Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord, met producties
- de akte uitlaten producties van de zijde van [gedaagde].
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is er een incident aanhangig gemaakt door [gedaagde] B.V. waarin zij de rechtbank verzoekt zich onbevoegd te verklaren. Dit verzoek is gebaseerd op de stelling dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten onder de Nederlandse Expeditievoorwaarden vallen, waarin een arbitragebeding is opgenomen. De eiseressen, Circularity B.V. en AAA Textiles B.V., betwisten de toepasselijkheid van deze voorwaarden en stellen dat [gedaagde] misbruik van recht maakt door zich pas in deze procedure op het arbitragebeding te beroepen.
De rechtbank heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 6:233 en 6:234, die betrekking hebben op de kennisgeving van algemene voorwaarden. De rechtbank concludeert dat [gedaagde] voldoende gelegenheid heeft geboden aan Circularity c.s. om kennis te nemen van de Fenex-voorwaarden, en dat deze voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomsten. De rechtbank oordeelt dat het arbitragebeding niet de kern van de overeenkomst raakt en dat het beroep van [gedaagde] op het arbitragebeding slaagt.
Als gevolg hiervan verklaart de rechtbank zich onbevoegd om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Circularity c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van het incident, terwijl [gedaagde] in de hoofdzaak ook in de proceskosten wordt veroordeeld, omdat Circularity c.s. nodeloos kosten hebben veroorzaakt door de zaak bij de verkeerde instantie aanhangig te maken. Het vonnis is gewezen op 4 mei 2022 door mr. Th.S. Röell.