3.3.2Bewijsmotivering ten aanzien van feit 1 en feit 2
Algemene overweging
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot het tenlastegelegde de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 14 december 2021 omstreeks 21:21 uur betreden de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] kort na elkaar de lobby van het Ibis hotel te Badhoevedorp. Zij nemen plaats op een bankje naast de incheckbalie en kijken in de richting van de aangever, die bij de incheckbalie staat. Vervolgens, nog steeds omstreeks 21:21 uur, betreedt de medeverdachte [medeverdachte 3] de lobby en gaat hij bij de twee personen staan die achter de aangever staan om hen af te leiden. De drie medeverdachten hebben allen een oordopje in hun oor. Omstreeks 21:22 uur staan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op. [medeverdachte 1] loopt in de richting van de aangever, terwijl [medeverdachte 2] de omgeving in de gaten lijkt te houden. [medeverdachte 1] pakt de tas van de aangever die op de tafel naast de incheckbalie ligt en loopt richting de uitgang van het hotel. [medeverdachte 3] loopt achter hem aan en enkele seconden later volgt ook [medeverdachte 2] . Omstreeks 21:22 uur rijdt een Nissan Qashqai het terrein van het Ibis hotel op. Omstreeks 21:23 uur verlaat diezelfde auto het terrein. De verdachte was de bestuurder van deze auto.
Op 14 december 2021 om 21:09:59 uur vond er een telefonisch groepsgesprek plaats voor de duur van 13:35 minuten tussen de verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
De verdachte heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij de drie medeverdachten naar het Ibis hotel heeft gebracht en aldaar heeft afgezet en op hen heeft gewacht.
Op 16 december 2021 omstreeks 19:18 uur rijdt een Nissan Qashqai, welke wordt bestuurd door de verdachte, zo heeft hij ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard, de parkeerplaats van het Hilton hotel te Schiphol op. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] stappen uit en betreden kort na elkaar het hotel. [medeverdachte 2] loopt richting de deur van de zijingang, houdt de deur open om een vluchtroute makkelijk te maken en kijkt naar binnen. [medeverdachte 1] pakt de tas van de aangeefster en verlaat het hotel. [medeverdachte 2] sluit de deur van de zijingang en loopt weg. Enkele seconden later verlaat ook [medeverdachte 3] het hotel. Omstreeks 19:26 uur stappen de drie verdachten in de Nissan Qashqai en rijden weg. De verdachte was wederom de bestuurder van de auto.
Op 16 december 2021 om 19:19:44 uur vond er een telefonisch groepsgesprek plaats voor de duur van 06:22 minuten tussen de verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Op 17 december 2021 wordt de verdachte samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aangehouden in België. Zij rijden op dat moment in een Nissan Qashqai, waarin goederen worden aangetroffen die door de aangevers zijn herkend als zijnde weggenomen op 14 respectievelijk 16 december 2021.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat de diefstallen kort na elkaar op een vrijwel identieke wijze van uitvoering (modus operandi) zijn gepleegd, waarbij de verdachte en medeverdachten telkens een eigen en vaste rol hebben vervuld. De rechtbank komt tot de conclusie dat aan de diefstallen telkens een gezamenlijk en vooropgezet plan ten grondslag heeft gelegen en dat de verdachte en medeverdachten hiervan ook op de hoogte waren. Dit blijkt onder meer uit de wijze waarop zij telkens als groep hebben geopereerd. De drie medeverdachten worden telkens door de verdachte afgezet bij een hotel, betreden kort na elkaar het hotel om vervolgens direct na de diefstal één voor één het hotel te verlaten en gezamenlijk weer te vertrekken in de klaarstaande auto, die wordt bestuurd door de verdachte. Daar komt bij dat zowel de verdachte als medeverdachten ten tijde van de diefstallen – vanaf het eerste moment dat zij de hotels betreden totdat zij weer in de klaarstaande auto wegrijden – middels een telefonisch groepsgesprek contact met elkaar onderhielden. Geen van hen heeft een aannemelijke verklaring gegeven voor het doel van deze korte bezoeken in de hotels. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat zij daar waren met geen ander doel dan diefstallen te plegen van kwetsbare slachtoffers, namelijk reizigers die net zijn aangekomen in het hotel na hun reis en veelal afgeleid zijn en hun bagage een kort moment onbeheerd achterlaten. De verdachte heeft met de medeverdachten bewust en nauw samengewerkt door – als bestuurder – samen met hen naar de hotels te rijden, in de nabijheid in de auto op hen te wachten en direct na de diefstallen met hen en de door hen buitgemaakte goederen weg te rijden. Dat de verdachte niet zelf in de hotels is geweest, doet hier niets aan af. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan de ten laste gelegde diefstallen telkens van zodanig gewicht is geweest dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank acht de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.