ECLI:NL:RBNHO:2022:3815

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
3 mei 2022
Zaaknummer
15.226159.21
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van schilderij met bedreiging met geweld

Op 3 mei 2022 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 15 augustus 2021 in Zaandam een schilderij, 'De Voorzaan en Westerhem' van Monet, heeft gestolen uit een museum. De verdachte heeft dit gedaan in vereniging met een medeverdachte, waarbij zij geweld en bedreiging met geweld hebben gebruikt tegen omstanders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het schilderij van de muur heeft getrokken en daarmee naar buiten is gerend, terwijl de medeverdachte buiten op een motorscooter wachtte. Tijdens de vlucht hebben zij omstanders bedreigd met een vuurwapen, wat leidde tot grote angst onder de aanwezigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de diefstal als voltooid kan worden beschouwd, ondanks dat het schilderij door een omstander is afgepakt. De verdachte heeft eerder strafbare feiten gepleegd en was nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling. De rechtbank heeft de ernst van de diefstal, de impact op de slachtoffers en de waarde van het gestolen goed meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.226159.21 en 16.143049.19 (vordering tul) (P)
Uitspraakdatum: 3 mei 2022
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 april 2022 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum- en plaats],
thans gedetineerd in P.I. Rotterdam, locatie De Schie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.A. Hobbelink en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. I. Appel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primairhij op of omstreeks 15 augustus 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een schilderij (te weten De Voorzaan en Westerhem van Monet), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan het [museum], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen omstanders, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij en/of zijn mededader
- voornoemd schilderij van de muur heeft losgetrokken en/of
- schreeuwend en zwaaiend met zijn armen met voornoemd schilderij langs [slachtoffer 1] is gelopen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] trachtte voor verdachte de uitgang te blokkeren en/of
- in een schermutseling met (een) omstander(s) terecht is/zijn gekomen en/of
- dreigend op die [slachtoffer 2] is afgelopen en/of een slaande beweging heeft gemaakt richting die [slachtoffer 2] en/of
- (nadat een omstander de hoofdbedekking van verdachtes hoofd had afgetrokken en een andere omstander voornoemd schilderij had vastgepakt) 'gun, gun, gun' en/of 'schieten' heeft geroepen en/of geschreeuwd en/of
- (vervolgens) een (vuur)wapen heeft gepakt en getoond en daarmee meermalen in de richting van (de voeten) van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of op de grond heeft geschoten.
Subsidiairhij op of omstreeks 15 augustus 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om een schilderij (te weten De Voorzaan en Westerhem van Monet), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan het [museum], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen omstanders, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij en/of zijn mededader
- voornoemd schilderij van de muur heeft losgetrokken en/of
- schreeuwend en zwaaiend met zijn armen met voornoemd schilderij langs [slachtoffer 1] is gelopen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] trachtte voor verdachte de uitgang te blokkeren en/of
- in een schermutseling met (een) omstander(s) terecht is/zijn gekomen en/of
- dreigend op die [slachtoffer 2] is afgelopen en/of een slaande beweging heeft gemaakt richting die [slachtoffer 2] en/of
- (nadat een omstander de hoofdbedekking van verdachtes hoofd had afgetrokken en een andere omstander voornoemd schilderij had vastgepakt) 'gun, gun, gun' en/of 'schieten' heeft geroepen en/of geschreeuwd en/of
- (vervolgens) een (vuur)wapen heeft gepakt en getoond en daarmee meermalen in de richting van (de voeten) van [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of op de grond heeft geschoten
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Er is hooguit sprake van een poging tot diefstal en niet van een voltooide diefstal. Met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is geweest van (bedreiging met) geweld in vereniging. Er was bij de verdachte namelijk geen sprake van (voorwaardelijk) opzet op geweld tegen personen of op het gebruik van een vuurwapen door de mededader.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
De rechtbank gaat op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte is op 15 augustus 2021 met een ander naar het [museum] te Zaanstad gegaan. In het museum heeft hij het schilderij ‘De Voorzaan en Westerhem’ van Monet (hierna: het schilderij) van de muur getrokken en hij is daarmee naar buiten gerend. De medeverdachte wachtte buiten op de verdachte met een motorscooter. Nadat de verdachte met het schilderij naar buiten was gekomen, hebben omstanders hem en zijn medeverdachte belet om weg te rijden. Een van de omstanders heeft daarbij het schilderij van de verdachte afgepakt. Voorts staat vast dat de medeverdachte een wapen heeft getrokken en met dat wapen op de grond, dan wel in de richting van de voeten van één van de omstanders heeft geschoten. De verdachte en de medeverdachte zijn uiteindelijk zonder schilderij weggereden op de motorscooter.
De rechtbank zal hierna eerst bespreken waarom – anders dan de raadsman meent – sprake is van een voltooide diefstal. Daarna zal de rechtbank toelichten waarom zij de stelling van de raadsman dat geen sprake is van bedreiging met geweld in vereniging verwerpt.
Voltooide diefstal
Voor een veroordeling ter zake van voltooide diefstal van een aan een ander toebehorend goed zoals bedoeld in artikel 310 Wetboek van Strafrecht is volgens vaste rechtspraak onder meer vereist dat de verdachte zich de feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft
dan weldit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken, dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden.
De verdachte heeft het schilderij van de muur getrokken en is daarmee uit het museum naar de parkeerplaats voor het museum gerend. Uit het feit dat de verdachte het schilderij heeft verwijderd van de plaats waar het zich bevond en tijdens zijn vlucht heeft verplaatst naar de parkeerplaats van het museum, volgt dat de verdachte zich zodanig de feitelijke heerschappij over het schilderij heeft verschaft dat de wegneming daarvan als voltooid heeft te gelden. Dat het schilderij vervolgens door een omstander van de verdachte is afgepakt, doet niet af aan het feit dat de verdachte (voor korte duur) als heer en meester over het schilderij heeft beschikt. Er is dus sprake van een voltooide diefstal.
Bedreiging met geweld tegen personen in vereniging
De twee omstanders die de verdachte en de medeverdachte (de bestuurder van de motorscooter) op de parkeerplaats hebben tegengehouden zijn de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [slachtoffer 2] heeft de doorgang van de scooter versperd door ervoor te gaan staan en heeft op enig moment het schilderij vastgepakt. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de verdachte ‘gun, gun, gun’ heeft geroepen, waarna de medeverdachte een wapen uit zijn jaszak pakte en twee keer in de richting van zijn voeten schoot. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij de verdachte ‘schieten’ heeft horen zeggen, waarop de medeverdachte een wapen pakte of dat al in zijn hand had en drie keer op de grond schoot. Deze twee getuigen die zeer dicht op de verdachte en de medeverdachte stonden, zo blijkt ook duidelijk uit de foto’s in het dossier, verklaren dus allebei dat de verdachte degene is geweest die voorafgaand aan het schieten iets heeft geroepen. Er valt niet vast te stellen wat de precieze bewoordingen van de verdachte op dat moment zijn geweest, maar de beide uitlatingen (‘gun, gun, gun’ en ‘schieten’) hebben dezelfde strekking. Deze zien immers allebei op het gebruik van een wapen. Dit, in onderling verband en samenhang bezien met het feit dat de medeverdachte vervolgens daadwerkelijk een wapen heeft gepakt en daarmee heeft geschoten, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte een dergelijke uitlating heeft gedaan. Hierin ligt tevens besloten dat de verdachte wetenschap had van het wapen van de medeverdachte en ook de opzet had op het gebruik daarvan.
Uit de beide getuigenverklaringen volgt ook dat de verdachte op een bepaald moment een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer 2].
