In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot instelling van bewind en mentorschap voor betrokkene, die lijdt aan vasculaire dementie. Verzoekers, waaronder de schoonzoon van betrokkene, hebben verzocht om bewindvoering en mentorschap, omdat de echtgenote van betrokkene, gezien haar leeftijd van 90 jaar, niet in staat zou zijn om de belangen van betrokkene adequaat te behartigen. De kantonrechter heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van de echtgenote van betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 april 2022 is naar voren gekomen dat de echtgenote de adviezen van de zorg niet opvolgt en dat betrokkene na een bezoek aan zijn echtgenote in Almere in een verwarde toestand terugkeerde naar het verzorgingstehuis.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand niet in staat is om zijn belangen zelf te behartigen. De verzoekers hebben al jarenlang ondersteuning geboden aan betrokkene en hebben met de kinderen van de echtgenote afgesproken dat zij de financiële administratie van betrokkene zullen overnemen. De echtgenote heeft verweer gevoerd tegen de benoeming van verzoekers als bewindvoerders, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van betrokkene is dat zijn zoons, [zoon 1] en [zoon 2], als bewindvoerders worden benoemd. Tevens is besloten dat verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], als mentoren worden aangesteld, omdat zij de belangen van betrokkene op niet-vermogensrechtelijk vlak goed behartigen. De kantonrechter heeft de beschikking openbaar uitgesproken en aangegeven dat tegen deze beschikking hoger beroep kan worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.