Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
2.De feiten
Artikel 3.
(…)
Artikel 5.
Een en ander geldt niet voor zover bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
- de kosten van het dagelijkse levensonderhoud en kleding;
- [de minderjarige] haar hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw;
- iedere woensdag vanaf 12:45 uur (dan wel uit school) tot donderdag 10:00
- de feestdagen bij helfte tussen partijen worden verdeeld;
3.Verzoeken en verweer
4.Beoordeling
rekening moet worden gehouden met inkomsten van zowel de man als de vrouw. Partijen zijn het erover eens dat de vrouw in 2020 een netto besteedbaar inkomen (NBI) had van € 1.161 per maand. Ook de rechtbank zal daar van uitgaan.
€ 3.756 per maand.
€ 3.756). Dit resulteert in een gebruteerde aanvullende behoefte van € 4.203 bruto per maand.
- De maandelijkse storting ad € 400 op de rekening van de moeder van de man;
- De gemiddelde kosten voor sporttraining ad € 516 per maand;
- De kosten voor de reisverzekering ad € 14 per maand;
- De maandelijkse storting ad € 50 op de spaarrekening van [de minderjarige] .
- Een hypotheeklast van € 1.195 per maand;
Ook houdt de rechtbank geen rekening met een energierekening ad € 207 per maand nu de kosten voor de energierekening worden geacht te zijn verdisconteerd in de bijstandsnorm ad € 1.092, welk bedrag in mindering wordt gebracht op het inkomen van de man. Verder is het de rechtbank ook niet duidelijk geworden dat de man structureel iedere maand voornoemd bedrag voldoet, zonder verrekening van het teveel betaalde aan het einde van het jaar.
5.Beslissing
mr. M. Schuth, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.