Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 maart 2022
- de akte overlegging producties van de zijde van [eiser]
- de voortzetting van de mondelinge behandeling van 25 april 2022 in het gerechtsgebouw, tijdens welke zitting de advocaat van [eiser] het woord heeft gevoerd aan de hand van pleitnotities en van welke zitting de griffier aantekeningen heeft bijgehouden.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Mevrouw [eiser] bevoegd?
‘voor het eerste stukje was toestemming’. Hieruit blijkt voldoende dat er over het afzagen van de daklijst is gesproken en dat daarvoor toestemming was gegeven.
[gedaagde 1] c.s. en hun aannemer hebben die toestemming aldus mogen opvatten dat zij de daklijst konden inkorten voor zover dat nodig was om ruimte te maken voor de aan de zijde van [eiser] op te trekken buitenmuur van de nieuwe uitbouw. Dat betekent inkorting op de wijze zoals die heeft plaatsgevonden, tot het punt waarop de daklijst aansluit op de aan de zijde van [eiser] gelegen hoek van de achtergevel van die uitbouw. Dat is immers een gebruikelijke en zowel esthetisch als constructief verantwoorde wijze van uitvoering. De eerste toestemming omvatte dus de gehele uitvoering en het onthouden van de toestemming voor “het tweede stukje” was een gepasseerd station. [gedaagde 1] c.s. heeft voldoende onderbouwd dat het afzagen van het tweede stukje van de daklijst noodzakelijk was voor passend doen aansluiten van het eerder onvoldoende ingekorte deel op de buitenmuur van de aanbouw, zodat die werkzaamheden gerekend moeten worden onder de gegeven toestemming.