ECLI:NL:RBNHO:2022:3864

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
C/15/325630 / FA RK 22-937
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de moeder over vier minderjarigen na langdurige uithuisplaatsing en moeizame samenwerking met hulpverlening

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over vier minderjarigen. De kinderen zijn sinds 2018/2019 uithuisgeplaatst en de samenwerking tussen de moeder en de hulpverlening verloopt zeer moeizaam. De moeder is moeilijk bereikbaar voor hulpverlening en houdt zich niet aan gemaakte afspraken. Ook onthoudt zij regelmatig haar toestemming voor noodzakelijke zaken in het belang van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om een veilige en verantwoorde opvoedsituatie te bieden, en heeft daarom het gezag van de moeder beëindigd. De rechtbank heeft echter niet ingestemd met het advies van de Raad voor de Kinderbescherming om een andere gecertificeerde instelling aan te wijzen voor de uitvoering van het gezag. In plaats daarvan heeft de rechtbank de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering belast met het gezag over de kinderen, gezien de complexe problematiek en de noodzaak voor continuïteit in de hulpverlening. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de moeder niet in staat is om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen, en dat het in het belang van de kinderen is dat er duidelijkheid en stabiliteit komt in hun opvoedsituatie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/325630 / FA RK 22-937
datum uitspraak: 4 mei 2022
beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, gevestigd te Haarlem,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 1]
,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [minderjarige 4] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,hierna te noemen de moeder,
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam-Zuidoost.
De rechtbank merkt als informant aan:
[de vader], hierna te noemen de vader.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 21 februari 2022, ingekomen bij de griffie op
24 februari 2022.
1.2
Op 7 april 2022 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.J.R. Roethof,
- [vertegenwoordiger van de raad] , namens de Raad,
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI,
- [vertegenwoordiger Leger des Heils] , namens het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Alkmaar.
De vader is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 oktober 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] verlengd tot 15 oktober 2022. Bij beschikking van 11 oktober 2021 is ook de machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [minderjarige 1] voor een accommodatie jeugdhulpverlener, voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in een gezinshuis en voor [minderjarige 4] in een 24-uurs voorziening verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 15 oktober 2022.

3.Het verzoek

3.1
De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder te beëindigen en het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot voogd te benoemen over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] . Uit de informatie vanuit het onderhavige onderzoek blijkt dat er op dit moment, in de huidige thuissituatie van de moeder, geen sprake is van een verantwoorde en veilige opvoedsituatie voor de kinderen. Ondanks de inzet van langdurige hulpverlening is de moeder onvoldoende in staat om de kinderen op passende wijze te begeleiden, te sturen en te stimuleren in hun ontwikkeling. Hoewel de kinderen op dit moment op een veilige en passende plek verblijven waar de moeder mee instemt, blijft zij aangeven dat de kinderen op enig moment weer thuis kunnen komen wonen. Dit is voor de kinderen een onvoorspelbare en onzekere situatie. Het is in het belang van de kinderen dat er duidelijkheid en continuïteit ontstaat wat betreft wonen, school en therapie. Vanwege het feit dat het beleid vanuit de betrokken instanties (gezinshuizen, begeleid wonen) is dat zij niet worden belast met de voogdij over [minderjarige 4] , [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , meent de Raad dat het niet in het belang van de kinderen is dat de voogdij bij de betrokken instanties wordt belegd. Aangezien de relatie van moeder met de GI verstoord is en een goede samenwerking niet meer mogelijk lijkt, meent de Raad dat de voogdij het best belegd kan worden bij het Leger Des Heils te Alkmaar.
3.2
Ter zitting heeft [vertegenwoordiger van de raad] mondeling aangevuld dat duidelijk is dat de moeder alles over heeft voor haar kinderen maar dat er ook grenzen zijn aan haar mogelijkheden. Het gezin heeft een lange hulpverleningsgeschiedenis en de kinderen wonen al lange tijd elders. Ondanks intensieve hulpverlening is het de moeder niet gelukt een stabiele en veilige thuissituatie te creëren. De kinderen hebben meer nodig dan de moeder hun kan bieden. Een terugplaatsing van de kinderen is niet in hun belang en een gezagsbeëindigende maatregel is passend. De samenwerking tussen de moeder en de huidige GI verloopt moeizaam. Nu de kinderen in een stabiele situatie verblijven en de hulpverlening loopt, kan een andere GI met de uitvoering van het gezag over de kinderen worden belast en een en ander soepel worden overgedragen. De koers van de hulpverlening zal niet veranderen, maar de komst van een nieuwe GI kan mogelijk wel een nieuwe start betekenen en leiden tot betere samenwerking met de moeder . Het overdragen van het gezag over de kinderen naar een persoon binnen het netwerk van de moeder is niet overwogen. Gelet op de complexe problematiek binnen het gezin is belangrijk dat een professionele neutrale derde het gezag over de kinderen uitoefent en de hulpverlening coördineert.

4.Standpunten

4.1
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben beiden bij de kinderrechter aangegeven dat zij het niet eens zijn met het verzoek. Zij willen dat de moeder het gezag over hen behoudt. [minderjarige 2] heeft benadrukt dat het goed met haar gaat in het gezinshuis, maar dat zij natuurlijk het liefst bij haar moeder zou wonen. [minderjarige 2] weet dat haar moeder veel afspraken vergeet en houdt daar eigenlijk al bij voorbaat rekening mee. [minderjarige 2] denkt dat wanneer haar moeder hulp krijgt bij het nakomen van afspraken en ook bij andere zaken , haar moeder wel voor haar kan zorgen. [minderjarige 1] vindt dat zijn moeder altijd goed voor hem heeft gezorgd en dat ook prima kan blijven doen. [minderjarige 1] spreekt zijn moeder dagelijks en gaat veel bij haar langs. Dat zijn moeder aangifte tegen hem heeft gedaan, berust op een misverstand. [minderjarige 1] denkt wel dat hij zal doen wat zijn moeder van hem vraagt. Zo is hij ook recent met haar op een sollicitatiegesprek geweest. Het feit dat zijn moeder geregeld afspraken vergeet na te komen, vindt [minderjarige 1] niet erg. Dat gebeurt iedereen wel eens.
4.2
Mr. Roethof heeft namens de moeder verweer gevoerd en in aanvulling daarop naar voren gebracht dat de moeder zich niet verzet tegen het voor de kinderen gestelde perspectief en dat zij hecht aan de continuïteit van de huidige leef- en opvoedsituatie van de kinderen. De moeder geeft de kinderen ook de emotionele toestemming om daar op te groeien. Beëindiging van het gezag van de moeder over de kinderen is dus ook niet nodig om de kinderen zekerheid te bieden over waar zij zullen opgroeien. De moeder staat open voor de geadviseerde hulpverlening en geeft haar toestemming waar dat nodig is. Van belang is wel dat voor de uitvoering van deze hulpverlening een andere GI wordt aangewezen.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij het gezag over de kinderen wil behouden. De kinderen willen dat zelf ook. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zitten op een goede plek, maar zij willen eigenlijk het liefst bij hun moeder zijn. Voor [minderjarige 1] is de situatie anders en voor hem moet eerst een beter bij hem passende plek worden gezocht, waar hij meer zelfstandig zijn eigen leven kan inrichten. Door zijn beperkingen is de gezonde ontwikkeling van [minderjarige 4] kwetsbaar. De moeder zal nooit accepteren dat een ander bepaalt hoe zijn verzorging er uit moet zien. Ook heeft de moeder geen vertrouwen dat, wanneer zij geen gezag meer over hem heeft, zijn verzorgers haar zullen betrekken bij kritieke situaties of mogelijke zwaarwegende beslissingen. De moeder betwijfelt of [minderjarige 4] bij [24-uurs voorziening] de verzorging krijgt die hij nodig heeft. Om die reden heeft de moeder geen toestemming gegeven voor de MIC-KEY-sonde. Dat de kinderen niet bij haar zullen opgroeien heeft de moeder geaccepteerd, maar zij weet zeker dat zij het wel kan. Met een groter huis en de juiste aanpassingen, kan zij de verzorging en opvoeding van alle kinderen, ook die van [minderjarige 4] , op zich nemen. In 2024 kan de moeder zich weer voor een grotere woning inschrijven. De moeder is van mening dat in de relatie met de huidige GI er niet naar haar wordt geluisterd en dat alleen wat de GI vindt, telt. De moeder denkt niet dat hierin ooit verandering kan komen. Belangrijk is dan ook om het Leger des Heils, de instelling die de ondertoezichtstelling over haar jongste dochter uitvoert, met het gezag over de kinderen te belasten. Een nieuwe start met een andere GI zou wel eens kunnen leiden tot een heel andere beoordeling van de situatie.
4.3
Door [vertegenwoordiger van de GI] is namens de GI ter zitting aangegeven dat de moeder aan de kinderen blijft trekken. Duidelijkheid over het gezag zal de kinderen rust, duidelijkheid en zekerheid geven. Ook is belangrijk dat de continuïteit van de geadviseerde zorg over de kinderen wordt gewaarborgd. Dit is met name van belang voor [minderjarige 4] . De moeder belemmert, door haar toestemming voor bepaalde zaken zoals de MIC-KEY-sonde niet te geven, de zorg die voor hem noodzakelijk is. Om de belangen van de kinderen te behartigen is noodzakelijk dat het gezag over hen wordt uitgeoefend door een neutrale professionele derde. Vanuit de nieuwe gezagssituatie zal opnieuw de samenwerking met de moeder worden gezocht.
[vertegenwoordiger van de GI] heeft aangevuld dat de GI al lange tijd bij het gezin betrokken is. Er is hard gewerkt en er is voor alle kinderen een passend hulpverleningstraject ingezet. Hierin een knip maken door een andere GI met de uitoefening van het gezag over de kinderen te belasten, brengt de continuïteit van de geadviseerde hulpverlening in gevaar. Een nieuwe start met een andere GI is dan ook misschien in het belang van de moeder maar zeker niet in het belang van de kinderen.

5.De beoordeling

5.1
De rechtbank overweegt, dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
5.2
Ten aanzien van de kinderen gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[minderjarige 1] is in december 2018 uithuisgeplaatst en heeft sindsdien in verschillende leef- en opvoedsituaties verbleven. Er is bij [minderjarige 1] sprake van ernstige gedragsproblematiek en hij accepteert geen enkel gezag. Op dit moment woont [minderjarige 1] bij [accommodatie jeugdhulpverlener] , maar hij is daar weinig aanwezig. [minderjarige 1] gaat niet meer naar school. De zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] zijn onverminderd groot. Er is sprake van politie- betrokkenheid en ook was [minderjarige 1] betrokken bij een ernstig incident in de thuissituatie bij de moeder waarbij ook de verdenking is van de aanwezigheid van een vuurwapen.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn in 2019 uit huis geplaatst in verband met een onveilige thuissituatie bij de moeder. Beide kinderen verblijven nu perspectiefbiedend in het gezinshuis [gezinshuis] . Zij ontwikkelen zich daar goed, laten zich goed begeleiden en gaan beter om met hun emoties. Beide kinderen krijgen therapie om met hun belaste verleden om te gaan. De moeder blijft naar [minderjarige 2] en [minderjarige 3] signalen afgeven dat zij op enig moment weer bij haar thuis kunnen komen wonen. Dit zorgt zowel bij [minderjarige 2] als bij [minderjarige 3] voor veel onrust.
[minderjarige 4] is meervoudig gehandicapt en bij hem is sprake van psychomotore retardatie en epilepsie. Hij is voor zijn opvoeding en verzorging volledig afhankelijk van de zorg van anderen. Om zich, binnen zijn mogelijkheden, goed te ontwikkelen heeft hij een professionele zorgomgeving nodig waar hij veel wordt gestimuleerd. Deze zorg kan de moeder [minderjarige 4] niet bieden. Sinds [minderjarige 4] in juli 2020 bij [24-uurs voorziening] is geplaatst, ontwikkelt hij zich goed. De samenwerking tussen [24-uurs voorziening] en de moeder verloopt moeizaam en zij weigert geregeld haar toestemming te geven voor in het belang van [minderjarige 4] noodzakelijke handelingen. Zo houdt de moeder tegen dat bij hem een zogeheten MIC-KEY voedingssonde wordt geplaatst die bij hem veel ongemak en weerstand kan wegnemen.
Op 1 maart 2020 is door de GI over het perspectief van [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] een opvoedbesluit genomen dat zij niet bij de moeder zullen opgroeien.
5.3
Al voor 2018 is in het vrijwillige kader in het gezin veel en verschillende hulpverlening ingezet om de complexe opvoedings- en verzorgingssituatie voor de kinderen te verbeteren. Dit is echter niet gelukt en in oktober 2018 zijn de kinderen onder toezicht gesteld. Voor [minderjarige 1] is bij deze beschikking ook een machtiging tot uithuisplaatsing afgegeven en [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zijn bij beschikking van september 2019 uithuisgeplaatst. Binnen het kader van de ondertoezichtstelling is intensieve hulpverlening ingezet om tot samenwerking met de moeder te komen , een beter zicht te krijgen op haar thuissituatie en haar opvoedingsvaardigheden te vergroten. De moeder is echter onverminderd wantrouwend, zij legt alle problemen buiten zichzelf, wijst alle hulpverlening af en volgt adviezen onvoldoende op. Deze houding van de moeder heeft ervoor gezorgd dat het niet gelukt is in haar thuissituatie voldoende verbeteringen en constructieve veranderingen neer te zetten om zo de veiligheid van de kinderen in die situatie te kunnen waarborgen. Er is geen verwachting dat de moeder binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn in staat zal zijn de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding op zich te nemen en voor hen een opvoedingsomgeving neer te zetten die tegemoetkomt aan hun behoeften. De moeder blijft echter van mening dat zij in staat is de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en de verzorging van de kinderen op zich te nemen en dat de kinderen op enig moment naar huis kunnen terugkeren. De moeder spreekt dit ook naar de kinderen uit, wat een grote belasting is voor hun loyaliteit. Ook ter zitting bevestigt de moeder dat zij van mening is zelf voor de kinderen te kunnen zorgen.
5.4
Duidelijk is dat de moeder de kwetsbaarheid van de verdere veilige ontwikkeling van de kinderen ontkent, de ernst van de zorgen over hen bagatelliseert en de gronden voor hun uithuisplaatsing onverminderd afwijst. De moeder gaat voorbij aan haar eigen aandeel in de zorgen over de kinderen en zij ziet niet welke invloed haar handelen op de kinderen heeft. Ook is gebleken dat de moeder geregeld haar toestemming voor zaken die in het belang van de kinderen noodzakelijk zijn, niet of te laat geeft. Dit treft met name de verzorging van [minderjarige 4] en heeft ervoor gezorgd dat voor hem noodzakelijk medisch handelen, niet kan worden uitgevoerd. De niet meewerkende en meedenkende houding van de moeder staat geregeld de verdere ontwikkeling van de kinderen in de weg en het belast de voortgang van het voor hen geadviseerde hulpverleningstraject. De moeder is hierin onvoldoende leerbaar gebleken en duidelijk is dat het haar niet lukt de belangen van de kinderen voorop te zetten en in hun belang de juiste keuzes te maken. De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat hierin op enig moment verbetering te verwachten is.
5.5
De huidige opvoedings- en verzorgingssituatie van [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] biedt hun wat zij nodig hebben voor nu en voor de toekomst. Sinds de uithuisplaatsing hebben zij een duidelijke groei in hun ontwikkeling doorgemaakt. Duidelijk is echter dat de kinderen door hun belaste voorgeschiedenis een grotere behoefte hebben dan gemiddeld aan structuur, regels, stabiliteit, voorspelbaarheid en duidelijkheid. De kinderen hebben, ieder op hun eigen manier, een zorgvuldige en pedagogische aanpak nodig en een voor hen veilige en een bij hun behoefte aansluitende opvoedings- en verzorgingssituatie, waar zij aan zichzelf kunnen werken en toe kunnen komen aan hun ontwikkelingstaken. Duidelijk is dat de moeder de kinderen hierin niet kan bieden wat zij nodig hebben. Bij terugplaatsing bij de moeder zullen de kinderen opnieuw worden blootgesteld aan de onveilige situaties die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Ten aanzien van [minderjarige 1] is duidelijk dat het de moeder niet lukt om haar gezag uit te oefenen en hem te bieden wat hij nodig heeft. De zorgen over zijn ontwikkeling en zijn gedrag zijn onverminderd groot en noodzakelijk is dat goed gekeken wordt wat hij nodig heeft om zich verder goed te ontwikkelen en de toenemende zorgen over criminele betrokkenheid weg te nemen. Belangrijk is dat vanuit een gezaghebbende positie de regie wordt genomen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en dat zonder belemmering in zijn belang wordt gehandeld.
5.6
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de moeder niet binnen een voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] aanvaardbare termijn hun verzorging en opvoeding ter hand kan nemen. De persoonlijke omstandigheden van de moeder, haar onverminderde weerstand tegen de hulpverlening en haar onvermogen het belang van de kinderen voorop te zetten, maken naar het oordeel van de rechtbank dat de moeder blijvend niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen. Het lukt niet om met de moeder tot een goede samenwerking te komen en zij handelt geregeld niet in het belang van de kinderen. Dit zorgt voor vertraging in het voor de kinderen geadviseerde en noodzakelijke hulpverleningstraject. In het belang van de verdere veilige ontwikkeling van de kinderen is dan ook noodzakelijk dat niet langer onduidelijkheid en onzekerheid bestaat over waar zij opgroeien en wie over hen de beslissingen neemt. Nu de thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder niet aan de orde is, zijn er geen gronden om de continuïteit van hun opvoeding en de verzorging vanuit het gedwongen kader te waarborgen. Een maatregel ten aanzien van de uitoefening van het gezag over de kinderen is daarom passend.
5.7
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
5.8
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid BW een voogd over hen te benoemen. De rechtbank is op basis van de verkregen inlichtingen en in overeenstemming met het advies van de Raad van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat een neutrale en professionele derde met het gezag over hen wordt belast, hun belangen behartigt en over hen de beslissingen neemt.
Omdat de samenwerking tussen de moeder en de huidige GI moeizaam en beladen is, heeft de Raad verzocht om het Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot voogd over de kinderen te benoemen. De rechtbank is echter van oordeel dat de problemen in de samenwerking bij de moeder liggen. Zo blijkt uit de verkregen informatie dat sprake is van een patroon waarbij de moeder, op het moment dat zij een andere mening heeft over wat in het belang van de kinderen is dan de professionele hulpverlening, afhaakt, onbereikbaar is en de hulpverlening niet langer toelaat in haar thuissituatie. Het aanwijzen van een andere GI voor de uitvoering van de voogdij over de kinderen zal naar het oordeel van de rechtbank in dit patroon geen constructieve verandering brengen. In de beslissing over de uitoefening van het gezag van de kinderen speelt ook mee dat het uitgebreide en gespecialiseerde hulpverleningstraject voor de kinderen volledig is ingezet door de huidige GI, met veel kennis over de specifieke problematiek bij de kinderen. Binnen dat traject is op passende wijze geprobeerd met de moeder tot samenwerking te komen en haar te ondersteunen bij de invulling van haar moederrol op afstand. De rechtbank erkent dat dit moeizaam verloopt, maar het risico dat het aanwijzen van een andere GI de voortgang van de voor de kinderen geadviseerde hulpverlening stagneert, is reëel. Dit is niet in het belang van deze kwetsbare kinderen.
Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de diverse en complexe persoonlijke problematiek zoals die binnen het gezin is vastgesteld, beter past bij de doelgroep en de specialisatie van de huidige GI. De rechtbank gaat daarom op dit punt niet mee in het advies van de Raad maar is van oordeel dat de huidige GI, te weten de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam-Zuidoost, moet worden belast met de voogdij over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
beëindigt het ouderlijk gezag van:
[de moeder] , geboren [geboortedatum] te Curaçao,
over de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
6.2
benoemt tot voogd over genoemde minderjarigen de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam-Zuidoost;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. van Weely, voorzitter, ook kinderrechter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. G.A.M. van Dijk, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
A.M. Pieters, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam