ECLI:NL:RBNHO:2022:3932

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
C/15/326813 / KG ZA 22-150
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering in kort geding inzake aanbesteding voor onderhoud bermen en watergangen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen KZ Aanneming & Groenvoorziening B.V. en de Gemeente Hollands Kroon, met betrekking tot een aanbesteding voor het onderhoud van bermen en watergangen. KZ vorderde dat de gemeente zou worden verboden om de opdracht aan een andere partij te gunnen, omdat zij meende dat de inschrijving van de concurrent, [verweerster], abnormaal laag was en niet aan de eisen voldeed. KZ stelde dat de inschrijving van [verweerster] manipulatief en irreëel was, en dat de gemeente haar verplichtingen niet correct had nageleefd bij de beoordeling van de inschrijvingen.

De rechtbank oordeelde dat KZ onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stellingen. De gemeente had een verificatiegesprek gevoerd met [verweerster] en had geen aanwijzingen gevonden dat de inschrijving niet kon worden waargemaakt. De rechtbank benadrukte dat het aan de aanbestedende dienst is om de inschrijvingen te beoordelen en dat KZ geen rechten kan ontlenen aan artikel 2.116 van de Aanbestedingswet, dat enkel ter bescherming van de aanbestedende dienst is bedoeld. De vordering van KZ werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak bevestigt de discretionaire bevoegdheid van de gemeente bij de beoordeling van inschrijvingen en onderstreept het belang van zorgvuldigheid in aanbestedingsprocedures. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een abnormaal lage of manipulatieve inschrijving en dat de gemeente haar verplichtingen correct was nagekomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/326813 / KG ZA 22-150
Vonnis in kort geding van 12 mei 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"KZ" AANNEMING & GROENVOORZIENING B.V.,
gevestigd te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst c.q. voeging,
advocaat mr. J.J.M. van Lint te Sassenheim,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HOLLANDS KROON,
zetelend te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst c.q. voeging,
advocaat mr. F.W. Horstman te Velsen-Zuid,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster].,
gevestigd te [plaats],
eiseres in het incident tot tussenkomst c.q. voeging,
verweerster in de hoofdzaak,
advocaten mr. J. Haest en mr. J.N. Zeelenberg te Den Haag.
Partijen zullen hierna KZ, de gemeente en [verweerster] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging van [verweerster]
  • akte overlegging producties I van de zijde van KZ
  • de conclusie van antwoord in incident en hoofdzaak van de zijde van de gemeente
  • producties van de zijde van [verweerster]
  • akte overlegging producties II (9 t/m 15) van de zijde van KZ
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van KZ
  • de pleitnota van de gemeente
  • de pleitnota van [verweerster].
1.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op 28 april 2022 zijn verschenen namens KZ de heer [betrokkene 1] (eigenaar/directeur), bijgestaan door mr. Van Lint voornoemd, namens de gemeente de heer [betrokkene 2] (inkoop adviseur), bijgestaan door mr. Horstman voornoemd en zijn kantoorgenoot mr. O.W.J. van Noort en namens [verweerster] de heer [betrokkene 3] (projectleider), bijgestaan door mr. Haest voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De gemeente heeft een openbare aanbestedingsprocedure gestart voor het bestek ‘Onderhoud bermen en watergangen 2022-2029’. De inschrijvingsleidraad houdt voor zover hier van belang het volgende in:
(…)
1.1
Algemene eisen en omschrijving opdracht
(…)
Vertrouwelijkheid informatie
Alle gegevens die tijdens deze aanbestedingsprocedure worden uitgewisseld en kenbaar zijn gemaakt zijn vertrouwelijk. Beide partijen respecteren dit en handelen hiernaar.
Als u hieronder ‘Ja’ aanvinkt, dan bent u akkoord met de procedure.
(…)
1.4.1
Gunningscriteria
Het gunningscriterium is de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding (BPKV). De BPKV wordt bepaalt aan de hand van de formule: relateer prijsscore aan laagste prijs; waarbij de prijs voor 40% en de kwaliteit voor 60% wordt bepaald. De inschrijver met de hoogste score krijgt de opdracht gegund. (…)
Beoordelingsteam
Het plan van aanpak wordt beoordeelt door een beoordelingsteam van 5 personen die uiteindelijk in onderling overleg gezamenlijk tot één cijfer komen. De leden zijn een beheerder groen, directievoerder, medewerker biodiversiteit, vertegenwoordiger LTO en vertegenwoordiger van natuurvereniging. Het beoordelingsteam wordt begeleid door leden van team Inkoop.
De beoordelaars beoordelen de inschrijvingen op kwaliteit zonder dat zij kennis hebben van de prijs. De scores op de gunningscriterium Plan van aanpak worden in consensus vastgesteld.
Gedurende de beoordeling kan het beoordelingsteam aan inschrijvers verduidelijking vragen over de inhoud van de offerte. (…) Wanneer de kwaliteitsaspecten zijn beoordeeld wordt de prijskluis geopend.
1.4.2
Doelstelling gunningscriterium
De gemeente (…) is voor de komende 8 jaar op zoek naar een partij die haar wegbermen, het ruwe gras binnen de kom, wegsloten en singels op dusdanige wijze beheert en onderhoudt, zodat er een goede balans ontstaat tussen de diverse belangen op gebied van agrarische bedrijfsvoering, biodiversiteit en verkeersveiligheid. De gemeente streeft daarbij naar een duurzame inzet van het materieel en duurzaam hergebruik van vrijkomend materiaal (gras, snoeiafval, e.d.). Daarnaast is de gemeente op zoek naar een partij die de belangen van agrariërs en natuurverenigingen op een juiste wijze interpreteert en eventuele klachten op een snelle en duidelijke wijze oplost, uiteraard binnen de scope van de diverse werkzaamheden.
We willen in het plan van aanpak zien hoe de inschrijver zijn visie op onderhoud en werkwijze ziet in de uitvoering van het raambestek op de volgende drie onderdelen:
Onderhoudsplan (…)
CO2-compensatieplan (…)
Plan communicatie en naleving contract (…)
(…)
Te behalen score
Ongeldig: De beschrijving van de bovengenoemde 3 onderdelen ontbreekt in het Plan van Aanpak.
0 puntenHet Plan van Aanpak voldoet niet aan de verwachtingen van de Gemeente. De inschrijving geeft de Gemeente onvoldoende informatie over de visie op onderhoud en werkwijze in de uitvoering van het raambestek.
10 puntenDe bovenstaande onderwerpen zijn volledig beschreven in het Plan van Aanpak en is in overeenstemming met de verwachtingen van Hollands Kroon en de informatie heeft betrekking op de uitvraag. De wijze van invulling is innoverend. Er is sprake van positief onderscheidend vermogen ten opzichte van overige Inschrijvers en toont hoogwaardige kwaliteit van de visie op onderhoud en werkwijze in de uitvoering van het raambestek.
2.2.
KZ heeft tijdig en volledig op dit bestek ingeschreven.
2.3.
Op 9 maart 2022 zijn de inschrijvingen geopend en beoordeeld door de gemeente.
2.4.
In een e-mail van 16 maart 2022 heeft de gemeente aan KZ bericht dat drie partijen hebben ingeschreven en dat [verweerster] voorlopig als beste inschrijving is beoordeeld. KZ is als de één na beste inschrijving beoordeeld.
2.5.
[verweerster] had ingeschreven voor een bedrag van € 1.300.000,-, KZ voor een bedrag van € 2.147.000,- en de derde inschrijver voor een bedrag van € 2.665.243,75.
2.6.
De gemeente heeft op 23 maart 2022 in een verificatiegesprek nadere vragen gesteld aan [verweerster] over de lage prijs waarmee zij heeft ingeschreven.
2.7.
In een brief van 24 maart 2022 heeft KZ haar bezwaren geuit tegen de voorgenomen gunning aan [verweerster], onder meer door de -volgens KZ- abnormaal lage inschrijving door [verweerster]. Naar aanleiding van de geuite bezwaren heeft de gemeente KZ uitgenodigd voor een gesprek. Dit gesprek heeft op 31 maart 2022 plaats gevonden.

3.In het incident tot tussenkomst dan wel voeging

3.1.
[verweerster] heeft gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen KZ en de gemeente dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van de gemeente. [verweerster] heeft aangevoerd dat haar belang bij tussenkomst vooral is gelegen in een eigen mogelijkheid om eventueel hoger beroep in te kunnen stellen tegen een beslissing die in haar nadeel uitvalt.
Ter zitting hebben KZ en de gemeente verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst.
[verweerster] is vervolgens toegelaten als tussenkomende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

4.Het verzoek ex artikel 22 Rv

4.1.
KZ heeft in een brief van 26 april 2022 benadrukt dat zij haar eigen inschrijfstaat en ingediende plannen heeft overgelegd maar dat de inschrijfstaat van [verweerster] en de door haar ingediende plannen niet zijn overgelegd. KZ heeft aangevoerd dat het volgens haar van belang is voor de beoordeling in de onderhavige procedure om die stukken mee te kunnen nemen in de beoordeling. KZ heeft de voorzieningenrechter verzocht gebruik te maken van zijn mogelijkheden op grond van artikel 22 Rv en de gemeente of [verweerster] op te dragen alsnog de betreffende stukken over te leggen.
Als andere mogelijkheid oppert KZ dat, als [verweerster] er een redelijk belang bij heeft dat haar inschrijfstaat en plannen niet ter kennis van KZ komen, een deskundige wordt aangewezen om kennis te nemen van de inschrijfstaat en plannen van [verweerster] en te rapporteren over de relevante aspecten, te weten:
  • is er sprake van een abnormaal lage inschrijving?
  • is er sprake van ‘vals spel’ bij de inschrijving dan wel van een manipulatieve of irreële inschrijving?
  • is er sprake van een onjuiste beoordeling van de kwaliteitsscore van de ingediende plannen, met name waar het gaat om irreële en/of onhaalbare doelstellingen in de door [verweerster] ingediende plannen?
KZ heeft gesteld dat alleen door beoordeling van de inschrijving en ingediende plannen van [verweerster] recht gedaan kan worden aan een effectieve rechtsbescherming en zij heeft aangevoerd dat de verdere mondelinge behandeling kan worden aangehouden in afwachting van de rapportage.
4.2.
[verweerster] heeft gesteld dat het verzoek van KZ in strijd is met de spelregels van deze aanbesteding, in het bijzonder met artikel 1.1.2 van de Inschrijvingsleidraad waarin is bepaald dat concurrentiegevoelige informatie niet zal worden gedeeld. Zij heeft benadrukt dat haar inschrijfstaat en plannen per definitie bedrijfsgevoelige informatie bevatten.
4.3.
De gemeente heeft eveneens geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek van KZ. Zij heeft er op gewezen dat het aan KZ is om voldoende aannemelijk te maken dat er sprake zou zijn van een abnormaal lage, irreële of manipulatieve inschrijving, maar dat KZ nog geen begin van bewijs van haar stellingen heeft overgelegd. Zij benadrukt dat in de Inschrijfleidraad ook is vermeld dat concurrentiegevoelige informatie geheim gehouden zal worden en dat de inschrijvers voor acceptatie van die procedure ook voor hebben getekend, zodat het de gemeente niet vrij staat die informatie te delen.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het verzoek van KZ om de gemeente of [verweerster] te veroordelen de inschrijfstaat en de daarbij ingediende plannen van [verweerster] ongelimiteerd in het geding te brengen niet toewijsbaar is. [verweerster] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar bedrijfsvertrouwelijkheidsbelang zich daartegen verzet en de gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij op basis van de inschrijfleidraad gehouden is tot vertrouwelijkheid. Voorts staat voldoende vast dat KZ onder diezelfde conditie dat de vertrouwelijkheid van concurrentiegevoelige informatie zal worden gerespecteerd heeft ingeschreven. Dit maakt dat zij ook niet kan verlangen dat die vertrouwelijkheid ten opzichte van [verweerster] met voeten getreden wordt.
4.5.
Ook het verzoek van KZ om de stukken alleen ter inzage aan de voorzieningenrechter en aan een deskundige ter beoordeling en inzage te verstrekken kan niet worden toegewezen. Voor het laten beoordelen van een inschrijfstaat met de daarbij ingediende plannen van een inschrijver door een deskundige bestaat in kort geding alleen aanleiding als er voldoende aanwijzingen zijn dat een goede rechtsbedeling zonder inzet van deze faciliteit niet is gewaarborgd. Zoals hierna zal worden uiteengezet doet deze omstandigheid zich hier niet voor.

