ECLI:NL:RBNHO:2022:3913

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
C/15/326672 / JU RK 22-486
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de kinderrechter in geschillenregeling omtrent hulpverlening aan minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de hulpverlening aan een onder toezicht gestelde en uithuisgeplaatste minderjarige. De minderjarige, bijgestaan door haar advocaat, heeft verzocht om de annulering van een jongerenproject in Portugal dat door de gecertificeerde instelling (GI) was voorgesteld. De minderjarige stelt dat zij niet kan worden verplicht om deel te nemen aan dit project, omdat zij geen toestemming heeft gegeven en het project niet aansluit bij haar behoeften. De GI heeft echter betoogd dat het project noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige, die zich in een kwetsbare situatie bevindt.

Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord, evenals haar moeder en vertegenwoordigers van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming is tussen de betrokken partijen en dat de verzoeken van de minderjarige niet binnen de beslissingsbevoegdheid van de kinderrechter vallen. De kinderrechter kan niet bepalen dat de minderjarige naar Portugal moet gaan of dat zij dit niet hoeft. De kinderrechter heeft wel de zorgen van de GI over de situatie van de minderjarige gedeeld, maar heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om haar huidige verblijfplaats te continueren en te werken aan haar ontwikkeling.

De kinderrechter heeft uiteindelijk de verzoeken van de minderjarige afgewezen, met de overweging dat de GI verantwoordelijk is voor het voeren van gesprekken met de minderjarige over haar hulpverlening. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat er een diagnostisch onderzoek wordt uitgevoerd om de juiste behandeling voor de minderjarige te bepalen. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 mei 2022.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/326672 / JU RK 22-486
datum uitspraak: 21 april 2022
beschikking geschillenregeling
in de zaak van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] , verblijvende te [verblijfplaats] , advocaat: mr. D.E. Post, kantoorhoudende te Heerhugowaard.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een geheim adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de minderjarige van 29 maart 2022, ingekomen bij de griffie op 29 maart 2022;
- het verweerschrift van de GI van 5 april 2022, ingekomen bij de griffie op 19 april 2022
-de pleitnota van mr. R.V. Panigua van 21 april 2022 namens de moeder.
1.2.
Op 21 april 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- [de minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat mr. D.E. Post;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. R.V. Paniagua, kantoorhoudende te Rotterdam;
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] .
- de gedragswetenschappers van [verblijfplaats] (hierna: [verblijfplaats] ), [gedragswetenschapper] en [gedragswetenschapper] ;
- de persoonlijke begeleider van [de minderjarige] , [persoonlijke begeleider] .
De minderjarige [de minderjarige] is tevens voorafgaand aan de zitting gehoord door de kinderrechter, bijgestaan door haar advocaat mr. D.E. Post.
1.3.
De vader is -alhoewel daartoe behoorlijk opgeroepen- niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [verblijfplaats] .
2.3.
Bij beschikking van 7 december 2010 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd, de laatste keer tot 7 december 2012, waarna deze is geëindigd. Bij beschikking van 17 februari 2016 is [de minderjarige] opnieuw onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 17 februari 2023.
2.4.
Bij beschikking van 30 april 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder, welke bij beschikking van 8 februari 2022 is verlengd tot uiterlijk 17 juni 2022. De beslissing op het verzoek is voor het overige aangehouden. Bij beschikking van 8 februari 2022 is voorts het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp afgewezen.
2.5.
Bij beschikking van 9 maart 2022 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgegeven tot en met 17 maart 2022, onder de voorwaarde dat [de minderjarige] na plaatsing binnen één dag door een onafhankelijke gedragswetenschapper wordt onderzocht en de instemmingsverklaring wordt gehandhaafd. De kinderrechter heeft de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden.
2.6.
Bij beschikking van 17 maart 2022 is een machtiging gesloten jeugdhulp afgegeven tot en met 17 september 2022.

3.Het verzoek

3.1.
Namens [de minderjarige] is op grond van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verzocht te gelasten dat de GI het jongerenproject TELL-US in Portugal voor [de minderjarige] per ommegaande annuleert, zodat dit jongerenproject geen doorgang zal vinden en [de minderjarige] niet wordt verplicht haar medewerking te verlenen. Daarnaast is verzocht te gelasten dat de GI per ommegaande met [de minderjarige] in gesprek gaat om mét haar een plan te maken over hoe ze haar leven veilig kan oppakken en wat daarin op korte termijn haalbaar is en wat op midden lange termijn, één en ander conform het advies van gedragswetenschapper [gedragswetenschapper] in haar verklaring van 5 februari 2022. De verzoeken zijn als volgt onderbouwd.
3.2.
[de minderjarige] stelt zich op het standpunt dat het jongerenproject in Portugal valt onder een geneeskundige behandelingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:446 BW. Op grond van artikel 7:447 BW is [de minderjarige] , gelet op haar leeftijd, zelfstandig bekwaam tot het aangaan van een dergelijke overeenkomst. Nu [de minderjarige] geen toestemming geeft voor het jongerenproject in Portugal, kan zij, gelet op o.a. voormeld juridisch kader ook niet worden verplicht daaraan haar medewerking te verlenen.
3.3.
Blijkens het mailbericht van TELL-US Portugal, is de doelgroep van deze Organisatie:
‘Jongeren met ernstige gedragsproblemen in combinatie met een psychische stoornis. Deze jongeren hebben vaak al heel veel hulpinstanties gezien en zijn vaak uitbehandeld of willen na behandeling een na-traject bij TELL-US in Portugal.’[de minderjarige] valt niet onder deze doelgroep. De vraag is of haar gedrag dient te worden gekwalificeerd als ernstige gedragsproblemen, laat staan dat zij ooit is onderzocht of vastgesteld dat er bij [de minderjarige] sprake is van een psychische stoornis. Er is zelfs nooit onderzoek gedaan naar wat [de minderjarige] nodig heeft terwijl dit uitdrukkelijk is geadviseerd door de gedragswetenschapper [gedragswetenschapper] , gedragswetenschapper.
3.4.
Ter zitting heeft [de minderjarige] benadrukt dat school voor haar erg belangrijk is. Zij doet havo en heeft toekomstplannen waarbij zij rechten wil gaan studeren. [de minderjarige] wil daarom haar school afmaken en haar diploma halen. Dit kan niet tijdens het jongerenproject van 10 maanden in Portugal. [de minderjarige] heeft aangegeven dat het goed gaat met haar sinds haar verblijf in [verblijfplaats] en dat zij hier nog langer wil verblijven. Haar doel is om over een paar maanden te starten met begeleid wonen. Tijdens het begeleid wonen kan zij hulpverlening ontvangen en haar school afmaken. Daarnaast heeft zij ter zitting duidelijk gemaakt dat zij inziet dat het eerder niet goed ging en dat zij ook begrijpt dat het beter voor haar is om buiten haar oude omgeving te wonen. [de minderjarige] wil graag een nieuwe start maken. Dit blijkt onder meer uit het feit dat zij het heeft uitgemaakt met haar vriend en het contact met haar moeder is verbeterd.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
De GI heeft middels een verweerschrift en ter zitting naar voren gebracht dat de GI nog altijd voornemens is het project in Portugal voort te zetten omdat [de minderjarige] middels het jongerenproject leert om op een andere manier met haar problemen om te gaan dan zich te onttrekken. Er wordt namelijk gezien dat [de minderjarige] veelal sociaal wenselijk gedrag laat zien en zich vervolgens onttrekt. Zij loopt weg, verblijft binnen haar netwerk en zoekt geen contact met haar familie of de hulpverlening. [de minderjarige] laat bij haar moeder agressief gedrag zien waarbij zij elkaar fysiek mishandelen. [de minderjarige] stagneert in haar ontwikkeling en brengt zichzelf in acute onveiligheid door zich in te laten met jongeren die drugs gebruiken. [de minderjarige] komt op plekken waar drugs wordt verhandeld en waar minderjarige meisjes worden misbruikt. [de minderjarige] bagatelliseert deze zorgen. Volgens [de minderjarige] valt het drugsgebruik wel mee en hebben de meisjes die mogelijk misbruikt worden dit zelf in de hand. De GI maakt zich ernstige zorgen en ziet het jongerenproject in Portugal als enige oplossing. Zowel terug naar huis, als een plaatsing in een opensetting of een gesloten setting is eigenlijk geen echte optie. Dat het nu beter lijkt te gaan en dat [de minderjarige] in [verblijfplaats] wil blijven, dwingt de GI niet tot een ander standpunt, omdat het gevaar bestaat dat zij zich nu vooral sociaal wenselijk opstelt zonder echt aan haar ontwikkelingstaken en behandeldoelen toe te komen. Het zou een gemiste kans zijn om niet te proberen voor haar 18e verjaardag een werkelijke verandering teweeg te brengen.
4.2.
