3.3.3Bewijsoverweging
Koppelingen
Op grond van de onder 11 tot en met 29 genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank het volgende vast.
In de ten laste gelegde periode heeft medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 4] en daarnaast van een cryptotelefoon waarvan het nummer eindigt op [cryptotelefoonnummer] (hierna: [cryptotelefoonnummer] ). Ook maakte hij gebruik van de auto met kenteken [kenteken 3] . In diezelfde periode heeft [verdachte] gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 5] en de auto met kenteken [kenteken 1] . Medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) heeft gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 6] en de auto met kenteken [kenteken 2] . [medeverdachte 2] verbleef regelmatig op het adres [verblijfadres] .
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen onder meer het volgende af.
Voorafgaand aan 3 februari 2019
Op 18 januari 2019 zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] samen in het havengebied van IJmuiden en bezoeken zij samen twee panden, die in de directe omgeving van de loods aan de [straatnaam loods] zijn gelegen. Op 31 januari 2019 zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] in de middag opnieuw samen. Enige tijd later op diezelfde dag ontmoet [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] . Die avond zijn [medeverdachte 1] en [verdachte] samen in een eetgelegenheid. Eveneens op 31 januari 2019 wordt in een auto die door [medeverdachte 2] wordt gebruikt, door de FIOD een briefje gevonden met daarop de tekst ‘ [gedeelte van straatnaam loods] 16’.
In de avond van 1 februari 2019 bevinden de telefoons en de auto’s van [medeverdachte 1] en [verdachte] zich in de directe omgeving van The Harbour Club in Amsterdam. Vervolgens, inmiddels is het 2 februari 2019, laten zowel de auto’s als de telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] een verplaatsing zien naar Hoofddorp, in de omgeving van het [verblijfadres] .
2 februari 2019, [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3]
Op 2 februari 2019, tussen 19:45 uur en in elk geval 20:40 uur zijn de telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] opnieuw in elkaars nabijheid, nu in Haarlem. Kort daarna, omstreeks 20:49 uur, verplaatsen beide telefoons en de auto van [medeverdachte 1] zich in de richting van de Lange Herenstraat. In deze straat is de winkel Suny Tele Technics gevestigd. In de onmiddellijke omgeving van deze winkel zijn drie telefoonnummers geactiveerd om 20:51 uur ( [telefoonnummer 1] ), 20:54 uur ( [telefoonnummer 2] ) en 20:56 uur ( [telefoonnummer 3] ). Deze telefoonnummers zijn uitgegeven door Lebara en voor verkoop geleverd aan Suny Tele Technics. De bij deze nummers behorende simkaarten zijn alle drie geplaatst in een telefoon van het merk Nokia, model 105. Suny Tele Technics verkoopt dergelijke telefoons. Tussen 21:02 en 21:04 uur verlaat in elk geval de [cryptotelefoonnummer] van [medeverdachte 1] de (omgeving van de) Lange Herenstraat weer.
Op 2 februari 2019 om 21:02 uur, derhalve direct na activatie, hebben [telefoonnummer 2] en het telefoonnummer van [medeverdachte 2] verbinding gemaakt. Diezelfde avond, om 23:44 uur gaat [verdachte] de woning van [medeverdachte 1] binnen. Hij verlaat deze weer om 00:34 uur. Het is dan inmiddels 3 februari 2019.
3 februari 2019
Op 3 februari om 04:02 uur maakt [telefoonnummer 3] verbinding vanuit (de nabijheid van) de woning van [medeverdachte 1] . Om 04:10 uur, gaat [medeverdachte 2] de woning van [medeverdachte 1] binnen. Acht minuten later gaat [verdachte] eveneens de woning binnen. Om 04:56 uur verlaten [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de woning. Om 05:04 uur worden de kentekens van [medeverdachte 2] en [verdachte] geregistreerd wanneer zij Hoofddorp verlaten.
Op 3 februari 2019 is om 05:39 uur gepind in het havengebied van IJmuiden, met een bankpas die hoort bij een rekeningnummer van [verdachte] . De gebruikte pas staat op naam van [verdachte] .
De kentekens van [medeverdachte 2] en [verdachte] worden op 3 februari 2019 om 06:44 uur gezien op camerabeelden die zijn vastgelegd in het havengebied van IJmuiden. Daarbij valt op dat de auto’s achter elkaar rijden terwijl de inzittenden onderling contact hebben door middel van een handgebaar. Naast de auto’s is ook [cryptotelefoonnummer] (van [medeverdachte 1] ) tussen omstreeks 05:30 uur en 06:47 uur in dat havengebied. Hetzelfde geldt voor [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] .
Op 3 februari 2019 is om 06:30 uur door de politie binnengetreden in een loods aan de [straatnaam loods] 18 in IJmuiden. Ongeveer een half uur later is daar een grote hoeveelheid cocaïne in beslag genomen. Deze cocaïne was verstopt in dozen met bananen. De bananen zijn op 1 februari 2019 te Vlissingen in Nederland aangekomen. Vanuit Vlissingen zijn de bananen naar een bedrijf in Moerdijk gegaan. Daar vandaan zijn ze per vrachtwagen vervoerd naar IJmuiden. De chauffeur van die vrachtwagen, [betrokkene] is om 07:50 uur aangehouden.
Aantreffen [telefoonnummer 1] en gebruik van de Nokia’s
Onder [betrokkene] is een telefoon aangetroffen van het merk Nokia, waarvan het nummer eindigt op 4490. Dit betrof eerder genoemd nummer [telefoonnummer 1] . [betrokkene] heeft verklaard deze werktelefoon gekregen te hebben van degene op wiens verzoek hij de pallet met bananen heeft opgehaald. [betrokkene] was destijds woonachtig aan de [straatnaam loods] 18, in de woning naast voornoemde loods. In de onder [betrokkene] aangetroffen [telefoonnummer 1] stond één nummer geregistreerd, met als contactnaam ‘vriend’ en met een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] . Dit betreft eerder genoemd nummer [telefoonnummer 2] .
De [telefoonnummer 1] ( [betrokkene] ) en [telefoonnummer 2] (Vriend) hebben op 2 en 3 februari 2019, dus kort voor het arriveren van de cocaïne in IJmuiden, in totaal 23 keer contact met elkaar gehad, waarbij het initiatief telkens werd genomen door Vriend. [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] , de derde van de drie in Haarlem op 2 februari 2019 aangeschafte Nokia’s, hebben eveneens regelmatig onderling contact terwijl zij zich in het havengebied van IJmuiden bevinden.
Het telefoonnummer van [verdachte] staat opgeslagen in de privé-telefoon van [betrokkene] . In de weken voorafgaand aan de (verlengde) invoer van de cocaïne heeft meermaals contact tussen de telefoontoestellen plaatsgevonden. Hierbij is zowel gechat als gebeld.
Na het aantreffen van de cocaïne door de politie
Enige tijd later, rond 07:30 uur, rijden de auto’s van [medeverdachte 2] en [verdachte] in Amsterdam in de richting van de Rozengracht. Dan is ook [telefoonnummer 2] in Amsterdam en rond 07:45 uur bevinden zowel [cryptotelefoonnummer] (van [medeverdachte 1] ), als [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 2] zich in de directe omgeving van de Rozengracht.
De drie Nokia’s hebben na 07:47 uur op 3 februari 2019 geen contact meer met elkaar.
Conclusie ten aanzien van betrokkenheid
Uit alle hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een gezamenlijke intensieve oriëntatie van de verdachte en zijn medeverdachten op het transport van de cocaïne naar de loods in IJmuiden.
Daarvoor is redengevend wat er is gebleken over activiteiten van elk van hen afzonderlijk en van één of meer van hen samen. In het oog springend zijn het adres van de locatie van aflevering waarover [medeverdachte 2] kennelijk beschikte en de aanschaf van de drie Nokia-telefoons die op verschillende wijzen in verband te brengen zijn met de verdachten én direct in verband staan met het transport, meer in het bijzonder met de chauffeur. [verdachte] stond ook op andere wijzen eerder in contact met deze persoon. Daarnaast neemt de rechtbank op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand aan dat de verdachten alle drie in de haven van IJmuiden zijn geweest op het moment van aflevering van de partij cocaïne en vervolgens min of meer gelijktijdig naar een locatie in Amsterdam zijn gegaan. Ook dit laatste moet, gelet op de overige gedragingen van de verdachten, in een betekenisvol verband staan met de ingevoerde cocaïne. Aan die vaststelling draagt bij het gegeven dat twee van de drie telefoons, die op de avond vóór de aankomst van de cocaïne in Haarlem zijn aangeschaft en gelet op de gebruiksgegevens onmiskenbaar verband hebben met het transport en met de verdachten, in diezelfde omgeving in Amsterdam zijn uitgepeild.
Tegen deze achtergrond zijn tot slot ook de ontmoetingen in wisselende samenstelling in de dagen voorafgaand aan 3 februari 2019 van betekenis. Al deze uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden grijpen zodanig in elkaar dat er een samenstel van gedragingen uit moet worden afgeleid die werden gedragen en gestuurd door die gedeelde oriëntatie op de invoer van de hoeveelheid van ongeveer 400 kilogram cocaïne. Bij gebreke van verklaringen van de verdachten die voor enige zinvolle alternatieve uitleg van deze redengevende feiten en omstandigheden aanknopingspunten kunnen bieden, komt de rechtbank tot de slotsom dat zij alle in een zinvol verband staan met het cocaïnetransport. Een nadere duiding van elk van die gedragingen van de verdachten is niet mogelijk maar ook niet nodig en het maakt deze conclusie daarom niet anders.
Verlengde invoer
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van (verlengde) invoer overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat de tijdspanne tussen het eerste moment van binnenkomst op Nederlands grondgebied van de cocaïne en het aantreffen van de cocaïne in de loods in IJmuiden kort is. Immers, de pallet waarop de cocaïne was verborgen is op 1 februari 2019 vanuit Colombia in Vlissingen afgeleverd. Diezelfde dag is de pallet op transport gegaan naar Moerdijk. Vervolgens is de pallet reeds in de nacht van 2 op 3 februari 2019 vanuit Moerdijk naar IJmuiden gebracht, waar de cocaïne diezelfde dag, begin van de ochtend, rond 07:00 uur in beslag is genomen door de politie. Bovendien leidt de rechtbank uit de wijze van aantreffen van de cocaïne in IJmuiden af dat de cocaïne in Vlissingen en Moerdijk niet is uit- of omgepakt.
Eindconclusie
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van de (verlengde) invoer van cocaïne in de zin van artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet. De verdachte heeft dit feit met anderen medegepleegd.