4.3.4Bewijsoverwegingen
4.3.4.1 Identificatie telefoonnummers, kentekens en EncroChat-adressen
[verdachte]
Telefoonnummer
De rechtbank stelt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen vast dat [verdachte] in de periode van 17 oktober 2018 tot en met 29 oktober 2020 de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1] ).
Kentekens
Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte] in de periode van 2017 tot en met 24 september 2019 de gebruiker is geweest van een Audi A7 met het kenteken [kenteken 1] en in de periode van 28 oktober 2019 tot en met 22 april 2020 van een Audi A5 met het kenteken [kenteken 2] .
EncroChat-adres
De rechtbank stelt met betrekking tot het EncroChat-adres [gebruikersnaam 1] @encrochat.com (hierna: [gebruikersnaam 1] ) het volgende vast. Het EncroChat-adres is gekoppeld aan het telefoonnummer [cryptotelefoonnummer 2] . Op 24 en 25 december 2019 gaat dit telefoonnummer, wat betreft locatie en tijd, gelijk op met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en de Audi A5 met het kenteken [kenteken 2] . Daarnaast volgt uit de verkregen EncroChats dat [gebruikersnaam 1] op 29 maart 2020 in een chat met gebruiker [gebruikersnaam 2] doorgeeft dat hij gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Bovendien wordt [gebruikersnaam 1] op [geboortedag] 2020 door de gebruiker [gebruikersnaam 3] gefeliciteerd. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] op [geboortedag] 1983 is geboren.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het EncroChat-adres [gebruikersnaam 1] .
[medeverdachte 1]
Telefoonnummers
Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en telefoonnummer [telefoonnummer 3] .
Kenteken
De rechtbank stelt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van een BMW met het kenteken [kenteken 3] in de periode van 6 november 2019 tot en met 22 oktober 2020.
EncroChat-adres
De rechtbank stelt met betrekking tot het EncroChat-adres [gebruikersnaam 3] @encrochat.com (hierna: [gebruikersnaam 3] ) het volgende vast. Het EncroChat-adres is gekoppeld aan het telefoonnummer [cryptotelefoonnummer 3] . Op 20 april 2020 en 9 mei 2020 gaat dit telefoonnummer, wat betreft locatie en tijd, gelijk op met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] en de BMW met het kenteken [kenteken 3] . Daarnaast volgt uit de inhoud van de verkregen EncroChat-berichten dat [gebruikersnaam 3] afspraken maakt met de gebruiker van het EncroChat-adres [gebruikersnaam 4] @encrochat.com (hierna: [gebruikersnaam 4] ) om elkaar op 29 mei 2020 twee keer te treffen. Diezelfde dag is [medeverdachte 1] geobserveerd door het observatieteam en is vastgesteld dat [medeverdachte 1] ontmoetingen heeft gehad die overeenkomen met de afspraken die zijn gemaakt in de EncroChat-berichten met [gebruikersnaam 4] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van het EncroChat-adres [gebruikersnaam 3] .
[medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] )
Gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 3] de gebruiker is geweest van het EncroChat-adres [gebruikersnaam 5] @encrochat.com.
4.3.4.2 Overwegingen ten aanzien van feit 1 in Messina
Koppelingen
Op grond van de in bijlage II onder 29 tot en met 47 genoemde bewijsmiddelen, stelt de rechtbank het volgende vast.
In de ten laste gelegde periode heeft [verdachte] gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 1] en daarnaast van [cryptotelefoonnummer 1] . Ook maakte hij gebruik van de auto met kenteken [kenteken 1] . In diezelfde periode heeft medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 4] en de auto met kenteken [kenteken 4] . Medeverdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) heeft gebruik gemaakt van een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 5] en de auto met kenteken [kenteken 5] . [medeverdachte 5] verbleef regelmatig op het adres [adres 2] .
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen onder meer het volgende af.
Voorafgaand aan 3 februari 2019
Op 18 januari 2019 zijn [verdachte] en [medeverdachte 4] samen in het havengebied van IJmuiden en bezoeken zij samen twee panden, die in de directe omgeving van de loods aan de [straatnaam loods] zijn gelegen. Op 31 januari 2019 zijn [verdachte] en [medeverdachte 4] in de middag opnieuw samen. Enige tijd later op diezelfde dag ontmoet [verdachte] [medeverdachte 5] . Die avond zijn [verdachte] en [medeverdachte 4] samen in een eetgelegenheid. Eveneens op 31 januari 2019 wordt in een auto die door [medeverdachte 5] wordt gebruikt, door de FIOD een briefje gevonden met daarop de tekst ‘ [gedeelte van straatnaam loods] 16’.
In de avond van 1 februari 2019 bevinden de telefoons en de auto’s van [verdachte] en [medeverdachte 4] zich in de directe omgeving van The Harbour Club in Amsterdam. Vervolgens, inmiddels is het 2 februari 2019, laten zowel de auto’s als de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 4] een verplaatsing zien naar Hoofddorp, in de omgeving van het [adres 2] .