5.Het geschil

De vordering van KZ

5.1.
KZ vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad (primair) de gemeente zal verbieden om de werken/diensten betreffende bestek ‘Onderhoud bermen en watergangen 2022-2029’ aan een ander dan KZ te gunnen, op straffe van een dwangsom, althans (subsidiair) een zodanige beslissing zal nemen als hem in goede justitie vermeent te behoren, een en ander met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding, te vermeerderen met nakosten en rente.
5.2.
KZ stelt dat de inschrijving van [verweerster] is gedaan voor een irreëel lage prijs en daarom ongeldig verklaard had moeten worden. Zij doet een beroep op artikel 2.116 Aw. Zij onderkent dat de aanbestedende dienst een discretionaire bevoegdheid heeft maar is van opvatting dat de procedure zoals verder beschreven in dat artikel wel zorgvuldig doorlopen moet zijn. Zij verklaart dat zijzelf de betreffende werkzaamheden heeft uitgevoerd in de periode 2018 tot en met 2021, het werk daardoor goed kent en op grond van die kennis stellig kan zijn in haar oordeel dat het onmogelijk is om de werkzaamheden uit te voeren voor de door [verweerster] gehanteerde inschrijfprijs. Daarbij voert zij aan dat zij [verweerster] al ongeveer 30 jaar kent en vóór 2015 enige jaren met haar heeft samengewerkt, waardoor zij weet hoe [verweerster] te werk gaat, hetgeen niet veel anders is dan hoe zij zelf werkt. Zij stelt dat het dus niet anders kan dan dat [verweerster] zeer ver onder de kostprijs heeft ingeschreven. Zij heeft geopperd dat Van Bodekom wellicht bewust één van de wijzen van maaien te laag beprijsd heeft om vervolgens in de uitvoering te sturen op keuze voor ruim gebruik van de andere wijze van maaien.
Zij wijst er op dat in de inschrijfleidraad is vermeld dat de betrokken partijen elkaar eerlijk moeten informeren over alle aspecten en dat zij sterk het vermoeden heeft dat [verweerster] slechts symbolische, extreem lage en irreële eenheidsbedragen heeft genoemd en daarmee in strijd heeft gehandeld met de inschrijfleidraad. Ter onderbouwing van haar stelling wijst zij op een door haar overgelegde publicatie uit het vakblad ‘Stad en Groen’ uit april 2018, in welk artikel op de laatste pagina een tabel is opgenomen van de kosten van bermbeheer. Tot slot benadrukt zij dat, afhankelijk van de wijze van maaien, het maai- en snoeiafval afgevoerd moet worden, dat dit altijd geld kost en dat de branche een kleine wereld is waarin iedereen elkaar wel kent en van elkaar weet met wat voor machines er gewerkt wordt en waarin eventuele innovaties van machines al snel worden overgenomen door andere spelers op de markt zodat daarmee geen echt voordeel te behalen valt.
5.3.
De gemeente voert verweer. Zij voert onder meer aan dat een aanbestedende dienst een ruime discretionaire bevoegdheid heeft bij de beoordeling van de inschrijvingen, ook bij de beoordeling of sprake is van een abnormale inschrijving. Zij wijst er op dat artikel 2.116 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw), dat hierop betrekking heeft, uitsluitend is geschreven ter bescherming van de belangen van de aanbestedende dienst en van de inschrijver die mogelijk een abnormaal lage inschrijving heeft gedaan, maar dat andere inschrijvers, zoals in dit geval KZ, geen rechten kunnen ontlenen aan dit artikel en zich niet met een beroep op dit artikel kunnen verzetten tegen een (voorgenomen) gunning. Zij verklaart dat zij een verificatiegesprek heeft gehouden met [verweerster] en dat [verweerster] op de gestelde vragen plausibele antwoorden heeft gegeven die haar het vertrouwen hebben gegeven dat [verweerster] de werkzaamheden voor de opgegeven prijs kan uitvoeren.
