ECLI:NL:RBNHO:2022:3895

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
6 mei 2022
Zaaknummer
15/234859-21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid van tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf opgelegd door de Turkse rechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 april 2022 uitspraak gedaan over de toelaatbaarheid van de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf die aan de veroordeelde is opgelegd door de 6th Heavy Criminal Court of Adana in Turkije. De veroordeelde, die zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit bezit, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 4 maanden en een geldboete wegens illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de officier van justitie ontvankelijk is en dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf toelaatbaar is op basis van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) en de relevante verdragen tussen Nederland en Turkije. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten die aan de Turkse veroordeling ten grondslag liggen, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. De rechtbank heeft de veroordeelde een gevangenisstraf van 48 maanden opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de tijd die hij al in detentie heeft doorgebracht. De rechtbank heeft echter geen verlof verleend voor de tenuitvoerlegging van de geldboete, omdat aannemelijk is dat deze reeds is voldaan. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van de handel in verdovende middelen op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
WOTS
Registratienummer: WTS-1-2020037577
Parketnummer: 15/234859-21
Uitspraakdatum: 12 april 2022
Deze uitspraak is gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 april 2022 in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] ,
van Turkse en Nederlandse nationaliteit,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
,
ter terechtzitting bijgestaan door mr. W.R. Jonk, advocaat te Amsterdam.

1.De vordering

Op 22 februari 2022 is ter griffie van de rechtbank ontvangen de vordering van de officier van justitie van het arrondissementsparket Noord-Holland, inhoudende dat de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging van een ten aanzien van de veroordeelde gewezen onherroepelijke rechterlijke beslissing van de 6th Heavy Criminal Court of Adana, Turkije, van 27 november 2012, waarbij hij is veroordeeld tot (i) een gevangenisstraf voor de tijd van 8 jaren en 4 maanden en (ii) een geldboete van TRY 33.320,00, wegens (kort gezegd) illegale handel in verdovende middelen, gepleegd op 30 april 2009 te Adana, Turkije. Deze beslissing is op 23 oktober 2014 in hoger beroep bekrachtigd en onherroepelijk geworden.

2.De identiteit van de veroordeelde

Uit de overgelegde stukken en de eigen opgave van de veroordeelde is gebleken dat de veroordeelde de persoon is op wie de onder 1 vermelde rechterlijke beslissing betrekking heeft en dat hij – naast de Turkse nationaliteit – de Nederlandse nationaliteit bezit.

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan derhalve in de vordering worden ontvangen.

4.Verdragsrechtelijke grondslag

De Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS) voorziet in de mogelijkheid van tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen in Nederland mits dit op een verdrag is gebaseerd.
Nederland en Turkije zijn partij bij zowel het Europees verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen (EVIG) als het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (VOGP). Deze verdragen zijn voor beide landen in werking getreden.
Uit het verzoek van de Turkse autoriteiten van 20 november 2020, dat aan de vordering van de officier van justitie ten grondslag ligt, volgt dat het verzoek is gebaseerd op het EVIG.

5.Standpunten van partijen

Toelaatbaarheid
Zowel de officier van justitie als de raadsman van de veroordeelde hebben het standpunt ingenomen dat (kort gezegd) overname van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, opgelegd door de 6th Heavy Criminal Court of Adana toelaatbaar is.
De officier van justitie en de raadsman hebben de rechtbank verzocht echter geen verlof te verlenen ten aanzien van de opgelegde geldboete. De raadsman heeft aangevoerd dat de veroordeelde de geldboete op 10 augustus 2021 heeft voldaan bij de Turkse autoriteiten en heeft hiertoe een betalingsbewijs overgelegd. De officier van justitie heeft aangegeven de veroordeelde het voordeel van de twijfel te geven ten aanzien van deze betaling en heeft daarom gevorderd geen verlof te verlenen ten aanzien van de opgelegde geldboete.
Gevangenisstraf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting ten aanzien van de over te nemen tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gevorderd dat de rechtbank – in het kader van de omzettingsprocedure van de WOTS – een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden zal opleggen aan de veroordeelde.
De raadsman van de veroordeelde heeft de rechtbank verzocht bij de “omzetting” rekening te houden met de omstandigheid dat de veroordeelde thans een ander persoon is dan in 2012 en dat hij reeds gedurende lange tijd mantelzorger voor zijn vader is. De raadsman verzoekt een lagere gevangenisstraf op te leggen en/of een gedeelte in voorwaardelijke vorm.
Aftrek reeds ondergane detentie
Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde reeds de nodige tijd in detentie heeft doorgebracht in verband met de in Turkije opgelegde gevangenisstraf, welke tijd op de, eventueel, door de rechtbank op te leggen gevangenisstraf in mindering dient te worden gebracht. Evenwel bestaat geen duidelijkheid over de precieze duur van deze tijd.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegezegd dat hij – als de rechtbank de tenuitvoerlegging toelaatbaar verklaart en een gevangenisstraf aan de veroordeelde oplegt – contact zal opnemen met de afdeling Executie van zijn parket, alsmede met de afdeling AICE van het Centraal Justitieel Incassobureau, om de tenuitvoerlegging van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf te stuiten, tot het moment dat de Turkse autoriteiten duidelijkheid hebben verschaft omtrent het aantal reeds uitgezeten dagen gevangenisstraf.

6.De toelaatbaarheid van de tenuitvoerlegging

Allereerst stelt de rechtbank vast dat de overgelegde stukken voldoen aan de door het toepasselijk
verdrag gestelde voorwaarden.
Het materiële feitencomplex dat aan de rechterlijke beslissing van de 6th Heavy Criminal Court of
Adana van 27 november 2012 ten grondslag ligt, is naar Nederlands recht ook strafbaar en kan
worden gekwalificeerd als
het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder
B van de Opiumwet gegeven verbod.
De veroordeelde heeft bij gelegenheid van de behandeling van de vordering ter
terechtzitting de wens te kennen gegeven dat Nederland de tenuitvoerlegging van voormelde
rechterlijke beslissing overneemt.
Blijkens de inhoud van de stukken die zich in het dossier bevinden, stemmen Turkije en Nederland in met respectievelijk de overdracht en de overname van de verdere tenuitvoerlegging van de straf, opgelegd bij voormelde rechterlijke beslissing.
Ten slotte stelt de rechtbank vast dat ten aanzien van de aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geen van de weigeringsgronden zoals opgenomen in het EVIG en de WOTS zich voordoet.
De (verdere) tenuitvoerlegging in Nederland van de in Turkije aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf dient derhalve toelaatbaar te worden verklaard. De rechtbank zal hiertoe verlof verlenen.
De rechtbank zal echter geen verlof verlenen tot tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete. Uit de ter terechtzitting door de raadsman overgelegde stukken blijkt dat de veroordeelde op 10 augustus 2021 een bedrag van TRY 33.320,00 heeft overgemaakt. De rechtbank acht het aannemelijk dat dit betekent dat de veroordeelde de geldboete reeds heeft voldaan, zodat de veroordeelde niet langer kan worden onderworpen aan de tenuitvoerlegging van die sanctie (artikel 53 lid 1 sub b onder i EVIG). De rechtbank acht de gevorderde tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete daarom ontoelaatbaar (artikel 30 lid 1 onder c jo. artikel 3 lid 1 onder a WOTS).

7.De toepasselijke verdragsbepalingen en wetsartikelen

De beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de volgende bepalingen:
  • artikelen 2, 3, 30 en 31 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen,
  • artikelen 2, 3, 4, 40, en 44 van het Europees verdrag inzake de internationale geldigheid van strafvonnissen,
  • artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en
  • artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Strafoplegging

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het
is begaan en de persoon van de veroordeelde, naar Nederlands recht geen andere straf op zijn plaats is
dan een die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij de bepaling van de strafmaat neemt de rechtbank in overweging dat de veroordeelde – zoals blijkt uit vorenbedoelde rechterlijke beslissing – zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het zogenoemde bezit met commercieel oogmerk (bestemd voor de handel) en het vervoer van 58 kilo heroïne. Uit de stukken blijkt dat deze aanzienlijke hoeveelheid heroïne was verstopt in pallets die in een vrachtwagen stonden.
Het vervoeren van heroïne is een ernstig strafbaar feit, waartegen zowel in Turkije als in Nederland
zwaar wordt opgetreden. Heroïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Deze was – ook blijkens de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de veroordeelde – bestemd voor verdere verspreiding en handel, nota bene in Nederland. De verspreiding van en handel in heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van (zware) criminaliteit, waaronder ernstige geweldsdelicten en strafbare feiten die gebruikers plegen ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Het kan niet anders dan dat de veroordeelde bij het plegen van het feit enkel zijn eigen geldelijk gewin voor ogen heeft gehad en de schadelijke gevolgen van zijn strafbare handelen voor lief heeft genomen. Dit rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen vrijheidsbenemende straf rekening met de inbreuk die het bewezen verklaarde feit in Turkije op de openbare orde heeft gemaakt.
Tenslotte houdt de rechtbank rekening met de hier van toepassing zijnde, in Nederland geldende, regeling met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling, alsmede met de datum waarop de veroordeelde naar verwachting in Turkije – hetzij vervroegd, hetzij voorwaardelijk – in vrijheid zou worden gesteld indien hij aldaar de gevangenisstraf geheel had moeten uitzitten.
Op grond van al het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.

9. De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de
tenuitvoerleggingin Nederland van de rechterlijke beslissing van de 6th Heavy Criminal Court of Adana, Turkije, van 27 november 2012 voor zover daarbij aan de veroordeelde een
gevangenisstrafis opgelegd
toelaatbaaren verleent hiertoe
verlof;
- verklaart de
tenuitvoerleggingin Nederland van de rechterlijke beslissing van 6th Heavy Criminal Court of Adana, Turkijke, van 27 november 2012 voor zover daarbij aan de veroordeelde een
geldboeteis opgelegd
ontoelaatbaar;
- legt aan de veroordeelde een gevangenisstraf op voor de duur van
48 [achtenveertig] maanden,ter zake van het in de rechterlijke beslissing van de 6th Heavy Criminal Court of Adana, Turkije, van 27 november 2012 ten laste van hem bewezen verklaarde feitencomplex;
- beveelt dat de tijd die de veroordeelde in Turkije ter fine van de vervolging en de uitvoering van de daar aan hem opgelegde gevangenisstraf in detentie heeft doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel
in minderingzal worden gebracht;
- wijst de officier van justitie op zijn toezegging zoals onder 5, laatste alinea, is weergegeven.
Samenstelling en uitspraakdatum
Deze uitspraak is gewezen door:
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. H. Bakker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Jansen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 april 2022.
mr. H. Bakker is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.