2 februari 2019, [telefoonnummer 6] , [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8]
Op 2 februari 2019, tussen 19:45 uur en in elk geval 20:40 uur zijn de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 4] opnieuw in elkaars nabijheid, nu in Haarlem. Kort daarna, omstreeks 20:49 uur, verplaatsen beide telefoons en de auto van [verdachte] zich in de richting van de Lange Herenstraat. In deze straat is de winkel Suny Tele Technics gevestigd. In de onmiddellijke omgeving van deze winkel zijn drie telefoonnummers geactiveerd om 20:51 uur ( [telefoonnummer 6] ), 20:54 uur ( [telefoonnummer 7] ) en 20:56 uur ( [telefoonnummer 8] ). Deze telefoonnummers zijn uitgegeven door Lebara en voor verkoop geleverd aan Suny Tele Technics. De bij deze nummers behorende simkaarten zijn alle drie geplaatst in een telefoon van het merk Nokia, model 105. Suny Tele Technics verkoopt dergelijke telefoons. Tussen 21:02 en 21:04 uur verlaat in elk geval de [cryptotelefoonnummer 1] van [verdachte] de (omgeving van de) Lange Herenstraat weer.
Op 2 februari 2019 om 21:02 uur, derhalve direct na activatie, hebben [telefoonnummer 7] en het telefoonnummer van [medeverdachte 5] verbinding gemaakt. Diezelfde avond, om 23:44 uur gaat [medeverdachte 4] de woning van [verdachte] binnen. Hij verlaat deze weer om 00:34 uur. Het is dan inmiddels 3 februari 2019.
3 februari 2019
Op 3 februari om 04:02 uur maakt [telefoonnummer 8] verbinding vanuit (de nabijheid van) de woning van [verdachte] . Om 04:10 uur, gaat [medeverdachte 5] de woning van [verdachte] binnen. Acht minuten later gaat [medeverdachte 4] eveneens de woning binnen. Om 04:56 uur verlaten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] de woning. Om 05:04 uur worden de kentekens van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] geregistreerd wanneer zij Hoofddorp verlaten.
Op 3 februari 2019 is om 05:39 uur gepind in het havengebied van IJmuiden, met een bankpas die hoort bij een rekeningnummer van [medeverdachte 4] . De gebruikte pas staat op naam van [medeverdachte 4] .
De kentekens van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] worden op 3 februari 2019 om 06:44 uur gezien op camerabeelden die zijn vastgelegd in het havengebied van IJmuiden. Daarbij valt op dat de auto’s achter elkaar rijden terwijl de inzittenden onderling contact hebben door middel van een handgebaar. Naast de auto’s is ook [cryptotelefoonnummer 1] (van [verdachte] ) tussen omstreeks 05:30 uur en 06:47 uur in dat havengebied. Hetzelfde geldt voor [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8] .
Op 3 februari 2019 is om 06:30 uur door de politie binnengetreden in een loods aan de [straatnaam loods] 18 in IJmuiden. Ongeveer een half uur later is daar een grote hoeveelheid cocaïne in beslag genomen. Deze cocaïne was verstopt in dozen met bananen. De bananen zijn op 1 februari 2019 te Vlissingen in Nederland aangekomen. Vanuit Vlissingen zijn de bananen naar een bedrijf in Moerdijk gegaan. Daar vandaan zijn ze per vrachtwagen vervoerd naar IJmuiden. De chauffeur van die vrachtwagen, [betrokkene 1] is om 07:50 uur aangehouden.
Aantreffen [telefoonnummer 6] en gebruik van de Nokia’s
Onder [betrokkene 1] is een telefoon aangetroffen van het merk Nokia, waarvan het nummer eindigt op [telefoonnummer 6] . Dit betrof eerder genoemd nummer [telefoonnummer 6] . [betrokkene 1] heeft verklaard deze werktelefoon gekregen te hebben van degene op wiens verzoek hij de pallet met bananen heeft opgehaald. [betrokkene 1] was destijds woonachtig aan de [straatnaam loods] 18, in de woning naast voornoemde loods. In de onder [betrokkene 1] aangetroffen [telefoonnummer 6] stond één nummer geregistreerd, met als contactnaam ‘vriend’ en met een telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 7] Dit betreft eerder genoemd nummer [telefoonnummer 7] .
De [telefoonnummer 6] ( [betrokkene 1] ) en [telefoonnummer 7] (Vriend) hebben op 2 en 3 februari 2019, dus kort voor het arriveren van de cocaïne in IJmuiden, in totaal 23 keer contact met elkaar gehad, waarbij het initiatief telkens werd genomen door Vriend. [telefoonnummer 7] en [telefoonnummer 8] , de derde van de drie in Haarlem op 2 februari 2019 aangeschafte Nokia’s, hebben eveneens regelmatig onderling contact terwijl zij zich in het havengebied van IJmuiden bevinden.
Het telefoonnummer van [medeverdachte 4] staat opgeslagen in de privé-telefoon van [betrokkene 1] . In de weken voorafgaand aan de (verlengde) invoer van de cocaïne heeft meermaals contact tussen de telefoontoestellen plaatsgevonden. Hierbij is zowel gechat als gebeld.
Na het aantreffen van de cocaïne door de politie
Enige tijd later, rond 07:30 uur, rijden de auto’s van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] in Amsterdam in de richting van de Rozengracht. Dan is ook [telefoonnummer 7] in Amsterdam en rond 07:45 uur bevinden zowel [cryptotelefoonnummer 1] (van [verdachte] ), als [telefoonnummer 8] en [telefoonnummer 7] zich in de directe omgeving van de Rozengracht.
De drie Nokia’s hebben na 07:47 uur op 3 februari 2019 geen contact meer met elkaar.
