ECLI:NL:RBNHO:2022:3924

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
7929095 \ CV EXPL 19-10564
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de beoordeling van buitengewone omstandigheden door de vervoerder

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht op 20 juli 2017. De passagiers sub 1 en 2 hadden een vervoersovereenkomst voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Pleso Airport via Frankfurt, terwijl passagiers sub 3 tot en met 8 een overeenkomst hadden voor een vlucht naar Domodedovo Airport. Door een vertraging van de vlucht LH987 arriveerden de passagiers respectievelijk 7 uur en 17 minuten en 21 uur en 11 minuten later dan gepland op hun eindbestemming. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie voorschrijft bij langdurige vertragingen.

De vervoerder betwistte de vordering en deed een beroep op buitengewone omstandigheden, stellende dat de vertraging het gevolg was van ATC-slotrestricties. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging waren aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden was tot compensatie. De kantonrechter verwierp het beroep op buitengewone omstandigheden, omdat de vervoerder niet had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen.

De vordering van de passagiers werd toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.402,15, vermeerderd met rente en proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 april 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7929095 \ CV EXPL 19-10564
Uitspraakdatum: 26 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[betrokkene 1]

2.
[betrokkene 2]beiden wonende te [plaats 4]
3.
[betrokkene 3]
4.
[betrokkene 4]beiden wonende te [plaats 3]
5.
[betrokkene 5]
6.
[betrokkene 6]beiden wonende te [plaats 2]
7.
[betrokkene 7]
8.
[betrokkene 8]
beiden wonende te [plaats 1]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma (de Groot Douma Vosmeijer & Frantzen advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 26 maart 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Passagiers sub 1 en sub 2 hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Pleso Airport (Kroatië) op 20 juli 2017.
2.2.
Passagiers sub 3 tot en met 8 hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt International Airport (Duitsland) naar Domodedovo Airport (Rusland) op 20 juli 2017.
2.3.
Vlucht LH987 van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt International Airport (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd als gevolg waarvan de passagiers hun aansluitende vluchten naar de eindbestemming hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar alternatieve vluchten. Passagiers sub 1 en sub 2 zijn hierdoor zeven uur en 17 minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming. Passagiers sub 3 tot en met sub 8 zijn hierdoor 21 uur en 11 minuten later dan oorspronkelijk gepland aangekomen op de overeengekomen eindbestemming.
2.4.
EUclaim B.V. heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.900,00, met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juli 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 502,15 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur dan oorspronkelijk gepland zijn aangekomen op de overeengekomen eindbestemming, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de vervoerder in het voorkomende geval aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – en dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht hebben geleid.
5.3.
De vraag die voorligt is of de vervoerder met de overgelegde producties en zijn toelichting daarop, voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden die hij niet had kunnen vermijden.
5.4.
De vervoerder heeft in dit verband aangevoerd dat onderhavige vlucht onderdeel was van de rotatievlucht Frankfurt-Amsterdam-Frankfurt (vluchten LH986 en LH987). Voorgenoemde vluchten hebben vertraging opgelopen als gevolg van, onder meer, ATC-slotrestricties, aldus de vervoerder. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de vervoerder de vluchtrapporten van vluchten LH986 en LH987 overgelegd, alsmede de ‘slot history’ van vluchten LH986 en LH987 (productie 2 tot en met 5 bij conclusie van antwoord). De vervoerder heeft hierbij aangevoerd dat uit de ‘slot history’ van vlucht LH986 blijkt dat de luchtverkeersleiding om 04:20 uur UTC, reeds twee uur vóór de schemavertrektijd, de slot van 06:20 UTC introk en deze verving door de slot van 07:14 uur UTC. De slot werd hierna meerdere malen gewijzigd. Om 04:56 uur UTC kende de luchtverkeersleiding een slot van 07:02 uur UTC aan de vlucht toe wegens vertragingscode 81 (door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen) als gevolg waarvan de vlucht met een vertrekvertraging van 23 minuten is uitgevoerd. Voorts heeft de vervoerder aangevoerd dat sprake is geweest van samenloop tussen enerzijds de door de luchtverkeersleiding ingetrokken ‘slot’ en anderzijds door de vertragingscodes 93 en 63. Dit wordt door de passagiers betwist. De passagiers hebben daartoe aangevoerd dat een vertraging wegens vertragingscodes 96 en 63F geen buitengewone omstandigheden kunnen opleveren, althans niet kunnen doorwerken als buitengewone omstandigheden op de vlucht in kwestie. Voorts hebben de passagiers aangevoerd dat een vertraging van 20 minuten wegens vertragingscode 96 is ontstaan als gevolg van een operationele keuze. Bovendien betwisten de passagiers de stelling van de vervoerder dat de vlucht sowieso een vertraging van 23 minuten had opgelopen vanwege de slotrestricties, ongeacht de andere vertragingsredenen. Hierbij hebben de passagiers aangegeven dat wanneer een toestel klaar is om te vertrekken, de piloot dan een zogeheten ‘Ready Message’ afgeeft. Met een ‘Ready Message’ maakt de piloot kenbaar dat het toestel klaar staat om te vertrekken. Een ‘Ready Message’ mag alleen worden verstuurd als het toestel ook direct in staat is om van de blokken af te gaan. Dat is volgens de passagiers niet het geval geweest. De vervoerder heeft dan ook nooit een “Ready Message” mogen versturen. Voorts hebben de passagiers aangevoerd dat de vervoerder heeft gewacht op het slot dat was opgelegd, omdat de vervoerder niet klaar was voor eerder vertrek. De verschillende redenen waardoor de vlucht is vertraagd (codes 96, 93 en 63F), zijn daarom weldegelijk van belang om mee te wegen. Zonder deze vertragingsredenen was het aannemelijk geweest dat de vlucht LH986 eerder had mogen vertrekken, aldus nog steeds de passagiers.
