ECLI:NL:RBNHO:2022:3923

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
C/15/327020 / HA RK 22/70
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in kort geding; niet-ontvankelijkheid van het verzoek

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. A.E. Merkus, de rechter in een kort geding. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. [naam 1], hebben op 11 april 2022 verzocht om wraking, omdat zij meenden dat de rechter vooringenomen was. Dit verzoek werd echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend, namelijk een week na de zitting van 4 april 2022. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekers niet tijdig hadden gereageerd op hun bezwaren en dat zij de mogelijkheid hadden om tijdens de zitting om verduidelijking te vragen.

Ten overvloede heeft de wrakingskamer het verzoek inhoudelijk beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren. De wrakingskamer stelde vast dat de gedragingen van de rechter, zoals het voorstellen om op Google naar zoekresultaten te kijken en het bedanken van de wederpartij, geen aanwijzingen voor vooringenomenheid opleverden. De rechter had zich gehouden aan de gebruikelijke procedures voor hybride zittingen en er was geen sprake van schijn van partijdigheid. De wrakingskamer besloot dat de feiten en omstandigheden die door verzoekers waren aangevoerd, noch afzonderlijk noch in hun samenhang, een grond voor wraking vormden. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen en de procedure in de hoofdzaak voortgezet.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/327020 / HA RK 22/70
Beslissing van 4 mei 2022op het verzoek tot wraking ingediend door:
mr. [naam 1]
advocaat te Paterswolde namens:
[verzoeker 1],
[verzoeker 2] en
[verzoeker 3],
hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. A.E. Merkus,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekers hebben bij brief van 11 april 2022 de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, team Handel, Kanton en Bewind, locatie Alkmaar, aanhangige zaak met als zaaknummer: C/15/325951 KG ZA 22-103, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld op de zitting van de wrakingskamer van 28 april 2022. Verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, mr. [naam 1] en de rechter zijn verschenen. Namens de wederpartij in de hoofdzaak is verschenen mr. [naam 2].
1.4
Na afloop van de mondelinge behandeling van het verzoek heeft de wrakingskamer na beraad de datum van de uitspraak bepaald op 4 mei 2022.

2.Inleiding

2.1
De hoofdzaak betreft een kort geding waarbij de rechter als voorzieningenrechter is opgetreden. Verzoekers waren de gedaagde partij. Op 4 april 2022 heeft de mondelinge behandeling van de vordering in kort geding plaatsgevonden. Dat was een zogenaamde hybride zitting. Enige dagen voor de zitting was een verzoek daartoe gedaan door de wederpartij van verzoekers. Dat is ook kenbaar gemaakt aan de advocaat van verzoekers. De wederpartij was tijdens de zitting aanwezig via een zogenaamde telehoor-verbinding (via een directe beeld- en geluidsverbinding). Verzoekers, hun advocaat, de advocaat van de wederpartij, de rechter en de griffier waren allen in de zittingzaal aanwezig. De wederpartij was hoor- en zichtbaar voor de aanwezigen in de zittingszaal en omgekeerd waren de aanwezigen in de zittingszaal hoor- en zichtbaar voor de wederpartij.
2.2
Na afloop van de zitting heeft de rechter de datum van het vonnis bepaald op 18 april 2022.

3.Standpunten

3.1
Verzoekers hebben ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – aangevoerd dat naar aanleiding van gedragingen en uitingen van de gewraakte rechter op de zitting bij hen de indruk is ontstaan dat de rechter een vooringenomenheid koesterde, in het voordeel van de wederpartij. Zij hebben hierdoor geen vertrouwen dat de rechter de hoofdzaak onpartijdig zal behandelen en beoordelen. Daarbij hebben verzoekers gewezen op de volgende gedragingen en uitingen:
bij binnenkomst in de zittingszaal was de wederpartij via de telehoor-verbinding al op beeld aanwezig, waardoor contact mogelijk was tussen de rechter en de wederpartij;
direct na aanvang van de zitting stelde de rechter voor op Google naar de zoekresultaten te kijken met betrekking tot het punt waarover partijen strijden, waarmee zij zich niet onpartijdig zou hebben opgesteld;
tijdens de zitting maakte de rechter een opmerking over de website waarover partijen strijden, waarmee zij een oordeel zou hebben gegeven over de rechtmatigheid van de uitingen op de website;
tijdens de zitting stelde de rechter geen van partijen vragen, wat volgens verzoekers wel in de rede lag;
aan het einde van de zitting bedankte de rechter de wederpartij voor zijn aanwezigheid via de telehoor-verbinding, terwijl zij verzoekers, die vanuit België en Spanje naar Alkmaar waren gereisd, niet bedankte.
3.2
De rechter heeft allereerst geconcludeerd dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend, te weten een week na de zitting. Het had volgens de rechter op de weg van verzoekers gelegen om bij onduidelijkheden direct op de zitting te vragen naar een nadere toelichting of reactie om zo miscommunicatie te voorkomen. De rechter heeft daarnaast geconcludeerd dat ten aanzien van geen van de door verzoekers aangevoerde wrakingsgronden sprake is van vooringenomenheid, maar van misvattingen die direct op de zitting hadden kunnen worden verduidelijkt en weggenomen.

4.Beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1
Allereerst zal de wrakingskamer beoordelen of verzoekers ontvankelijk zijn in het verzoek tot wraking.
4.2
Artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.3
De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek een week na de zitting is ingediend. De zitting waarop de rechter als voorzieningenrechter optrad, heeft plaatsgevonden op 4 april 2022. Op 6 april 2022 hebben verzoekers aan hun advocaat kenbaar gemaakt dat zij de rechter wilden wraken. Het verzoek daartoe is gedateerd 11 april 2022 en is op diezelfde datum door de rechtbank ontvangen.
4.4
De wrakingskamer overweegt dat de klachten van verzoekers vooral betrekking hebben op gedragingen en uitingen van de gewraakte rechter op de zitting. Deze hebben op uiteenlopende momenten elk afzonderlijk en in hun samenhang bevreemding gewekt bij verzoekers en hun advocaat. De klachten hebben vrijwel alle betrekking op processuele aspecten. Het is bij uitstek de advocaat die geacht moet worden deze direct op hun waarde en gewicht te kunnen beoordelen en daaraan, als hierin gronden voor wraking worden gevonden, zo nodig na een onderbreking voor overleg, meteen tot wraking over te gaan. Dat is niet gebeurd. De wrakingskamer maakt uit de processtukken op dat het verzoekers zelf zijn geweest die twee dagen na de zitting het initiatief tot wraking hebben genomen. Dit aspect wordt in de beoordeling betrokken. Aan personen die geen juridisch professional zijn, horen minder strenge eisen te worden gesteld waar het gaat om de algemene regel dat een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra zich de feiten en omstandigheden voordoen die tot zo’n verzoek aanleiding geven. Maar ook als hierop acht wordt geslagen, is de reactie van verzoekers niet tijdig gedaan. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat het verzoek te laat is gedaan. Verzoekers zijn daarom niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Ten overvloede
4.5
De wrakingskamer zal met het oog op de voortgang van de procedure en de belangen van alle daarin betrokken deelnemers toch ook nog overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Zij overweegt daarom, strikt genomen ten overvloede, dat zij van oordeel is dat het wrakingsverzoek overigens ook zou zijn afgewezen. Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een rechter kan echter worden gewraakt als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die elk afzonderlijk of in hun samenhang een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij vooringenomen is. In het licht van dit kader overweegt de wrakingskamer het volgende.
4.6
Bij hybride zittingen is het een gebruikelijke gang van zaken dat voor aanvang van de zitting eerst een verbinding tot stand wordt gebracht met partijen die op afstand bij de zitting aanwezig zullen zijn. Als die verbinding eenmaal is gelegd, blijft de verbinding op ‘mute’ staan en blijven partijen in beeld tot alle partijen in de zittingszaal aanwezig zijn, zowel fysiek als digitaal, en de zitting kan beginnen. De wrakingskamer stelt vast dat deze werkwijze ook is gevolgd op de zitting van 4 april 2022. Uit de reactie van de rechter op punt a. blijkt dat de wederpartij weliswaar in beeld was op het moment dat verzoekers de zittingszaal binnenkwamen, maar dat zij voor aanvang van de zitting geen contact had gehad met de wederpartij en hem niet over de zaak had gesproken. De wrakingskamer is van oordeel dat een dergelijke gang van zaken voor hybride zittingen gebruikelijk en toelaatbaar is en daaruit geen schijn van partijdigheid blijkt.
4.7
Na aanvang van de zitting heeft de rechter aan partijen voorgesteld om op Google naar de zoekresultaten te kijken waarover partijen strijden. Met dat voorstel, genoemd onder punt b., heeft de advocaat van verzoekers niet ingestemd, waarna de rechter de advocaat de gelegenheid heeft gegeven haar pleitnota voor te dragen. De wrakingskamer overweegt dat zonder nadere motivering van de zijde van verzoekers niet valt in te zien dat het de rechter niet zou vrijstaan om partijen een dergelijk voorstel te doen. Naar het oordeel van de wrakingskamer blijkt daaruit geen schijn van partijdigheid, te meer niet omdat na afwijzing van het voorstel zonder nadere discussie de advocaat heeft kunnen pleiten.
4.8
Uit de stukken blijkt dat de rechter het pleidooi van de advocaat van verzoekers even later kort heeft onderbroken voor het maken van een opmerking. Uit de toelichting van de rechter op punt c. blijkt dat zij heeft opgemerkt dat in het algemeen geldt dat websites met beoordelingen in beginsel onder de vrijheid van meningsuiting vallen, waarbij zij heeft aangegeven daarmee geen oordeel te geven over de rechtmatigheid van de uitlatingen op die website. De wrakingskamer stelt vast dat de rechter met haar mededeling niets meer heeft gedaan dan het schetsen van de kern van het beoordelingskader in kwestie. Dat kader zal bovendien door een andere rechter, in de bodemzaak, worden toegepast. Het was weliswaar geen noodzakelijke mededeling maar het biedt geen grond voor het oordeel dat uit die enkele mededeling kan worden afgeleid dat de rechter zich al een oordeel heeft gevormd en ook niet dat sprake is van de schijn van vooringenomenheid of partijdigheid.
4.9
Verzoekers hebben zich onder punt d. beklaagd over het feit dat de rechter tijdens de zitting geen vragen zou hebben gesteld aan de partijen. De wrakingskamer overweegt dat het zich onthouden van het maken van opmerkingen en van het stellen van vragen in zijn algemeenheid niet snel kan leiden tot het aannemen van de schijn van vooringenomenheid of partijdigheid. Dat geldt ook in dit geval vooral nu de rechter zich richting zowel verzoekers als de wederpartij kennelijk heeft onthouden van het stellen van vragen. Naar het oordeel van de wrakingskamer blijkt daaruit dan ook geen schijn van partijdigheid.
4.1
Tot slot wordt onder punt e. geklaagd over het feit dat de rechter alleen de wederpartij, die op afstand deelnam aan de zitting, heeft bedankt voor zijn aanwezigheid bij de zitting. De rechter heeft in reactie op dit punt toegelicht dat het haar bedoeling was om eerst de wederpartij te bedanken voor zijn aanwezigheid en de verbinding met hem te verbreken, alvorens over te gaan tot het bedanken en afscheid nemen van verzoekers, die fysiek bij de zitting aanwezig waren. Daartoe kreeg de rechter echter niet de mogelijkheid, omdat de advocaat van verzoekers al bezwaar maakte tegen het bedanken van de wederpartij De wrakingskamer overweegt dat het bij hybride zittingen gebruikelijk is om eerst afscheid te nemen van partijen die de zitting digitaal bijwonen en daaraan deelnemen en met hen de verbinding te verbreken, voordat afscheid wordt genomen van partijen die fysiek in de zittingszaal aanwezig zijn. Daaruit blijkt op geen enkele wijze een schijn van partijdigheid.
4.11
Dit leidt tot de slotsom dat ook bij een ontvankelijk verzoek de door verzoekers ter onderbouwing van de wrakingsgronden naar voren gebrachte feiten en omstandigheden noch afzonderlijk noch in hun samenhang een grond opleveren voor het oordeel dat de rechter een vooringenomenheid koestert en dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen aldus geen grond voor wraking.

5.Beslissing

De rechtbank:
verklaart verzoekers in het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk,
beveelt de griffier onverwijld aan de rechter, verzoekers en de wederpartij in de hoofdzaak een afschrift van deze beslissing toe te zenden,
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. W.C. Oosterbroek en mr. R.M. Steinhaus, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. P.H. Boersma, en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.