Het standpunt van [verweerster]
5.4.
[verweerster] sluit zich aan bij het verweer van de gemeente en voert daarnaast onder meer aan dat KZ niet verder komt dan het uiten van vermoedens, die op geen enkele wijze zijn onderbouwd. Zij wijst er in dat verband op dat KZ wel producties heeft overgelegd maar dat zij niet heeft toegelicht wat het belang van deze producties is. Zij benadrukt dat een fors prijsverschil tussen de inschrijvingen op zichzelf geen grond vormt om de betreffende inschrijving terzijde te leggen. Verder voert zij aan dat de gemeente op basis van het met haar, [verweerster], gevoerde verificatiegesprek heeft geoordeeld dat de prijzen per eenheid en de inschrijfsom van [verweerster] voldoen aan de daaraan te stellen eisen en dat [verweerster] daarbij haar volledige open begroting aan de gemeente heeft moeten overleggen.
5.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

6.1.
KZ heeft haar vordering gebaseerd op de stellingen dat (i) [verweerster] heeft ingeschreven met een abnormaal lage prijs en (ii) [verweerster] zich schuldig heeft gemaakt aan ‘vals spel’ door een irreële of manipulatieve inschrijving te doen.
6.2.
KZ baseert haar vordering onder meer op artikel 2.116 Aw. Vooropgesteld wordt dat uit het bepaalde in artikel 2.116 Aw volgt dat de gemeente als aanbestedende dienst niet verplicht is om een abnormaal lage inschrijving ter zijde te leggen. Het gaat hier om een discretionaire bevoegdheid van de gemeente en daarom kan over (dreigende) acceptatie van een abnormaal lage inschrijving door de andere inschrijvers niet worden geklaagd. Er bestaat geen aanbestedingsrechtelijke norm die inschrijvers verbiedt om onder de kostprijs in te schrijven. Over het feit dat de inschrijving van [verweerster] niet ongeldig is verklaard kan door KZ dan ook niet op die grond worden geklaagd.
6.3.
Dat zou anders kunnen zijn als de klacht wordt gegrond op de stelling dat de inschrijving zo laag is dat deze irreëel of manipulatief moet worden geacht.
Van een irreële inschrijving is sprake als op voorhand vast staat of als uit onderzoek blijkt dat de inschrijver haar inschrijving niet waar zal (kunnen) maken. Het gaat dan om een inschrijving waarvan moet worden aangenomen dat bij gestanddoening wordt gespeculeerd op mogelijkheden om in een fait accompli positie als uitvoerder van de gegunde opdracht te beknibbelen op kosten of te zoeken naar besparingen.
Van een manipulatieve inschrijving is sprake als de inschrijving is gedaan met de bedoeling om de opdracht met misbruik van de inschrijvingssystematiek naar zich toe te trekken via een resultaat dat door de aanbesteder kennelijk niet is beoogd.
In beide gevallen is sprake van inschrijvingen waarmee wordt beoogd een eerlijk verloop van het aanbestedingsproces te verstoren of te ondermijnen. De elementaire beginselen van aanbestedingsrecht brengen mee dat de andere deelnemers aan dat proces tegen zulke inschrijvingen moeten kunnen opkomen, in de (uitzonderlijke) gevallen waarin de aanbestedende dienst dat zelf niet of in onvoldoende mate doet.
6.4.
Het is in de eerste plaats aan de aanbestedende dienst om in deze gevallen de inschrijving nader te onderzoeken. Daarbij geldt dat de aanbestedende dienst zich kan richten naar de in artikel 2:116 lid 2 Aw vermelde aandachtspunten.
De gemeente heeft dat onderzoek in dit geval ook uitgevoerd. De gemeente heeft vastgesteld dat er sprake is van een behoorlijk verschil in de prijs van [verweerster] en de overige inschrijvers en is uit zorgvuldigheidsoverwegingen het verificatiegesprek aangegaan met [verweerster]. De gemeente heeft benadrukt dat uit dat gesprek niet naar voren is gekomen dat [verweerster] haar inschrijving niet waar kan maken of dat zij per abuis met onjuiste prijzen heeft ingeschreven en dat zij er dan ook van moet uitgaan dat [verweerster] haar inschrijving gaat waarmaken en dat er geen sprake is van een irreële inschrijving.
6.5.
De gemeente heeft verder aangevoerd dat haar tijdens het gesprek ook niet is gebleken dat sprake is van een manipulatieve inschrijving noch dat er aan de inschrijving van [verweerster] verborgen risico’s zouden kleven. De gemeente heeft gesteld dat zij op basis van de inschrijvingsdocumenten van [verweerster] en het verificatiegesprek het vertrouwen heeft dat [verweerster] haar inschrijving kan waarmaken. Zij heeft op de geopperde mogelijkheid van manipulatief gebruik van een differentiatie in de beprijzing van het maaien tweeledig gereageerd. Zij heeft erop gewezen dat [verweerster] op beide wijzen van maaien laag heeft ingeschreven en ze heeft erop gewezen dat de keuze voor de in aanmerking komende wijze van maaien ecologisch is bepaald. (De voorzieningenrechter begrijpt dat dit laatste strekt ten betoge dat er in de uitvoering voor de inschrijver geen ruimte is om op de keuze voor een bepaalde maaimethode te sturen.)
6.6.
Zoals hiervoor in randnummer 4.5 is aangegeven kan zich de situatie voordoen dat, om onrecht te voorkomen, bedrijfsvertrouwelijke gegevens met behoud van die vertrouwelijkheid in rechte aan een nader onderzoek moeten worden onderworpen.
Die mogelijkheid moet echter worden beperkt tot gevallen waarin de klagende inschrijver tot de grenzen van haar mogelijkheden is gegaan om mogelijke onzorgvuldigheden of onregelmatigheden in de beoordeling aannemelijk te maken en/of het geval dat de aangevoerde argumenten of het overgelegde bewijs duidelijke aanwijzingen bevatten voor zulke onzorgvuldigheden of onregelmatigheden.
6.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de gemeente en [verweerster] terecht betoogd dat van een situatie als hiervoor bedoeld in het onderhavige geval geen sprake is. De gemeente heeft een verificatiegesprek gevoerd met [verweerster] en daarin vragen gesteld over de eenheidsprijzen per bestekpost, in het bijzonder wat betreft de posten waarbij er sprake was van (grote) afwijkingen in verhouding tot de andere inschrijvers of in verhouding tot de eenheidsprijzen waarvoor [verweerster] in het verleden heeft ingeschreven. De gemeente heeft benadrukt dat zij [verweerster] bij iedere eenheidsprijs heeft verzocht om een toelichting te geven in hoeverre deze prijs kostendekkend was en daarbij ook heeft doorgevraagd in hoeverre er mogelijk verborgen kosten of risico’s waren voor haar in de wijze waarop er door [verweerster] qua prijs was ingeschreven. Zij stelt dat [verweerster] op de gestelde vragen plausibele antwoorden heeft gegeven waaruit duidelijk naar voren kwam dat de gehanteerde eenheidsprijzen voor [verweerster] maakbaar zijn.
De gemeente heeft verklaard dat zij onder meer heeft vastgesteld dat:
  • [verweerster] geen fouten heeft gemaakt bij het invullen van de prijzen,
  • er geen verborgen risico’s verbonden zijn aan de inschrijving van [verweerster],
  • [verweerster] beschikt over moderne machines die inventief kunnen maaien, waardoor er sprake is van een aanzienlijke efficiëntie in de uitvoering van de opdracht,
  • [verweerster] uitvoering van de opdrachten kan combineren met opdrachten van andere opdrachtgevers in hetzelfde werkgebied, waardoor de opdrachten efficiënt en met aanzienlijke capaciteitsvoordelen kunnen worden uitgevoerd,
  • [verweerster] zelf beschikt over het benodigde materiaal en de (deel)opdrachten zelf uitvoert, waardoor zij niet afhankelijk is van gehanteerde prijzen voor materiaal en diensten van derden (met de daarbij behorende prijsopslag),
  • [verweerster] zelf de benodigde deskundigheid in huis heeft waardoor gevergde kennis niet hoeft te worden ingehuurd (met de daarbij behorende prijsopslag),
  • [verweerster] samenwerkt met partners in de keten van afvalverwerking om restafval te verwerken, hetgeen een kosten drukkend effect heeft op de prijs,
  • [verweerster] een innovatieve wijze gebruikt om restafval te verwerken.
