ECLI:NL:RBNHO:2022:3741

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
9616075 BM VERZ 22-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind wegens afwezigheid van noodzaak en zelfredzaamheid van betrokkene

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van het bewind dat op 15 augustus 2018 was ingesteld over de goederen van de betrokkene. De betrokkene, die sinds 1 november 2021 een baan heeft en in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat zij geen psychische problemen meer heeft en schuldenvrij is. De bewindvoerder, TK Bewindvoering B.V., heeft verweer gevoerd en gesteld dat er nog een afbouwtraject moet plaatsvinden voordat het bewind kan worden opgeheven. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2022 is de situatie van de betrokkene besproken, waarbij de kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene voldoende zelfredzaam is en dat de bewindvoerder niet adequaat heeft gereageerd op het verzoek tot opheffing. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen noodzaak meer bestaat voor de onderbewindstelling en heeft het bewind opgeheven, met ingang van twee weken na de uitspraak. Tevens is de beloning voor de bewindvoerder vastgesteld op € 220,00 exclusief btw voor de werkzaamheden betreffende de eindrekening en verantwoording.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer: 9616075 BM VERZ 22-20 GS
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats] , [land] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: betrokkene,
gemachtigde: mr. F. Mesri,
van wie de bewindvoerder is:
TK Bewindvoering B.V.,
gevestigd te Alkmaar.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 30 december 2021;
  • de reactie van de bewindvoerder, ingekomen op 25 januari 2022;
  • de reactie van mr. F. Mesri namens betrokkene, ingekomen op 22 februari 2022.
Op 7 april 2022 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 15 augustus 2018 ingestelde bewind over de goederen die aan betrokkene (zullen) toebehoren.
Betrokkene heeft het verzoek, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht. Zij heeft sinds
1 november 2021 een baan en voldoende inkomsten om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Voortzetting van het bewind is daarom niet meer nodig. Het contact met de bewindvoerder verloopt erg moeizaam. Vanwege haar hogere inkomsten moet betrokkene nu zelf de kosten van bewindvoering betalen waardoor zij minder te besteden heeft. Betrokkene heeft zelf drie maanden de huur betaald en wil ook andere kosten zelfstandig voldoen, maar krijgt hiervoor geen medewerking van de bewindvoerder.
De bewindvoerder heeft tegen het verzoek verweer gevoerd. Betrokkene had niet aan de bewindvoerder doorgegeven dat zij is gaan werken. Zij heeft geweigerd een kopie van haar arbeidsovereenkomst te verstrekken en heeft zelf een bankrekening geopend bij de ING Bank. De bewindvoerder heeft contact gezocht met de werkgever om ervoor te zorgen dat het salaris voortaan binnenkomt op de beheerrekening. Het contact met betrokkene verloopt prima. De bewindvoerder heeft aan betrokkene doorgegeven welke stappen zij dient te doorlopen om haar zelfredzaamheid aan te tonen. De bewindvoerder kan op dit moment nog niet beoordelen of betrokkene in staat is haar financiën zelfstandig te beheren. Er dient eerst een afbouwtraject plaats te vinden.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene al geruime tijd geen psychische problemen meer heeft. Zij is daarnaast schuldenvrij en heeft een baan. De kantonrechter is gelet op het hiervoor overwogene van oordeel dat geen noodzaak meer bestaat voor onderbewindstelling. Het feit dat geen afbouwtraject heeft plaatsgevonden geeft de kantonrechter geen aanleiding om anders te beslissen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat het op de weg van de bewindvoerder had gelegen om het afbouwtraject op te starten nadat betrokkene eind december 2021 het verzoek had gedaan tot opheffing van het bewind. Dat betrokkene het contact met de bewindvoerder heeft laten verlopen via haar gemachtigde doet naar het oordeel van de kantonrechter aan het voorgaande niet af. De kantonrechter zal het bewind daarom opheffen.

beslissing

De kantonrechter:
  • heft op, met ingang van twee weken na heden, het bij beschikking van 15 augustus 2018 ingestelde bewind over de goederen toebehorende aan [verzoekster] ;
  • verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • stelt vast dat de beloning die de bewindvoerder eenmalig voor de werkzaamheden betreffende het opmaken van de eindrekening en verantwoording in rekening mag brengen (thans) € 220,00 (exclusief btw) bedraagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter