen op Franz Josef Strauss Airport. De vervoerder heeft tussen de twee aansluitende vluchten een overstaptijd van 50 minuten gehanteerd. De minimale overstaptijd op Fransz Josef Strauss Airport bedraagt, blijkens het reserveringssysteem “Amadeus”, 45 minuten, zodat de buffer vijf minuten bedroeg. De kantonrechter acht een buffer van minstens 20 minuten noodzakelijk, hetgeen de vervoerder niet in acht heeft genomen. De vertraging is in onderhavig geval veroorzaakt door gewijzigde slottijden. De vervoerder heeft toegelicht dat een slot een internationale term in de luchtvaart is voor de tijdsperiode waarbinnen een vliegtuig mag opstijgen of landen. Gesteld noch gebleken is dat de vervoerder binnen het slot en daarmee de tijdsperiode niet eerder kon vertrekken, zodat de passagiers met inachtneming van een redelijke buffer de aansluitende vlucht alsnog konden halen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken.
5.6.
Het voorgaande betekent dat ook indien op enig moment zou komen vast te staan dat sprake was van een buitengewone omstandigheid, de vervoerder gehouden is de passagiers te compenseren in verband met de vertraging van de vlucht.
5.7.
De vordering tot betaling van de hoofdsom zal, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.400,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.400,00 vanaf 26 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,83;
griffierecht € 240,00;
salaris gemachtigde € 374,00;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter