ECLI:NL:RBNHO:2022:3688

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
9746248 \ VV EXPL 22-27
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en de gevolgen van indiensttreding bij een concurrent

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, EST-Floattech B.V., over de geldigheid van een concurrentiebeding. [eiser] had op 31 maart 2022 zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en was van plan om per 1 april 2022 in dienst te treden bij Corvus Energy, een bedrijf dat als concurrent van EST-Floattech wordt beschouwd. EST-Floattech vorderde in kort geding dat [eiser] zou worden verboden om bij Corvus Energy in dienst te treden, omdat dit in strijd zou zijn met het concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] het concurrentiebeding overtrad door bij Corvus Energy in dienst te treden, omdat beide bedrijven zich bezighouden met energieopslagsystemen in de maritieme sector. De kantonrechter vond dat de belangen van EST-Floattech zwaarder wogen dan die van [eiser], die stelde dat hij door het beding onbillijk werd benadeeld. De vordering van [eiser] om het beding te schorsen werd afgewezen, en het verbod om bij Corvus Energy te werken werd toegewezen. Tevens werd de dwangsom gematigd tot € 250,- per dag, en werd [eiser] veroordeeld tot het inleveren van een laptop aan EST-Floattech. De proceskosten kwamen voor rekening van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9746248 \ VV EXPL 22-27
Uitspraakdatum: 25 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. E. van Es
tegen
EST-Floattech B.V.
gevestigd te Badhoevedorp
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
verder te noemen: EST-Floattech
gemachtigde: mr. L.A.M. Zwitserlood
de zaak in het kort
Werknemer en werkgever zijn het niet eens over de vraag of werknemer in strijd met de post-contractuele bedingen uit zijn arbeidsovereenkomst handelt als hij bij een nieuwe werkgever in dienst treedt. De kantonrechter vindt van wel, daarom mag werknemer daar in beginsel niet in dienst treden. Werknemer heeft nog gevraagd om schorsing van het beding. De kantonrechter ziet daartoe geen aanleiding omdat werknemer niet onbillijk wordt benadeeld door het beding, gelet op de belangen die werkgever bij handhaving van het beding heeft. De door werkgever gevorderde dwangsom wordt gematigd, omdat in de arbeidsovereenkomst twee verschillende boetebedingen stonden.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft EST-Floattech op 31 maart 2022 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2022. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser] en EST-Floattech op 6 en 8 april 2022 nog stukken toegezonden en heeft EST-Floattech een tegenvordering ingediend.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren [datum] 1986 (36 jaar), is op 1 september 2017 in dienst getreden bij EST-Floattech. De functie van [eiser] was [functie] met een salaris van € 5.900,- bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2.
EST-Floattech is een energietechnologiebedrijf dat energieopslag-oplossingen ontwikkelt en levert voor maritieme toepassingen. EST-Floattech heeft met name projecten in de Benelux, Duitsland en Scandinavië.
2.3.
In de arbeidsovereenkomst van [eiser] staan onder andere de volgende bedingen:
‘Artikel 11 – Relatiebeding11.1Het is de werknemer verboden binnen een tijdvak van 1 jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met uitzondering van ontslag op staande voet door werkgever, zaken te doen met cliënten van de werkgever, welke met de huidige werkgever in concurrentie zou kunnen treden, ongeacht het geografisch gebied. Tevens is het de werknemer verboden om binnen een tijdvak van 1 jaar na beëindiging der dienstbetrekking alleen of met anderen een soortgelijk bedrijf als dat van de werkgever uit te oefenen of daaraan rechtstreeks of zijdelings deel te nemen of daarbij betrokken te zijn, alsmede om in genoemde periode relaties van werkgever te benaderen of te doen benaderen met het oogmerk om alleen of met anderen dan wel voor anderen zaken te doen op het gebied waarop de werkgever werkzaam is.
11.2
Onder relaties van werkgever wordt in dit verband verstaan een ieder die op het moment van beëindiging van de dienstbetrekking een zakelijke band heeft met de werkgever.
11.3
Bij overtreding van het in dit beding bepaalde is de werknemer aan de werkgever verschuldigd een boete van € 50.000,= per overtreding, alsmede € 5.000,= per dag dat deze overtreding voortduurt, welke bedrag(en) onmiddellijk na ingebrekestelling opeisbaar zal/zullen zijn, onverminderd het recht van de werkgever tot het vorderen van volledige schadevergoeding.
Artikel 13: BoeteBij niet-nakoming van het in de artikelen 6.10, 8, 9, 10, 11 en 12 bepaalde verbeurt werknemer, zonder dat enige ingebrekestelling noodzakelijk is, aan werkgever een onmiddellijk opeisbare boete van € 7500,- voor elke geconstateerd overtreding, alsmede een directe opeisbare boete van € 250,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding voortduurt, nadat de werkgever de werknemer hiervan op de hoogte gesteld heeft, onverminderd het recht van werkgever om nakoming van deze overeenkomst te verlangen en onverminderd het recht van werkgever om de werkelijke schade op werknemer te verhalen. Deze is rechtstreeks aan de werkgever verschuldigd en strekt deze tot persoonlijk voordeel. Hiermee wordt uitdrukkelijk afgeweken van artikel 7:650 lid 3-5 BW.’
2.4.
Tijdens de jaarlijkse evaluatie tussen EST-Floattech en [eiser] van 20 januari 2022 heeft [eiser] meegedeeld graag een carrière stap te willen maken.
2.5.
In een mondeling gesprek op 23 februari 2022 heeft [eiser] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd. Bij e-mail van 24 februari 2022 heeft [eiser] de opzegging schriftelijk bevestigd:
‘Verwijzend naar ons gesprek van 23-2-2022, wil ik met deze brief officieel mijn arbeidsovereenkomst bij EST-Floattech beëindigen. En wil jullie bedanken voor de fijne samenwerking.De reden dat ik opzeg is omdat ik mij niet voldoende kan ontwikkelen binnen dit bedrijf en elders een substantieel hoger salaris kan verdienen. Rekening houdend met de contractuele opzegtermijn van een maand, zal mijn contract aflopen op 31 maart 2022. Omdat ik een concurrentiebeding en relatiebeding heb wat mij beperkt in mijn arbeidsmogelijkheden, heb ik jullie verzocht mij daarvan te ontheffen. Hier komt de HR nog op terug.’
2.6.
[eiser] was van plan om per 1 april 2022 bij Corvus Energy in dienst te treden. Corvus Energy levert maritieme energieopslagsystemen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert primair dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaalt dat Corvus Energy geen concurrent c.q. soortgelijk bedrijf is waardoor [eiser] niet aan artikel 11 van de arbeidsovereenkomst kan worden gehouden bij indiensttreding bij Corvus Energy. Subsidiair vordert [eiser] schorsing van het relatie- en concurrentiebeding en meer subsidiair vordert hij een voorschot op een vergoeding ex artikel 7:653 lid 5 BW ter hoogte van € 340,- per dag. Ten slotte vordert [eiser] veroordeling van EST-Floattech tot betaling van de proceskosten, buitengerechtelijke kosten en nakosten.
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat EST-Floattech het relatiebeding te ruim heeft geformuleerd. Daardoor wordt [eiser] ’s recht op een vrije arbeidskeuze in een te grote mate beperkt. Volgens hem is Corvus Energy geen concurrent van EST-Floattech en zal het bedrijfsdebiet van EST-Floattech niet worden geschaad als [eiser] bij Corvus Energy in dienst treedt. EST-Floattech heeft dan ook geen zwaarwegend belang bij handhaving van het beding. Ook wordt [eiser] onbillijk benadeeld door het beding; bij Corvus Energy heeft hij, in tegenstelling tot bij EST-Floattech, de mogelijkheid tot positieverbetering. Ten slotte heeft EST-Floattech de indruk gewekt dat zij [eiser] niet aan het beding zou houden. Daarom moet het beding geschorst worden.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
EST-Floattech betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat Corvus Energy de grootste concurrent is van EST-Floattech en dat [eiser] bij indiensttreding bij Corvus Energy, dezelfde markt zal gaan bedienen als hij voor EST-Floattech heeft gedaan. [eiser] was binnen EST-Floattech verantwoordelijk voor de verkoop in de Benelux. Hij bediende 70% van alle klanten. Corvus Energy bedient die markt op dit moment nog vanuit Denemarken, maar zal dat met indiensttreding van [eiser] vanuit Nederland gaan doen. Er kan geen discussie bestaan over de vraag of Corvus Energy een soortgelijk bedrijf is als dat van EST-Floattech, zoals blijkt uit de omschrijving van de corebusiness op de website van Corvus Energy. Uit marktonderzoek in 2019 blijkt dat het marktaandeel van Corvus Energy in 2019 zeven keer hoger was dan dat van EST-Floattech. Naast EST-Floattech (met een jaaromzet van circa € 10 miljoen versus € 51 miljoen voor Corvus Energy in 2020) zijn er wereldwijd slechts enkele batterijleveranciers die uitsluitend voor de scheepvaart actief zijn. Bovendien is [eiser] tot in detail op de hoogte van de specificaties, techniek en prijsstelling van de nieuwe batterij die EST-Floattech ontwikkelt en die dit jaar op de markt komt. Ook heeft [eiser] kennis van de specifieke markt en contacten met klanten. Die unieke en onderscheidende kennis kan hij benutten om klanten van EST-Floattech over te halen om zaken te (gaan) doen met Corvus Energy, waardoor het bedrijfsdebiet van EST-Floattech zal worden geschaad. De belangen van [eiser] wegen niet op tegen voornoemde belangen van EST-Floattech. [eiser] kan bij ieder maritiem bedrijf werkzaam zijn, zolang hij zich onthoudt van werkzaamheden op het gebied van batterijen voor die sector. [eiser] heeft verder nagelaten de door hem gestelde positieverbetering te onderbouwen. Ten slotte betwist EST-Floattech dat [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij niet aan zijn concurrentiebeding zou worden gehouden.
4.2.
EST-Floattech vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [eiser] verbiedt om gedurende 1 jaar na 1 april 2022, derhalve tot en met 31 maart 2021, werkzaam te zijn voor enige vennootschap vallende onder het Corvus Energy concern, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag. Daarnaast vordert EST-Floattech dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaalt dat [eiser] gehouden is om de aan hem ter beschikking gestelde laptop binnen twee dagen na het vonnis in te leveren bij EST-Floattech, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag.

5.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.2.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Hetzelfde geldt voor de tegenvordering van EST-Floattech. Partijen hebben spoedeisend belang bij hun vorderingen omdat het hier gaat over een concurrentiebeding en [eiser] bij een nieuwe werkgever in dienst wil treden.
5.3.
Verder is voor toewijzing van de (tegen)vordering in dit kort geding vereist dat de feiten en omstandigheden die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, voldoende aannemelijk zijn. Ook moet in voldoende mate waarschijnlijk zijn dat de vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
belemmert het relatiebeding [eiser] om bij Corvus Energy in dienst te treden?
5.4.
Om te bepalen of de vorderingen moeten worden toegewezen, moet de kantonrechter een voorlopig oordeel geven over de vraag of [eiser] het relatiebeding (althans concurrentiebeding) overtreedt als hij bij Corvus Energy in dienst zou treden. De kantonrechter vindt dat dat het geval is en licht dat als volgt toe.
5.5.
Het is [eiser] op grond van het beding verboden om binnen één jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst ‘alleen of met anderen een soortgelijk bedrijf als dat van de werkgever uit te oefenen of daaraan rechtstreeks of zijdelings deel te nemen of daarbij betrokken te zijn’.
5.6.
De kantonrechter begrijpt dat [eiser] en EST-Floattech het erover eens zijn dat [eiser] het beding overtreedt als hij bij een soortgelijk bedrijf als dat van EST-Floattech in dienst treedt. Partijen zijn het alleen niet eens over de uitleg van het begrip ‘soortgelijk bedrijf’. [eiser] vindt dat het te ruim is geformuleerd, omdat volgens hem alle bedrijven met een aanbod in de maritieme sector als soortgelijke bedrijven zijn te kwalificeren. EST-Floattech heeft ter zitting gezegd dat (alleen) concurrenten die zich bezig houden met batterijen voor de maritieme markt worden gezien als soortgelijke bedrijven. De kantonrechter volgt de (meer beperkte) uitleg van EST-Floattech.
5.7.
Dan is de vraag of Corvus Energy moet worden gezien als een soortgelijk bedrijf als dat van EST-Floattech. De kantonrechter vindt van wel. Vaststaat dat beide bedrijven zich bezighouden met energieopslagsystemen in de maritieme sector. Voorts blijkt uit door EST-Floattech in het geding gebrachte stukken dat Corvus Energy (ook door [eiser] ) bij het uitbrengen van offertes als directe concurrent wordt gezien. Dat Corvus Energy, zoals [eiser] zegt, brandstofcellen en batterijsystemen met andere eigenschappen verkoopt, maakt niet dat geen sprake is van een soortgelijk bedrijf.
5.8.
De conclusie is dat Corvus moet worden gezien als een soortgelijk bedrijf als dat van EST-Floattech. Op basis van de tekst van het beding is het [eiser] dus verboden om daar binnen een jaar na het einde van zijn dienstverband met EST-Floattech in dienst te treden. Dat is alleen anders als het beding geheel of gedeeltelijk wordt geschorst. De kantonrechter merkt nog op dat de primaire vordering van [eiser] niet kan worden toegewezen. [eiser] vraagt om een constitutieve beslissing en die kan in dit kort geding niet worden gegeven.
is er aanleiding om het beding te schorsen, of moet het [eiser] worden verboden om werkzaam te zijn voor Corvus Energy?
5.9.
De kantonrechter vindt dat er onvoldoende aanleiding is om het beding te schorsen en dat het [eiser] dus moet worden verboden om werkzaam te zijn voor Corvus Energy. Een concurrentiebeding kan (gedeeltelijk) worden vernietigd als het beding de belangen van de werknemer in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, onbillijk benadeelt. Dat is hier naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet aan de orde.
5.10.
EST-Floattech heeft de volgende belangen naar voren gebracht: Corvus Energy is haar grootste concurrent en [eiser] is op de hoogte van de specificaties, techniek en prijsstelling van de (nieuwe) producten van EST-Floattech. Die kennis, en zijn kennis van de markt, kan hij benutten om klanten van EST-Floattech over te halen om zaken te doen met Corvus Energy en daarmee kan hij het bedrijfsdebiet van EST-Floattech schaden.
5.11.
[eiser] heeft de volgende belangen naar voren gebracht: [eiser] is aangewezen op werkzaamheden binnen de maritieme sector en kan een aanmerkelijke positieverbetering realiseren bij Corvus Energy. Bij EST-Floattech was die mogelijkheid er niet. [eiser] vindt dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij bij Corvus Energy in dienst mocht treden. Volgens [eiser] wordt hij onbillijk benadeeld door het concurrentiebeding omdat het te ruim geformuleerd en niet geografisch beperkt is.
5.12.
[eiser] heeft betwist dat hij op de hoogte is van de specificaties, techniek en prijsstelling van de (nieuwe) producten van EST-Floattech. Volgens hem kan hij het bedrijfsdebiet van EST-Floattech dan ook niet schaden. Partijen verschillen hierover van mening en hebben hun standpunten uitgebreid toegelicht op de zitting. EST-Floattech heeft gesteld dat [eiser] intensief betrokken is geweest bij de ontwikkeling en de prijsstelling van de nieuwe batterijen en op basis van die nieuwe batterijen al volop offertes heeft uitgebracht. [eiser] was ook de eerste die de nieuwe batterij aan één van zijn klanten heeft verkocht. Hij is betrokken geweest bij alle sessies met betrekking tot strategie en productontwikkeling voor de komende jaren en had toegang tot de calculatietool die wordt gebruikt voor het maken van offertes. Daarnaast was er elke maandag een salesmeeting en heeft [eiser] daar alle details uit eerste hand gekregen, aldus EST-Floattech. Daartegenover heeft [eiser] gesteld dat hij geen kennis heeft van de prijsstrategie van het nieuwe product, of van hoe het systeem er uiteindelijk uit komt te zien. Dat komt volgens hem omdat het product nog in ontwikkeling is en omdat hij nooit heeft deelgenomen aan meetings over de ontwikkeling van het product. De meetings die hij wel heeft bijgewoond, waren erg vaag en de informatie die hij had bij de verkoop, was gebaseerd op aannames.
5.13.
Gelet op de stellingen van partijen vindt de kantonrechter dat voldoende aannemelijk is geworden dat [eiser] als [functie] voldoende kennis heeft van de (nieuwe) producten en prijsstellingen van EST-Floattech om het bedrijfsdebiet van EST-Floattech te (kunnen) schaden als hij bij de concurrent in dienst treedt. Hij heeft immers alle kennis van de oude batterij, hij heeft erkend bij enkele sessies/workshops over strategie en productontwikkeling van de nieuwe batterij te zijn geweest, hij heeft niet weersproken dat hij meerdere offertes heeft uitgebracht en erkend de nieuwe batterij ook al daadwerkelijk te hebben verkocht. Daarmee is voldoende aannemelijk dat hij op de hoogte is van de (nieuwe) prijsstellingen. EST-Floattech heeft dan ook zwaarwegende belangen om [eiser] aan het beding te houden. De kantonrechter vindt dat [eiser] ten opzichte van deze zwaarwegende belangen, niet zodanig wordt benadeeld door het beding dat het beding geheel of gedeeltelijk moet worden geschorst. Voor dat (voorlopig) oordeel is nog het volgende relevant.
5.14.
Zoals hiervoor is overwogen kan [eiser] met inachtneming van het concurrentiebeding wel in dienst treden bij andere bedrijven binnen de maritieme sector, namelijk bedrijven die zich niet bezighouden met batterijen/energieopslagsystemen. Ook heeft [eiser] zijn stelling over positieverbetering gelet op de betwisting van EST-Floattech onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter volgt [eiser] verder niet in zijn stelling dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij bij Corvus Energy in dienst mocht treden. Partijen hebben verschillend verklaard over het gesprek van 23 februari 2022, waarin [eiser] mondeling heeft aangegeven bij Corvus Energy in dienst te willen treden. Volgens [eiser] zei EST-Floattech dat niet verwacht werd dat Corvus Energy een concurrent was, althans dat dat nog verder uitgezocht moest worden. Volgens EST-Floattech moest nog worden bekeken hoe het concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van [eiser] geformuleerd was. Het is aan [eiser] om aannemelijk te maken dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij bij Corvus Energy in dienst mocht treden. Gelet op het voorgaande heeft hij dat niet gedaan. Daar komt bij dat [eiser] zelf in zijn e-mail waarmee hij zijn opzegging bevestigt, heeft aangegeven dat HR er nog op terug zou komen. [eiser] wijst er ter onderbouwing van zijn gerechtvaardigd vertrouwen verder nog op dat eerder vertrokken collega’s ook niet aan concurrentiebedingen zijn gehouden. EST-Floattech heeft daar gemotiveerd op gereageerd en aangevoerd dat dat ging om collega’s die niet bij concurrenten zijn gaan werken, niet in concurrentiegevoelige functies werkten, binnen het concern van EST-Floattech zijn blijven werken of op wiens arbeidsovereenkomsten geen Nederlands recht van toepassing was. Het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dan ook dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij bij Corvus Energy in dienst mocht treden.
5.15.
Verder stelt [eiser] nog dat het concurrentiebeding moet worden geschorst, omdat de belangen van EST-Floattech voldoende worden beschermd door het overeengekomen geheimhoudingsbeding. De kantonrechter volgt dat standpunt niet. [eiser] was bij EST-Floattech in dienst als [functie] en hij bediende de markt in de Benelux. Bij Corvus Energy wil hij in dienst treden als [functie 2] . Zoals hiervoor is overwogen zijn EST-Floattech en Corvus elkaar directe concurrenten. Gelet op het functieniveau van [eiser] is het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat een geheimhoudingsbeding onvoldoende bescherming biedt. Ten slotte heeft [eiser] nog aangevoerd dat het concurrentiebeding moet worden geschorst omdat het niet geografisch is beperkt. Volgens EST-Floattech doet dat in dit geval niet ter zake, omdat [eiser] zich bij EST-Floattech richtte op en zich bij Corvus Energy zou gaan richten op de Benelux markt. [eiser] heeft op die stelling niet gereageerd. Het ontbreken van een geografische beperking leidt in dit kort geding niet tot een schorsing van het beding, omdat niet is gebleken hoe een (gedeeltelijke) schorsing ertoe kan leiden dat [eiser] toch bij Corvus Energy in dienst kan treden.
5.16.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] om het beding te schorsen, wordt afgewezen. Omdat het beding niet wordt geschorst, zal het verbod dat EST-Floattech heeft gevorderd, worden toegewezen. In dat kader zal de door EST-Floattech gevorderde dwangsom worden gematigd. Dat komt omdat in de arbeidsovereenkomst twee boetebedingen staan die op het relatie/concurrentiebeding van toepassing zijn. In het boetebeding dat in hetzelfde artikel als het relatie/concurrentiebeding staat, staat dat de boete op overtreding € 50.000,- per overtreding plus € 5.000,- per dag is. In artikel 13 van de arbeidsovereenkomst staat ook een boetebeding dat op artikel 11 van de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Daarin staat een boete van € 7.500,- per overtreding en € 250,- per dag. EST-Floattech vordert een dwangsom ter hoogte van het hoogste boetebedrag per dag (€ 5.000,-).
5.17.
Volgens EST-Floattech is sprake van een kennelijke verschrijving. Dat blijkt volgens haar uit het feit dat in de opsomming van artikel 13, artikel 10 twee keer genoemd staat en dat artikel 11 ook genoemd staat. De kantonrechter volgt die uitleg niet. De boete uit artikel 13 is van toepassing op artikel 6.10, 8, 9, 10, 11 en 12. Artikel 10 staat niet twee keer genoemd, de boete ziet ten eerste op onderdeel 10 van artikel 6 en vervolgens op de artikelen 8 tot en met 12. De kantonrechter vindt daarom dat [eiser] niet redelijkerwijs had hoeven begrijpen en verwachten dat bij overtreding van het beding, de (hogere) boete van artikel 11 gold. Dat betekent dat de contra-proferentem regel wordt toegepast. Dat wil zeggen dat het boetebeding, althans de vraag welk boetebeding op een eventuele overtreding van toepassing is, ten nadele van de opsteller van het beding wordt uitgelegd. In dit geval dus in het nadeel van EST-Floattech. De gevorderde dwangsom wordt daarom toegewezen tot een bedrag van € 250,- per dag, namelijk het boetebedrag van artikel 13 van de arbeidsovereenkomst.
moet EST-Floattech aan [eiser] een vergoeding betalen voor de duur van de belemmering?
5.18.
Een vergoeding voor de duur van de belemmering moet worden betaald als het beding [eiser] in belangrijke mate beperkt om anders dan in dienst van EST-Floattech werkzaam te zijn. De kantonrechter vindt dat dat niet aan de orde is. Zoals blijkt uit wat hiervoor is overwogen, ziet het verbod om bij soortgelijke bedrijven in dienst te treden, alleen op bedrijven die zich bezig houden met batterijen voor de maritieme markt. [eiser] mag dus op basis van het beding bij alle andere soorten bedrijven werken, ook binnen de maritieme sector. [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd toegelicht waarom dat moet worden gezien als een belemmering in de zin van artikel 7:653 BW. De stelling van [eiser] dat hij graag verder wil in de branche waarin hij de afgelopen vier jaar kennis heeft opgebouwd is daarvoor onvoldoende.
moet [eiser] de laptop bij EST-Floattech inleveren?
5.19.
De kantonrechter vindt dat deze vordering van EST-Floattech moet worden toegewezen. [eiser] heeft op de zitting geen verweer gevoerd tegen deze vordering. De kantonrechter ziet ook geen aanleiding om de vordering af te wijzen. De vordering wordt dus toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom verschuldigd is vanaf twee dagen na betekening van het vonnis. Ook wordt de dwangsom gemaximeerd.
de conclusie
5.20.
De conclusie is dat de kantonrechter de vorderingen van [eiser] zal afwijzen. De vorderingen van EST-Floattech zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de door EST-Floattech gevorderde dwangsom sterk wordt gematigd.
5.21.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] omdat hij ongelijk krijgt. Dat geldt ook voor de proceskosten in de tegenvordering, met dien verstande dat het normaal toe te kennen salaris wordt gehalveerd omdat de tegenvordering grotendeels voortvloeit uit het verweer ten aanzien van de vordering.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor EST-Floattech worden vastgesteld op een bedrag van € 747,00 aan salaris van de gemachtigde van EST-Floattech;
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
6.4.
verbiedt [eiser] om gedurende 1 jaar na 1 april 2022, derhalve tot en met 31 maart 2023, werkzaam te zijn voor enige vennootschap vallende onder het Corvus Energy concern, op straffe van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [eiser] toch voor enige vennootschap vallende onder het Corvus Energy concern werkzaam zal zijn;
6.5.
bepaalt dat [eiser] gehouden is om de aan hem ter beschikking gestelde laptop HP Probook 340 G5 binnen twee dagen na betekening van dit vonnis in te leveren bij EST-Floattech, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat [eiser] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500,-;
6.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van EST-Floattech tot en met vandaag vaststelt op een bedrag van € 373,50 aan salaris van de gemachtigde van EST-Floattech;
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter