ECLI:NL:RBNHO:2022:3921

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
15.089964.20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in verkeerszaak met letsel door onoplettendheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een verkeerszaak waarbij de verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 14 november 2019 te Assendelft, gemeente Zaanstad. De verdachte, bestuurder van een Subaru Impreza, zou niet voldoende aandacht bij de weg hebben gehouden en daardoor in botsing zijn gekomen met een tegemoetkomende Toyota Yaris en een Opel Combo. De tenlastelegging omvatte onder andere het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers, die beiden letsel opliepen door de aanrijding. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte mogelijk onwel was geworden of in slaap was gevallen tijdens het rijden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte opzettelijk of verwijtbaar onoplettend heeft gehandeld, en heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat het letsel van de slachtoffers niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, omdat er onvoldoende medische gegevens waren om dit te onderbouwen. Wel werd het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen verklaard, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 maanden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de psychische klachten waarvoor hij hulp zocht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.089964.20 (P)
Uitspraakdatum: 28 april 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 april 2022 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. E. Visser, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. W.M. Chung, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 14 november 2019 te Assendelft, gemeente Zaanstad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een Subaru Impreza voorzien van het [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Dorpsstraat zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet voortdurend en/of niet voldoende aandacht bij de weg en/of het verkeer te houden en/of niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig te houden en/of
- zich niet aan zijn verdachtes, verplichting te voldoen om, met zijn motorrijtuig, zoveel mogelijk rechts te houden en/of (vervolgens)
- op/tegen een tegemoetkomende personenauto (Toyota Yaris) is gebotst of aangereden en/of (vervolgens)
- naar rechts te sturen en/of (vervolgens)
- opnieuw (geleidelijk) met zijn, verdachtes, motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer te bevinden en/of (vervolgens) is gebotst of aangereden op/tegen een op dat deel van de weg tegemoetkomende/naderende bestelauto (Opel Combo)
- waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
- waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken voet en/of een bloeding in het hoofd en/of een hersenschudding en/of snijverwondingen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 november 2019 te Assendelft, gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig (te weten een Subaru Impreza voorzien van het [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Dorpsstraat,
- niet voortdurend en/of niet voldoende aandacht bij de weg en/of het verkeer te houden en/of niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig te houden en/of
- zich niet aan zijn verdachtes, verplichting te voldoen om, met zijn motorrijtuig, zoveel mogelijk rechts te houden en/of (vervolgens)
- op/tegen een tegemoetkomende personenauto (Toyota Yaris) is gebotst of aangereden en/of (vervolgens)
- naar rechts te sturen en/of (vervolgens)
- opnieuw (geleidelijk) met zijn, verdachtes, motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer te bevinden en/of (vervolgens) is gebotst of aangereden op/tegen een op dat deel van de weg tegemoetkomende/naderende bestelauto (Opel Combo)
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte mogelijk in een zeer kort moment onwel is geworden of ineens in slaap is gevallen. Er was dus geen sprake van een bewuste handeling van de verdachte. De verdachte raakt de ondergrens van verwijtbare onvoorzichtigheid zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) daarom niet.
Daarnaast is geen sprake van het in artikel 6 WVW opgenomen bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel’ bij slachtoffer [slachtoffer 1] . Er is eventueel sprake van zwaar lichamelijk letsel bij slachtoffer [slachtoffer 2] , de bijrijder, maar dat letsel is mede te wijten aan het feit dat zij geen gordel droeg, zodat zij medeschuld heeft aan het ontstane letsel. De verdediging heeft zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak primair ten laste gelegde feitNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Het dossier bevat onvoldoende medische of andere gegevens op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat het opgelopen letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, of dat sprake was van zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Uit de medische verklaringen blijkt weliswaar dat het slachtoffer [slachtoffer 1] een gebroken pols heeft opgelopen en het slachtoffer [slachtoffer 2] een gebroken voet, kneuzingen, snijwonden en een bloeduitstorting in het gelaat, maar dit letsel kan niet zondermeer als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Uit het proces-verbaal van het verhoor van slachtoffer [slachtoffer 1] blijkt dat hij op 15 januari 2020 heeft verklaard dat hij nog steeds niet kan werken en dat zijn vrouw, [slachtoffer 2] , naar de neuroloog is verwezen in verband met een inwendige bloeding met een hersenschudding. Nadere (medische) stukken die deze verklaring ondersteunen en waaruit de ernst van de beperkingen en de duur van de genezing kan worden afgeleid ontbreken echter. Dit betekent dat een essentieel element van het primair ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden, en de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
3.3.2
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte het feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 14 april 2022;
  • een proces-verbaal (verkort) Onderzoek plaats ongeval van 23 december 2019 (digitale dossierpagina’s 15 t/m 31).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 14 november 2019 te Assendelft, gemeente Zaanstad als bestuurder van een voertuig (te weten een Subaru Impreza voorzien van het [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de Dorpsstraat,
- niet voortdurend en niet voldoende aandacht bij de weg en het verkeer te houden en niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig te houden en
- zich niet aan zijn verdachtes, verplichting te voldoen om, met zijn motorrijtuig, zoveel mogelijk rechts te houden en vervolgens
- tegen een tegemoetkomende personenauto (Toyota Yaris) is aangereden en vervolgens
- naar rechts te sturen en vervolgens
- opnieuw geleidelijk met zijn, verdachtes, motorrijtuig gedeeltelijk op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer te bevinden en vervolgens is gebotst tegen een op dat deel van de weg tegemoetkomende bestelauto (Opel Combo)
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte zijn rijbewijs mogelijk in de toekomst nodig heeft voor zijn werk, dat – mede vanwege zijn geestelijke gesteldheid - een taakstraf moeilijk te combineren is met zijn werk en dat de verdachte het financieel niet breed heeft.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte is als bestuurder van een auto op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer terecht gekomen. Hij is toen tegen een andere auto aangereden, en is vervolgens frontaal op een bestelauto gebotst. Dit heeft geleid tot letsel, schade en gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 11 april 2022 door Reclassering Nederland, en de daarin opgenomen conclusie:
De [verdachte] zou na het tenlastegelegde last hebben gehad van psychische klachten waarvoor hij in vrijwillig kader hulpverlening heeft gezocht. Gedurende zijn behandeling bij PsyQ is ADHD voor volwassenen met PTSS symptomen als hoofddiagnose gesteld. Hij volgt momenteel een cognitieve gedragstherapie bij ADHD Centraal en krijgt ondersteuning van de praktijkondersteuner van de huisarts. De PTSS zou in verband staan met de ervaringen in de oorlog van betrokkene. Betrokkene toont probleembesef en zelfinzicht ten aanzien van het tenlastegelegde. Er is sprake van motivatie voor hulpverlening in vrijwillig kader. Betrokkene zegt het nut of de noodzaak van reclasseringsbemoeienis niet in te zien. Op basis van bovenstaande achten wij bijzondere voorwaarden niet geïndiceerd.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op hetgeen in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd. De rechtbank zal daarbij, conform het advies van de Reclassering Nederland geen bijzondere voorwaarden opleggen, nu de verdachte in vrijwillig kader hulp zoekt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 60 uren moet worden opgelegd, te vervangen door 30 dagen hechtenis, en dat aan de verdachte voor 2 maanden de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
- artikel 9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht
- artikel 5, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
60 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door
30 dagenhechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
2 maanden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.J. Straathof, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. F.W. van Dongen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. T. Krips,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 april 2022.
Mr. Straathof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.