De moeder is het eens met de verzoeken. De advocaat van de moeder heeft namens haar het woord gevoerd conform zijn pleitnotitie. De bevoegdheid om een minderjarige uit huis te plaatsen, strekt niet zover dat de GI de minderjarige naar een accommodatie in het buitenland kan plaatsen. De hulp die de GI in Portugal wil aanbieden aan [de minderjarige] is niet afgestemd op de reële behoefte van [de minderjarige] en daarnaast is de beslissing onzorgvuldig genomen, zo is deze niet eens besproken in het plan van aanpak van [de minderjarige] .
4.3.
Door de gedragswetenschappers van [verblijfplaats] is ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [de minderjarige] bij [verblijfplaats] . [de minderjarige] is rustig aanwezig op de groep, houdt zich aan de regels en zij is respectvol naar de begeleiding en naar haar groepsgenoten. Er wordt gezien dat [de minderjarige] open staat om te leren en dat zij echt wil veranderen. Het is van belang dat er een diagnostisch onderzoek wordt uitgevoerd zodat duidelijk wordt waar het gedrag van [de minderjarige] vandaan komt en dat er zodoende ingezet kan op behandeling. Deze trajecten kunnen ook opgezet worden in Nederland dus het jongerenproject in Portugal is niet noodzakelijk.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt dat op grond van artikel 1:262b van het BW geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet uitgezonderd, aan de kinderrechter kunnen worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de gecertificeerde instelling, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Zij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.
5.2.
De kinderrechter stelt vast dat, gelet op hetgeen ter zitting is besproken, overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is en acht de volgende beslissing in het belang van [de minderjarige] wenselijk.
5.3.
De concrete inhoud van het eerste verzoek, zoals gedaan door de minderjarige ligt niet binnen de beslissingsbevoegdheid van de kinderrechter en zal daarom worden afgewezen.
5.4.
De bevoegdheid van de kinderrechter strekt namelijk niet zover dat zij kan bepalen dat [de minderjarige] naar Portugal moet gaan, noch kan de kinderrechter bepalen dat zij dit niet hoeft. De wet geeft aan de kinderrechter in dit licht enkel de bevoegdheid om de GI te machtigen bepaalde hulpverlening in te zetten. Wanneer de door de GI nodig geachte hulpverlening door de minderjarige wordt geweigerd, is uiteindelijk de machtiging gesloten uithuisplaatsing het enige middel dat nog resteert om te proberen hulp tegen de zin van de minderjarige van de grond te krijgen. [de minderjarige] verblijft echter momenteel al binnen de gesloten setting en daarmee is de rol en bevoegdheid van de kinderechter in deze begrensd.
De discussie over de vraag of het project TellUs te zien is als een geneeskundige behandelingsovereenkomst en of het de GI is toegelaten een minderjarige buiten de grenzen van Nederland te brengen, kan hiermee buiten bespreking blijven. Los van de vraag naar de formele bevoegdheid is het wel aan de kinderrechter om een zodanige beslissing te nemen als in het belang van [de minderjarige] wenselijk voorkomt. In dat licht spreekt de kinderrechter uit dat zij de zorgen bij de GI deelt over het gebrek aan gepaste hulpverlening tot nu toe, maar dat de situatie intussen in zoverre gewijzigd is dat [de minderjarige] zelf in [verblijfplaats] wil blijven om aan haar doelen te werken. De kinderrechter is het vanuit dit gegeven met [de minderjarige] eens dat het nu niet in haar belang is om ongemotiveerd aan het jongerenproject TellUs in Portugal te beginnen. Ter zitting is het vast komen te staan dat het momenteel goed gaat met [de minderjarige] tijdens haar verblijf bij [verblijfplaats] en dat zij zich meewerkend en gemotiveerd opstelt. De gedragswetenschapper heeft ter zitting naar voren gebracht dat het van belang is dat de patronen van [de minderjarige] doorbroken worden en dat gestart gaat worden met een diagnostisch onderzoek om zo de juiste behandeling aan [de minderjarige] aan te kunnen bieden. [de minderjarige] heeft ter zitting aangegeven dat zij hiervoor gemotiveerd is. De kinderrechter acht het daarom in het belang van [de minderjarige] dat vanuit de huidige situatie wordt gestart met diagnostiek en behandeling.
5.5.
Wat het tweede verzoek van de minderjarige betreft, ziet de kinderrechter geen grond om expliciet aan de GI op te dragen met [de minderjarige] in gesprek te gaan. [de minderjarige] is onder toezicht gesteld en tot de normale taakuitvoering van de GI behoort dat de GI en de minderjarige gezamenlijk het gesprek aangaan. Daaraan wordt afgezien van de eerdere schriftelijke uitwisseling van standpunten -ook mondeling zoals vandaag op en na afloop van de zitting- reeds voldoende uitvoering gegeven.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.A. Egter van Wissekerke, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Bos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2022. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 4 mei 2022.