Verklaring van de verdachte
Ter terechtzitting van 17 maart 2022 heeft de verdachte verklaard dat hij de vroege ochtend van 3 februari 2019 heeft doorgebracht met een vrouw en dat hij zijn cryptotelefoon – de rechtbank begrijpt: die met het nummer eindigend op [cryptotelefoonnummer 1] – die ochtend heeft uitgeleend aan een ander waarna hij zijn telefoon later die ochtend op de Rozengracht in Amsterdam weer terugkreeg De verdachte heeft één en ander pas ter terechtzitting van 27 september 2021 voor het eerst verklaard. Op vragen van de rechtbank en de politie heeft de verdachte niet willen verklaren met wie hij die ochtend was en aan wie hij zijn telefoon heeft uitgeleend. Ook op algemener geformuleerde vragen, zoals op welk moment hij zijn telefoon heeft uitgeleend of met welk doel, heeft de verdachte zijn verklaring op geen enkele wijze willen concretiseren. Gelet hierop, en in aanmerking genomen het moment waarop de verdachte deze verklaring heeft afgelegd, lijkt het er op dat de verdachte een hem ontlastende verklaring heeft willen geven, afgestemd op de inhoud van het dossier. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk en gaat daaraan, in aanmerking nemend de bewijswaarde en bewijskracht van de inhoud van de bewijsmiddelen, voorbij.
Conclusie ten aanzien van betrokkenheid
Uit alle hiervoor beschreven feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, blijkt naar het oordeel van de rechtbank van een gezamenlijke intensieve oriëntatie van de verdachte en zijn medeverdachten op het transport van de cocaïne naar de loods in IJmuiden.
Daarvoor is redengevend wat er is gebleken over activiteiten van elk van hen afzonderlijk en van één of meer van hen samen. In het oog springend zijn het adres van de locatie van aflevering waarover [medeverdachte 5] kennelijk beschikte en de aanschaf van de drie Nokia-telefoons die op verschillende wijzen in verband te brengen zijn met de verdachten én direct in verband staan met het transport, meer in het bijzonder met de chauffeur. [medeverdachte 4] stond ook op andere wijzen eerder in contact met deze persoon. Daarnaast neemt de rechtbank op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand aan dat de verdachten alle drie in de haven van IJmuiden zijn geweest op het moment van aflevering van de partij cocaïne en vervolgens min of meer gelijktijdig naar een locatie in Amsterdam zijn gegaan. Ook dit laatste moet, gelet op de overige gedragingen van de verdachten, in een betekenisvol verband staan met de ingevoerde cocaïne. Aan die vaststelling draagt bij het gegeven dat twee van de drie telefoons, die op de avond vóór de aankomst van de cocaïne in Haarlem zijn aangeschaft en gelet op de gebruiksgegevens onmiskenbaar verband hebben met het transport en met de verdachten, in diezelfde omgeving in Amsterdam zijn uitgepeild.
Tegen deze achtergrond zijn tot slot ook de ontmoetingen in wisselende samenstelling in de dagen voorafgaand aan 3 februari 2019 van betekenis. Al deze uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden grijpen zodanig in elkaar dat er een samenstel van gedragingen uit moet worden afgeleid die werden gedragen en gestuurd door die gedeelde oriëntatie op de invoer van de hoeveelheid van ongeveer 400 kilogram cocaïne. Bij gebreke van verklaringen van de verdachten die voor enige zinvolle alternatieve uitleg van deze redengevende feiten en omstandigheden aanknopingspunten kunnen bieden, komt de rechtbank tot de slotsom dat zij alle in een zinvol verband staan met het cocaïnetransport. Een nadere duiding van elk van die gedragingen van de verdachten is niet mogelijk maar ook niet nodig en het maakt deze conclusie daarom niet anders.
Verlengde invoer
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van (verlengde) invoer overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat de tijdspanne tussen het eerste moment van binnenkomst op Nederlands grondgebied van de cocaïne en het aantreffen van de cocaïne in de loods in IJmuiden kort is. Immers, de pallet waarop de cocaïne was verborgen is op 1 februari 2019 vanuit Colombia in Vlissingen afgeleverd. Diezelfde dag is de pallet op transport gegaan naar Moerdijk. Vervolgens is de pallet reeds in de nacht van 2 op 3 februari 2019 vanuit Moerdijk naar IJmuiden gebracht, waar de cocaïne diezelfde dag, begin van de ochtend, rond 7:00 uur in beslag is genomen door de politie. Bovendien leidt de rechtbank uit de wijze van aantreffen van de cocaïne in IJmuiden af dat de cocaïne in Vlissingen en Moerdijk niet is uit- of omgepakt.
Eindconclusie
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van de (verlengde) invoer van cocaïne in de zin van artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet (hierna: OW). De verdachte heeft dit feit met anderen medegepleegd.
Voorwaardelijke verzoeken horen getuigen
De raadsman heeft onder voorwaarden verzocht de volgende getuigen te horen.
Getuigen [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5]
De raadsman heeft, indien de rechtbank een verband zou zien tussen vermeende ontmoetingen op 2 februari 2019 tussen [verdachte] en [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en
[betrokkene 5] , verzocht deze personen als getuige te horen.
Nu de rechtbank hetgeen door verbalisanten is opgenomen in het procesdossier over vermeende ontmoetingen tussen de verdachte en genoemde personen niet als bewijs gebruikt, is niet aan de gestelde voorwaarde voor het verzoek voldaan en hoeft de rechtbank daarover geen beslissing te nemen.
Getuige [betrokkene 6] (hierna: [betrokkene 6] )
De raadsman heeft, indien de rechtbank op basis van het spraakbericht dat [betrokkene 6] op 6 februari 2019 aan [betrokkene 7] heeft verzonden zou concluderen dat de verdachte in financiële zin betrokken is geweest bij het in Messina onder 1 ten laste gelegde feit, verzocht deze persoon als getuige te horen.
De rechtbank gebruikt de inhoud van het door de raadsman bedoeld spraakbericht dat afkomstig is van [betrokkene 6] voor het bewijs van dit feit. Dit betekent dat de voorwaarde, verbonden aan het voorwaardelijk verzoek, is vervuld en dat de rechtbank aan beoordeling hiervan toekomt. De maatstaf waaraan het verzoek moet worden getoetst, is of de noodzaak van het verzochte is gebleken. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat op verzoek van de verdediging en in aanwezigheid van de raadsman, [betrokkene 6] als getuige is gehoord door de rechter-commissaris. Bij die gelegenheid is [betrokkene 6] door de raadsman uitgebreid bevraagd over onder meer genoemd voicebericht met betrekking tot bananen en drugs in relatie tot de verdachte. De omstandigheid dat die verklaring in Tartarus is afgelegd doet daar niet aan af. De beide zaken zijn immers door de rechtbank gevoegd en het verhoor bij de rechter-commissaris heeft na die voeging plaatsgevonden. De raadsman heeft ter onderbouwing van zijn verzoek geen nieuwe of andere omstandigheden naar voren gebracht die noodzaken tot een aanvullend verhoor van [betrokkene 6] zoals door de raadsman verzocht. Het verzoek wordt afgewezen.
4.3.4.3 Overwegingen ten aanzien van feit 2 en feit 3 in Messina
Drugslab
Op 3 september 2020 werd een zogeheten drugslab aangetroffen in Hollandscheveld. In de verkregen EncroChat-berichten werd door verschillende gebruikers vanaf 27 maart 2020 veelvuldig gesproken over een lab dat gelet op de overige in de bewijsmiddelen opgenomen resultaten van opsporing dit lab in Hollandscheveld betreft. Uit de inhoud van deze chats kan het volgende worden afgeleid.
Op 28 maart 2020 krijgt een persoon, aangeduid als “de boer”, die kennelijk eigenaar is van het stuk grond waar het lab is gevestigd een EncroChat-telefoon met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 6] . [gebruikersnaam 6] heeft contact met de EncroChat-gebruikers [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] . Er wordt door hen over en weer gechat over de werkzaamheden in het lab en de klachten van de boer zoals onder meer de stank, de geluidsoverlast en het werken in de weekenden. [gebruikersnaam 7] stuurt de inhoud van deze chats door naar de gebruiker [gebruikersnaam 9] . Uit de chats kan worden afgeleid dat [gebruikersnaam 9] de persoon is die de controle houdt over het productieproces in het lab en de laboranten aanstuurt. Uit de historische verkeersgegevens van [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] volgt dat hun telefoontoestellen meermalen in de directe omgeving van het lab in Hollandscheveld zijn geweest.
[gebruikersnaam 9] , [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 8] onderhouden intensief contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] . Zij informeren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] over het productieproces en de klachten van de boer daarover. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn ontevreden over de gang van zaken en [verdachte] wordt door [medeverdachte 1] op de hoogte gebracht van de problemen met het functioneren van het lab. Uit de chats volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] daarover vervolgens intensief met elkaar communiceren. Deze berichten kunnen niet anders worden uitgelegd dan dat het overleg over de inrichting, de voortgang van het productieproces en het aan het zicht onttrekken van het lab betreft. Ze bespreken de knelpunten in het productieproces, in het bijzonder de voorraad grondstoffen, de geur- en geluidsoverlast en de ongewenste zichtbaarheid van de laboranten. Daarnaast wordt besproken welke instructies moeten worden gegeven aan het personeel van het laboratorium en de boer en worden deze instructies vervolgens doorgestuurd aan [gebruikersnaam 8] , [gebruikersnaam 7] en [gebruikersnaam 9] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] geven een aantal keer aan dat ze een vriend zullen instrueren langs te gaan bij de boer en uit de historische verkeersgegevens van [gebruikersnaam 8] en [gebruikersnaam 7] volgt dat deze personen op die momenten in de directe omgeving van het lab zijn geweest. Tevens kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat er meerdere ontmoetingen hebben plaatsgevonden tussen [gebruikersnaam 9] en [medeverdachte 1] en [verdachte] . Uit de inhoud van de chats volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] meerdere keren verhaal halen bij [gebruikersnaam 9] over de problemen bij het lab, aangezien ze anders voor niks ‘10/k’ hebben betaald. Als eind april 2020 [gebruikersnaam 9] aangeeft dat hij niet meer door wil gaan met het lab, wordt er door [verdachte] en [medeverdachte 1] gezocht naar een nieuwe partij.
Methamfetamine bereiden
Bij de ontmanteling van het lab zijn er diverse goederen aangetroffen die passen bij de productie van methamfetamine. Daarnaast wordt in de chats meerdere keren gesproken over onder meer ‘ice’, ‘draaien’, ‘reacties’ en ‘destilleren’. Bovendien wordt er door [gebruikersnaam 9] een afbeelding van een witte substantie met [medeverdachte 1] gedeeld met daarbij de tekst ‘zijn eerste kilos aan t maken’. Dat er ook daadwerkelijk methamfetamine in het lab is geproduceerd blijkt daarnaast uit het onderzoek aan het drugsafval. In het rapport van het Nederland Forensisch Instituut wordt immers na onderzoek geconcludeerd dat het afval methamfetamine bevat.
Gelet op het voorgaande en op grond van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van zo’n nauwe en intensieve samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en anderen dat sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank komt daarom ten aanzien van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het bereiden van methamfetamine.
Afvaldumping
Vanaf eind april 2020 wordt er intensief gecommuniceerd over het verwijderen van het drugsafval. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn ontevreden, aangezien het drugsafval bij het lab is achtergebleven. Zij vragen [gebruikersnaam 9] meerdere keren om het drugsafval te verwijderen. Als blijkt dat dit niet wordt gedaan, besluiten [medeverdachte 1] en [verdachte] het zelf te regelen. Op 14 mei 2020 chatten [medeverdachte 1] en [verdachte] over het verwijderen van het afval. Uit de inhoud van deze chat kan worden afgeleid dat ‘ [voornaam medeverdachte 6] ’ dit de volgende dag zal doen en dat [medeverdachte 1] hier
€ 2.500,- voor zal betalen. Op 15 mei 2020 wordt, na een melding van een getuige, een partij drugsafval aangetroffen in Ermelo. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat dit het drugsafval is afkomstig van het lab in Hollandscheveld en dat medeverdachte [medeverdachte 6] betrokken is geweest bij deze afvaldumping.
Het gestorte afval was gevaarlijk op de wijze als omschreven in de delictsomschrijving. Dat blijkt uit de stukken die de benadeelde partij heeft overgelegd en die door de rechtbank voor het bewijs worden gebruikt.
Op grond van het voorgaande en de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat [verdachte] en [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] de opdracht hebben gegeven om tegen betaling het drugsafval te dumpen en dat derhalve sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank komt daarom ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte 1] tot een bewezenverklaring van het medeplegen van het dumpen van het drugsafval.
4.3.4.4 Overwegingen ten aanzien van feit 4 in Messina
Uit de verkregen EncroChat-berichten volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zeer intensief met elkaar communiceren waarbij vaak de term ‘keta’ valt. Uit de inhoud van deze berichten kan worden afgeleid dat de gesprekken gaan over het transport en de aflevering van 40, 100 en nogmaals 100 kilogram ketamine uit Duitsland, waarbij onder meer afspraken worden gemaakt over de data van de transporten, de hoeveelheden ketamine per transport, de betalingen en de inzet en aansturing van de chauffeur van de transporten, te weten [medeverdachte 7] .
Met betrekking tot het vierde tenlastegelegde transport van 500 kilogram ketamine overweegt de rechtbank dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat een dergelijk transport is uitgevoerd maar dat onvoldoende wettig en overtuigend is bewezen dat dit transport ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat [medeverdachte 7] op 10 juni 2020 (de veronderstelde datum van het transport) een restaurant bezoekt waar ook [verdachte] aanwezig is en op 23 juni 2020 van [verdachte] een envelop met onbekende inhoud overhandigd heeft gekregen, is voor een bewezenverklaring van de hoeveelheid van 500 kilogram ketamine onvoldoende. Uit de opgenomen en afgeluisterde vertrouwelijke communicatie van [verdachte] met een andere persoon op 27 juni 2020 kan weliswaar worden opgemaakt dat er op dat moment nog een voorraad ketamine aanwezig is. In het licht van het voorgaande, mede in aanmerking genomen dat reeds op 5 juni 2020 maar ook daarna geen chatgesprekken met betrekking tot ketamine meer zijn onderschept, is die vertrouwelijke communicatie echter, noch op zichzelf, noch in samenhang met de overige hiervoor genoemde door de officier van justitie gepresenteerde aanknopingspunten, voldoende voor de conclusie van de officier van justitie dat de partij van 500 kilogram daadwerkelijk is aangekomen. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van de eerste drie transporten in de periode 21 april 2020 tot en met 28 mei 2020.
4.3.4.5 Overwegingen ten aanzien van feit 6 in Messina
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe zijn redengevend de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen die betrekking hebben op de tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie en de bewijsmiddelen en overwegingen die betrekking hebben op de feiten 2 tot en met 4.
De rechtbank stelt vast dat in periode van 27 maart 2020 tot en met 4 juni 2020 sprake was van een organisatie met het oogmerk om misdrijven te plegen als bedoeld in artikel 10 juncto artikel 2 OW en artikel 38 lid 1 van de Geneesmiddelenwet, waaraan [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben deelgenomen.
Door [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gepleegde misdrijven en ondersteunende activiteiten
[verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben in de periode van 27 maart tot en met 15 mei 2020 intensief samengewerkt met betrekking tot het opzetten en draaiende houden van het lab. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren daarnaast medeverantwoordelijk voor het dumpen van het afval afkomstig van het lab. [medeverdachte 3] wil dat afval kwijt en regelt dat via [verdachte] en [medeverdachte 1] .
Hiertoe hebben [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gedurende de gehele periode intensief overleg gepleegd, zowel onderling als met andere bij het lab betrokken partijen. In dat verband hebben er ook ontmoetingen plaatsgevonden. Voortdurend vond afstemming plaats over de (problemen bij de) voortgang van de productie, over door en aan hen betaalde en nog te betalen geldbedragen en, in een later stadium, over het weghalen van het afval. Vooral [medeverdachte 1] heeft, veelal in overleg met [verdachte] , [medeverdachte 3] en anderen geïnstrueerd over de gang van zaken op de productielocatie, waaronder het aanbrengen van aanpassingen daaraan.
Daarnaast hebben [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] samengewerkt in de illegale handel in grote hoeveelheden ketamine. [verdachte] en [medeverdachte 1] organiseerden de inkoop en transport van de ketamine naar Nederland. In de periode van 11 tot en met 16 mei 2020 heeft [medeverdachte 3] in totaal 40 kilo ketamine van [medeverdachte 1] gekocht en geleverd gekregen. Toen zijn klant de ketamine niet wilde accepteren, hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] vervolgens de ketamine in samenspraak in delen verkocht aan twee andere partijen. Daarnaast hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] tot en met 4 juni 2020 elkaar informatie gevraagd en verstrekt over onder meer het omzetten van ketamine naar naalden, prijzen en het regelen van hydro. Het verstrekken van dergelijke inlichtingen kan als ondersteunend aan de ketaminehandel worden aangemerkt.
Zaaksdossier 3 (Heerhugowaard)
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen steun voor deze verdenking in hetgeen kan worden vastgesteld ten aanzien van in Heerhugowaard geleverde zeecontainers.
Uit de stukken van het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en anderen betrokken zijn geweest bij het uithalen van zeer waarschijnlijk illegale lading uit deze zeecontainers op 18 september 2019 maar niet dat het daarbij om ketamine of een andere stof ging die valt onder een van de delicten die als oogmerk van de criminele organisatie ten laste zijn gelegd. Een aantal opvallende overeenkomsten met een door de rechtbank in een andere strafzaak bewezenverklaard ketaminetransport, waarnaar de officier van justitie heeft verwezen, doet sterk vermoeden dat de container ketamine bevatte maar voor de vaststelling dat daarvan ook in dit geval sprake was, is dit onvoldoende. Bij deze stand van zaken kan hetgeen blijkt uit dit zaaksdossier niet bijdragen tot het bewijs van dit feit.
Duur, structuur en planmatigheid
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat een zekere planmatigheid, structuur en duurzaamheid hebben bestaan. De samenwerking bij het lab heeft naar haar aard een planmatig karakter. De structuur blijkt uit de relaties die [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] – blijkens de inhoud van de EncroChat-berichten – met elkaar en met andere personen hebben gehad, waarbij centraal stond de – mogelijkheden van de – handel in verdovende middelen, met name ketamine. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben elkaar regelmatig benaderd met de vraag of iets leverbaar was, tegen welke prijs, of er een sample kon worden verstrekt. [verdachte] en [medeverdachte 1] acteerden veelal als één partij terwijl [medeverdachte 3] , vooral in beeld komt bij de afzet van middelen.
De duurzaamheid is met het voorgaande gegeven. Gedurende een onafgebroken periode van ruim twee maanden hebben de beschreven activiteiten plaatsgevonden. [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] komen gespreid over die gehele periode naar voren, als pleger van één of meer feiten, dan wel als deelnemer aan chatgesprekken met een criminele intentie. Toen eind april 2020 de samenwerking met de productieploeg in het lab eindigde heeft met name [verdachte] zich ingespannen om daarvoor een nieuwe partner te vinden.
Organisatie en deelneming
Uit het voorgaande volgt dat sprake is geweest van een organisatie als bedoeld in artikel 11b OW en artikel 140 Sr, waaraan [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben deelgenomen.
Pleegperiode en oogmerk
Voor het vaststellen van de pleegperiode en het oogmerk van de organisatie is van belang dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de invoer van cocaïne en het witwassen, niet rekent tot de in het verband van de organisatie begane misdrijven.
Deze feiten werden begaan in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 oktober 2019 (witwassen) en van 1 tot en met 3 februari 2019 (invoer), derhalve ruim vóór de hiervoor genoemde periode waarin – naar kan worden vastgesteld – de organisatie bestond. Voor beide feiten geldt dat van de deelnemers alleen [verdachte] daarbij is betrokken. Verder ziet het bewezenverklaarde op de invoer van cocaïne en witwassen. Afgezien van enkele chats waarin cocaïne ter sprake komt, komt uit het dossier verder niet naar voren dat [verdachte] , of [medeverdachte 1] of [medeverdachte 3] , zich samen of alleen, op andere wijze dan voor eigen gebruik, met cocaïne hebben/heeft beziggehouden. Evenmin is gebleken dat, afgezien van Tartarus, één of meer van hen betrokken zijn geweest bij witwassen.
Aldus bestaat ten aanzien van deze feiten onvoldoende continuïteit en – wat betreft personen en activiteiten – samenhang met de hiervoor omschreven organisatie om aan het bewijs voor de deelname aan een criminele organisatie te kunnen bijdragen.
Uit het voorgaande volgt dat voor de duur van de organisatie wordt gerekend vanaf de aanvang van de samenwerking bij het lab tot en met de laatste relevante bijdragen aan de ketaminehandel, te weten van 27 maart 2020 tot en met 4 juni 2020. De organisatie had, gelet op de gemeenschappelijke en bestendige oriëntatie van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] daarop, als oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 juncto artikel 2 OW en artikel 38 lid 1 van de Geneesmiddelenwet.
Geen leidinggeven
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank niet gebleken van een leidinggevende rol van [verdachte] . Kenmerkend voor de samenwerking met betrekking tot het lab was dat de regie vooral in handen was van [medeverdachte 1] en dat [verdachte] , zich meer op de achtergrond houdend, daaraan mede sturing gaf. [medeverdachte 3] ontving zijn instructies veelal van [medeverdachte 1] . Bij de samenwerking bij de ketaminehandel lag dit echter anders. [medeverdachte 3] had daarin een andere rol dan [verdachte] en [medeverdachte 1] maar deze was niet ondergeschikt. Gelet hierop ziet de rechtbank onvoldoende grond om de conclusie dat [verdachte] leiding heeft gegeven, op te baseren. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat de verdachte leiding heeft gegeven.
4.3.4.6 Overwegingen ten aanzien van Tartarus
Met het oog op een bewezenverklaring van het aan [verdachte] ten laste gelegde witwassen, is allereerst van belang dat bewezen moet worden dat hij de geldbedragen die zijn vermeld in de tenlastelegging voorhanden heeft gehad. Dat voorhanden hebben dient te blijken uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen. In het ten laste gelegde witwasbedrag zijn betaalde huurtermijnen, contante uitgaven voor feesten en etentjes en een maand vakantie op Ibiza opgenomen. Dit betreft een bedrag van in totaal € 153.728,-. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden niet kan worden bewezen dat [verdachte] deze gelden voorhanden heeft gehad.
Het onderzoek Tartarus heeft geen direct bewijs opgeleverd dat het geldbedrag van
€ 327.437,- (€ 481.165,- - € 153.728,-) van een misdrijf afkomstig is. Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan echter ook bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
De rechtbank dient bij de toetsing van de tenlastelegging de volgende stappen te doorlopen. Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien van een dergelijk vermoeden sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zo kan het van belang zijn of de verdachte van meet af aan een tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij eerst in een laat stadium van het onderzoek is gaan verklaren op een wijze die aan de hiervoor genoemde vereisten voldoet.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Bewijsvermoeden van witwassen
Geen legale inkomsten
[verdachte] heeft in de tenlastegelegde periode geen inkomsten uit arbeid dan wel uit andere legale bronnen ontvangen.
Contante stortingen op de ING-rekeningen
Uit analyses van de twee ING-rekeningen op naam van [verdachte] volgt dat deze rekeningen over de periode van 1 januari 2014 tot en met 8 september 2016 nagenoeg geheel werden gevoed met contante stortingen ter grootte van een totaalbedrag van € 180.475,-.
Contant geld en designerkleding
Bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 31 oktober 2019 werden in de woonkamer en in de slaapkamer geldbedragen aangetroffen van in totaal € 2.530,-. Daarnaast werd in de woning en in de Audi A7 van de verdachte designerkleding aangetroffen met een geschatte waarde van in totaal € 37.492,-.
Auto’s
[verdachte] heeft in de tenlastegelegde pleegperiode onder meer een Audi A7 en een Audi A1 tot zijn beschikking gehad. [verdachte] leasde deze voertuigen via een tussenpersoon, te weten [medeverdachte 5] . De aan [medeverdachte 5] gelieerde vennootschap [besloten vennootschap 1] trad op als lessor van de voertuigen en de aan [medeverdachte 5] gelieerde venootschap [besloten vennootschap 2] verrichtte de betalingen van de leasetermijnen aan de leasemaatschappij [besloten vennootschap 3] [verdachte] en [medeverdachte 5] hebben verklaard dat [verdachte] maandelijks contant geld betaalde aan [medeverdachte 5] voor de lease van deze voertuigen. Uit de facturen van [besloten vennootschap 3] kan worden afgeleid dat [verdachte] vanaf juli 2017 de beschikking had over de twee auto’s. [medeverdachte 5] heeft op 28 februari 2019 verklaard dat hij tot dan toe maandelijks € 2.600,- kreeg van [verdachte] voor de lease van de twee voertuigen. [verdachte] heeft dus in ieder geval van juli 2017 tot en met februari 2019 maandelijks € 2.600,- contant betaald aan [medeverdachte 5] . Dit komt neer op een totaalbedrag van € 52.000,-.
Nadat de leaseovereenkomst met [besloten vennootschap 3] met betrekking tot de Audi A7 en A1 werd beëindigd, werd op 31 augustus 2019 door [medeverdachte 5] middels de aan hem gelieerde vennootschap [besloten vennootschap 4] opnieuw een voertuig, een Audi A5, geleased en doorverhuurd aan [verdachte] . [verdachte] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 5] is overeengekomen dat hij maandelijks contant € 460,- zou betalen. [verdachte] is op 31 oktober 2019 aangehouden zodat de rechtbank er vanuit gaat dat hij twee termijnen heeft betaald. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] contant € 8.000,- en € 1.500,- heeft betaald aan [naam autobedrijf] voor reparaties aan het voertuig.
Contante stortingen op de rekening van [betrokkene 8] en borstvergroting
Daarnaast is bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] een A4-tje aangetroffen met de koptekst ‘mutaties stortingen’ met daaronder een overzicht van getallen over de jaren 2018 en 2019 gesplitst naar twee bankrekeningen die beide op naam staan van [betrokkene 8] . Onder het overzicht staan de totaaltellingen met als eindtotaal € 37.260,-. [betrokkene 8] was de (toenmalige) vriendin van [verdachte] . [verdachte] heeft bevestigd dat dit overzicht gaat over contante stortingen naar de bankrekeningen van [betrokkene 8] .
[betrokkene 8] is gehoord als getuige en zij heeft verklaard dat zij op haar achttiende een borstvergroting heeft laten uitvoeren bij [naam kliniek] in Haarlem en dat [verdachte] deze ingreep heeft betaald. [betrokkene 8] is op 2 april 2015 achttien jaar geworden en blijkens het onderzoek heeft een borstvergroting bij [naam kliniek] minstens € 3.950,- gekost.
Investeringen videoclips
[verdachte] heeft verklaard dat hij in totaal € 3.000,- heeft geïnvesteerd in het maken van videoclips en het opbouwen van een netwerk. Hij heeft verklaard hier nooit geld aan te hebben verdiend, maar dit te hebben gedaan om goodwill op te bouwen.
Slotsom bewijsvermoeden
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle niet op voorhand door legale inkomstenbronnen verklaarde inkomsten en goederen die in het bezit van [verdachte] zijn geweest in hun onderlinge verband en samenhang bezien en op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, het vermoeden bestaat dat [verdachte]
€ 290.837,- heeft witgewassen.
Verklaringen verdachte
[verdachte] heeft, nadat hij was geconfronteerd met het vermoeden van witwassen, bij de FIOD meerdere verklaringen afgelegd. Hij heeft onder meer verklaard dat hij in de periode van 2015 tot en met 2019 heeft geleefd van ontvangen geldleningen van natuurlijke personen, te weten een contante geldlening van € 250.000,- van [betrokkene 9] en een contante geldlening van
€ 85.000,- van een bevriende Nederlandse miljonair. Daarnaast heeft [verdachte] verklaard dat hij in 2014 heeft geleefd van gelden in de vorm van giften afkomstig van zijn neef, [betrokkene 10] .
Geldlening [betrokkene 9]
[verdachte] heeft in het eerste verhoor bij de FIOD verklaard dat hij leefde van giften van zijn vriend [betrokkene 9] uit Libanon. Hij zou in de periode van 2014 tot en met 2019 acht keer in Libanon zijn geweest en steeds contant geld van [betrokkene 9] hebben gekregen en mee terug hebben genomen naar Nederland. Dit zouden bedragen zijn geweest van € 10.000,- , € 20.000,- en € 35.000,- Ook een vriend van [verdachte] , van wie hij de naam niet wil noemen, heeft twee keer geld ontvangen van [betrokkene 9] en voor [verdachte] meegenomen naar Nederland.
In een later verhoor bij de FIOD heeft [verdachte] zijn verklaring aangepast in die zin dat het een geldlening betrof in plaats van giften. De geldlening van [betrokkene 9] zou in totaal € 250.000,- zijn. [verdachte] heeft verklaard dat hij de bedragen dikwijls in coupures van € 500,- ontving van [betrokkene 9] en dat hij steeds maximaal € 10.000,- mee terug nam naar Nederland, omdat een hoger bedrag wettelijk niet was toegestaan.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [verdachte] over de geldlening van [betrokkene 9] op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. [verdachte] heeft hier wisselende en onduidelijke verklaringen over afgelegd. Zo was het eerst een gift en zou het later een lening zijn en heeft hij wisselend verklaard over de hoogte van de bedragen en door wie en wanneer deze bedragen zouden zijn meegenomen. Bovendien bevat het dossier geen stukken waaruit de condities van de lening of de vaststelling van de lening zou kunnen blijken.
Geldlening onbekende Nederlandse miljonair
Met betrekking tot de geldlening van de Nederlandse miljonair heeft [verdachte] weinig verklaard. Hij heeft enkel verklaard dat het een lening van in totaal € 85.000,- betreft en dat hij dit geld contant heeft ontvangen, maar dat hij niet wil zeggen van wie hij dit geld heeft ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] een onvoldoende concrete en in het geheel niet verifieerbare verklaring over deze geldlening heeft afgelegd. Ook als de rechtbank ervan uit zou moeten gaan dat de onbekende miljonair [betrokkene 11] betreft, doet dit, gelet op de geheel andersluidende verklaring van [betrokkene 11] bij de rechter-commissaris, geen afbreuk aan het bewijsvermoeden.
Giften [betrokkene 10]
[verdachte] heeft verklaard dat hij in 2014 van de giften van zijn neef [betrokkene 10] heeft geleefd. Zijn neef is woonachtig in Libanon en zou in 2010 geld hebben geërfd van zijn overleden vader. [verdachte] heeft verklaard dat hij deze gelden heeft gekregen als gift. [verdachte] heeft verschillende schriftelijke stukken overgelegd ter onderbouwing van deze verklaring.
De rechtbank is van oordeel dat deze schriftelijke stukken, ook niet in combinatie met andere, uit het dossier blijkende omstandigheden, geenszins aantonen dat [verdachte] de geldbedragen die in de stukken worden genoemd daadwerkelijk heeft ontvangen.
Zij voldoen niet aan de aan de verklaring van de verdachte te stellen eisen.
Conclusie
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verdachte] over de leningen en giften geen verklaring heeft gegeven die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Aldus heeft [verdachte] onvoldoende tegenwicht aan het vermoeden van witwassen geboden. Het staat vast dat [verdachte] in de tenlastegelegde periode geen legaal inkomen heeft gehad. De rechtbank is daarom van oordeel dat [verdachte] in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 oktober 2019 een bedrag van € 290.837,- voorhanden heeft gehad en dat een legale herkomst van dit bedrag kan worden uitgesloten. [verdachte] heeft op dit witwassen opzet gehad en gelet op de duur van de bewezenverklaarde periode en de spreiding van de betalingen in de tijd komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van gewoontewitwassen.