6.8.
Omdat in de onderhavige aangelegenheid als uitgangspunt moet gelden dat een aanbestedende dienst zowel de drijfveer als het vermogen heeft om haar eigen belang bij het voorkomen van irreële of manipulatieve inschrijvingen effectief te onderzoeken, brengt dat mee dat – bij het ontbreken van aanwijzingen voor het tegendeel - erop moet worden vertrouwd dat deze vaststelling door de gemeente deugdelijk is.
Het had op de weg van KZ gelegen om in ieder geval tot op zekere hoogte aannemelijk te maken dat de inschrijving van [verweerster] niet reëel kan zijn, maar in de stellingen van KZ en de door haar daarbij overgelegde stukken is niets te vinden dat daarop duidt. KZ blijft in algemeenheden steken. Zo voert KZ aan dat beide bedrijven dezelfde werkwijze, machines enz. hebben, maar desgevraagd blijkt haar kennis van de bedrijfsvoering van [verweerster] overwegend te zijn ontleend aan een samenwerking die in 2015 is geëindigd. Dit betekent dat [verweerster] nadien nog vele jaren heeft gehad om concurrentievoordelen te ontwikkelen op de diverse componenten van het werk, die een verklarende factor voor haar lage inschrijfprijs zouden kunnen vormen. [verweerster] heeft wat dat betreft ter zitting ook een voorbeeld genoemd dat aansluit bij de hiervoor vermelde opsomming, te weten de verwerking van grasafval tot platen die in de bouw gebruikt kunnen worden.
6.9.
KZ miskent verder dat het prijsverschil tussen haar inschrijving en de inschrijving van [verweerster] voor een deel wordt verklaard doordat haar inschrijving beter scoort op kwaliteit. KZ heeft ook geen onderbouwing overgelegd van haar stelling dat van een kostendekkende uitvoering van de opdracht bij deze inschrijfsom door [verweerster] nimmer sprake kan zijn. Een publicatie uit 2018 in een vakblad met daarin een tabel van de op dat moment gangbare prijzen is daarvoor volstrekt onvoldoende. Het enkele feit dat sprake is van een aanzienlijk verschil tussen beide inschrijfsommen kan ook niet als onderbouwing dienen. KZ heeft daarnaast nog andere aanvullende producties overgelegd maar zij heeft deze, ook tijdens de zitting, niet van een nadere toelichting voorzien, zodat onduidelijk is wat KZ met het inbrengen van deze producties precies onder de aandacht heeft willen brengen.
6.10.
Uit hetgeen hierboven is overwogen en beslist volgt dat de vorderingen van KZ worden afgewezen.
6.11.
KZ wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure tot op heden begroot op:
aan de zijde van de gemeente:
vastrecht € 676,-
salaris advocaat
€ 1.016,-
Totaal € 1.692,-
en aan de zijde van [verweerster]:
vastrecht € 676,-
salaris advocaat
€ 1.016,-
Totaal € 1.692,-
6.12.
De door de gemeente gevorderde wettelijke rente over de kosten is toewijsbaar.
6.13.
De door de gemeente gevorderde vergoeding voor nakosten, alsmede de over die kosten gevorderde wettelijke rente zijn eveneens toewijsbaar, voor zover de nakosten op dit moment al kunnen worden begroot.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in de tussenkomst
7.1.
laat [verweerster] toe als tussenkomende partij;
in de hoofdzaak
7.2.
wijst het gevorderde af;
7.3.
veroordeelt KZ tot betaling aan de gemeente van een bedrag van € 1.692,- ter zake van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling;
7.4.
veroordeelt KZ tot betaling aan [verweerster] van een bedrag van € 1.692,- ter zake van de proceskosten;
7.5.
verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
veroordeelt KZ in de na dit vonnis aan de zijde van de gemeente ontstane kosten, begroot op:
- € 163,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 85,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en KZ niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier C. Vis-van Zanden op 12 mei 2022. [1]

Voetnoten

1.type: 1155