De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 3] voor zover deze voor het bewijs wordt gebruikt betrouwbaar, zijn verklaring is op essentiële onderdelen consistent en vindt steun in andere bewijsmiddelen. De punten die volgens de raadsman in de verklaring van [slachtoffer 3] niet overeenkomen komen met bijvoorbeeld de foto’s uit het dossier, zijn andere punten dan de punten waarvoor de verklaring als bewijs dient en zijn punten van ondergeschikt belang.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat de verdachte samen met een ander, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met geweld om op die manier de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het schilderij te verzekeren.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 augustus 2021 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander, een schilderij, te weten De Voorzaan en Westerhem van Monet, dat aan het [museum] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen omstanders, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of de andere deelnemer aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij en/of zijn mededader
- een slaande beweging heeft gemaakt richting die [slachtoffer 2] en
- 'gun, gun, gun' en/of 'schieten' heeft geroepen en/of geschreeuwd en
- vervolgens een wapen heeft gepakt en getoond en daarmee meermalen in de richting van de voeten van [slachtoffer 2] en/of op de grond heeft geschoten.
Hetgeen aan de verdachte primair meer of anders ten laste is gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van het voorarrest van de verdachte.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de – door hem bepleitte – bewezenverklaring van poging tot diefstal in vereniging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot drie jaren op te leggen. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit komt acht de raadsman een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren op zijn plaats.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn mededader hebben op 15 augustus 2021 het schilderij ‘De Voorzaan en Westerhem’ van Monet uit het [museum] gestolen. Het gaat om een bijzonder brutale diefstal op klaarlichte dag. Aangezien de diefstal is gepleegd op een zondag in de zomervakantie waren op het moment van de diefstal veel medewerkers en bezoekers in het museum aanwezig. De diefstal, waarbij ook knallen van het schieten te horen waren, heeft grote indruk gemaakt op en angst aangejaagd aan de aanwezige medewerkers en bezoekers, waaronder ook kinderen. Tevens is het schilderij beschadigd geraakt.
Het Monet schilderij is in 2015 door het museum aangekocht voor ongeveer 1,5 miljoen euro. Als gevolg van de diefstal heeft het museum haar deuren twee dagen moeten sluiten. Het gestolen schilderij is weliswaar terug bij het museum en inmiddels gerestaureerd, maar kan om veiligheidsredenen nog steeds niet tentoon worden gesteld. Terwijl veel bezoekers voorheen speciaal voor dit schilderij naar het museum kwamen. Afgezien van de financiële waarde en gevolgen, geldt dat het schilderij deel uitmaakt van internationaal cultureel erfgoed. Het gaat immers om een uniek en daarmee onvervangbaar doek van een wereldwijd gewaardeerde schilder, Claude Monet. Door de diefstal is het publiek voorlopig de kans ontnomen om naar het schilderij te kijken en daarvan te genieten. De uitzonderlijkheid van het gestolen goed, maakt de diefstal des te ernstiger. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft ter zitting uitvoerig verklaard over de omstandigheden die ertoe zouden hebben geleid dat hij het strafbare feit heeft gepleegd. Kort gezegd heeft hij verklaard dat hij na het verlies van een partij wiet onder druk is gezet om het schilderij te stelen. Deze verklaring, die voor de rechtbank niet is te controleren, doet echter niets af aan de ernst van het bewezenverklaarde en de rechtbank zal daarmee geen rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het strafblad van de verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte veel vaker voor vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Tijdens het plegen van de diefstal liep de verdachte nog in de proeftijd van de veroordeling voor een andere diefstal. De rechtbank weegt deze omstandigheden ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in combinatie met het strafblad van de verdachte, kan enkel een gevangenisstraf van langere duur worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren moet worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 26 juni 2019 in de zaak met parketnummer 16.143049.19 heeft de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland de verdachte voor een inbraak veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen met een proeftijd van twee jaren onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 16 juli 2019 aan de verdachte toegezonden. De proeftijd is ingegaan op 11 juli 2019 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, aangezien uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit niet heeft nageleefd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het volgende wetsartikel is van toepassing:
artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 16.143049.19 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland op 26 juni 2019.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N. Boots, voorzitter,
mrs. A. Buiskool en A.H. de Regt, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2022.
Mr. A. Buiskool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.