5.5.
De vervoerder heeft de stellingen van de passagiers onvoldoende gemotiveerd weersproken. De stelling van de vervoerder dat indien van de vertragingscodes 93 en 63 geen sprake zou zijn geweest, de vlucht nog steeds gebruik zou hebben gemaakt van de gewijzigde “slot” van 07:02 uur UTC en dat de vertragingsoorzaken 93 en 63 reeds achter de rug waren is daartoe onvoldoende. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om voornoemde stellingen van de passagiers gemotiveerd te weerspreken, nu hij een beroep doet op buitengewone omstandigheden. Derhalve heeft de vervoerder onvoldoende aangetoond dat de vertraging die is ontstaan op vlucht LH986 veroorzaakt is door buitengewone omstandigheden.
5.6.
Nu de vervoerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat vlucht LH986 is vertraagd wegens buitengewone omstandigheden, kan het gedeelte van de vertraging van de vlucht in kwestie dat ziet op het met vertraging binnenkomen van de voorafgaande vlucht, code 93, evenmin worden aangemerkt als een vertraging als gevolg van buitengewone omstandigheden. Naast vertragingscode 93 wordt in het vluchtrapport van onderhavige vlucht vertragingscode 84 genoemd als gevolg waarvan de vlucht met een vertrekvertraging van 23 minuten is uitgevoerd. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat uit de “slot history” van de vlucht in kwestie blijkt dat de luchtverkeersleiding om 06:20 uur UTC, reeds twee uur vóór de geplande vertrektijd, de slot van 08:20 uur UTC introk en deze verving door de slot van 08:39 uur UTC. De slot werd meerdere malen gewijzigd. Om 09:20 uur UTC heeft de luchtverkeersleiding een slot van 09:36 uur UTC aan het toestel toegekend wegens vertragingscode 84. De vlucht in kwestie heeft van dit slot gebruik gemaakt. De passagiers betwisten het voornoemde en stellen zich op het standpunt dat het verzoek van de vervoerder is geweest om later te vertrekken, waardoor er vervolgens een nieuw slot is afgegeven door de luchtverkeersleiding. Indien de vervoerder gebruik had gemaakt van de slot van 08:34 uur UTC dan hadden de passagiers geen langdurige vertraging ondervonden. Nu de vertraging op de voorafgaande vlucht niet is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid, is het wijzigen van de EOBT (Estimated Off Block Time, oftewel de tijd waarop het toestel klaar staat), als gevolg van de verlate binnenkomst van de voorafgaande vlucht, dat ook niet, aldus de passagiers.
5.7.
De vervoerder betwist dat hij de EOBT heeft aangepast. Hierbij heeft de vervoerder aangevoerd dat de voorafgaande vlucht, vlucht LH986, op grond van de door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen vertraagd is uitgevoerd en een aankomstvertraging van 54 minuten had in Amsterdam. Dan kan het niet anders dat het 50 minuten (de schema rotatietijd) duurt voordat de vlucht in kwestie uit Amsterdam kan vertrekken, aldus de vervoerder. Volgens de vervoerder levert dit een ‘slot’ van, in dit geval, 09:36 uur UTC op. Hierbij verwijst de vervoerder naar de ‘slot history’ van de vlucht in kwestie. Volgens de vervoerder stellen de passagiers bovendien ten onrechte dat de luchtverkeersleiding om 08:20 uur UTC toestemming heeft gegeven om vanuit Amsterdam te verstrekken. Om 08:20 uur UTC was de voorafgaande vlucht nog niet eens in Amsterdam, aldus nog steeds de vervoerder.
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan de vertraging wegens vertragingscode 84 geen buitengewone omstandigheid opleveren nu de vervoerder zelf heeft aangegeven dat de vlucht in kwestie niet op tijd klaar stond voor vertrek. Het is hierdoor aannemelijk dat de vervoerder zelf om een nieuw EOBT (vertrektijd) heeft verzocht, waarna de luchtverkeersleiding een nieuw slot heeft afgegeven. Door de vervoerder zijn geen slotberichten van Eurocontrol overgelegd waardoor niet kan worden vastgesteld dat gewijzigde slottijden alleen het gevolg zijn geweest wegens vertragingscode 84. Het had op de weg van de vervoerder gelegen om de slotberichten van Eurocontrol te overleggen nu hij een beroep doet op buitengewone omstandigheden. De vervoerder kan dan ook geen geslaagd beroep doen op buitengewone omstandigheden, zodat dit beroep van de vervoerder wordt verworpen. Derhalve komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of de vervoerder voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagiers tot betaling van compensatie wegens vertraging van de vlucht zal dan ook worden toegewezen.
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de toegewezen hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het subsidiair gevorderde, te weten € 502,15 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is ook toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat de passagiers in elk geval vanaf die datum daarop aanspraak kan maken en gesteld noch gebleken is dat dit ook al vanaf een eerdere datum kon.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 3.402,15 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.900,00 vanaf 20 juli 2017 en over € 502,15 vanaf 26 maart 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 436,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter