3.3.2Bewijsmotivering/nadere bewijsoverwegingen
Met behulp van een geldhond is vastgesteld dat op drie verschillende plekken in de auto van de verdachte drie zakken verstopt zaten met daarin bundels bankbiljetten, te weten:
- Transparante gripzak [AAKZ7649NL] met daarin 202 biljetten van 50 euro, aangetroffen onder een klep in de achterbak van de auto;
- Blauwe gripzak [AAKZ7651NL] met daarin 200 biljetten van 50 euro, aangetroffen onder een andere klep in de achterbak van de auto;
- Wit plastic zakje [AAKZ7650NL] met daarin 200 biljetten van 50 euro, aangetroffen voor de bijrijdersstoel na het verwijderen van een deel van de bekleding.
Van deze 602 biljetten, een bedrag van in totaal € 30.100,00, zijn bij een steekproef alle gecontroleerde biljetten afkomstig gebleken van het door [medeverdachte] bij [slachtoffer] verduisterde geld, waarvan hij in totaal een bedrag van
€ 375.000,00 mee naar buiten heeft kunnen nemen. Derhalve kan als buiten redelijke twijfel verheven vaststaand worden aangenomen dat alle 602 biljetten van die buit afkomstig zijn.
Bij dactyloscopisch onderzoek aan de drie zakken zijn op de witte plastic zak [AAKZ7650NL] vingerafdrukken gevonden. Hiervan is uiteindelijk een vingerafdruk [AAKZ7650NL#D01] geïndividualiseerd op [verdachte] (linker middelvinger).
In elk van de drie zakken zijn bundels met geld aangetroffen. Deze geldbundels waren opgebouwd uit stapels. Van elk van deze stapels zijn het bovenste en het onderste biljet onderzocht op vingerafdrukken. Bij dit dactyloscopisch onderzoek zijn vele dactyloscopische fragmenten aangetroffen, die niet alle geschikt waren voor vergelijkend onderzoek. Uiteindelijk zijn op 2 bankbiljetten [AAKZ7647NL] uit het transparante gripzakje [AAKZ7649NL] geschikte vingerafdrukken [AAKZ7647NL#D02 en -#D06-07] aangetroffen die beide zijn geïndividualiseerd op [verdachte] (rechter middelvinger).
Eerst ter zitting heeft de verdachte een alternatief scenario geschetst voor de aanwezigheid van zijn vingerafdrukken op het in de auto aangetroffen geld. Als verklaring waarom hij bij de politie op 10 oktober 2018 had verklaard dat het niet kan dat zijn vingerafdrukken op het geld in de auto zijn aangetroffen, heeft de verdachte het volgende naar voren gebracht.
Toen [medeverdachte] bij de gelijktijdige behandeling van diens zaak ter zitting verklaarde dat hij ( [medeverdachte] ) 300 euro van de verdachte had geleend voor de aankoop van een auto, herinnerde hij zich weer dat dit door [medeverdachte] terug was betaald in zes vijftigeurobiljetten. De verdachte had deze aangepakt, maar meteen weer teruggegeven, omdat hij wist dat de medeverdachte [medeverdachte] werd verdacht van verduistering van vijftigeurobiljetten bij [slachtoffer] en hij bang was dat deze biljetten daarvan afkomstig waren.
De rechtbank acht het alternatief scenario als de redengevendheid van bovenstaande feiten en omstandigheden ontzenuwende verklaring voor de aanwezigheid van verdachtes vingersporen op de bankbiljetten niet aannemelijk geworden en overweegt daartoe het volgende.
Gelet op de plaats waar de biljetten met de aangetroffen dactyloscopische sporen zich bevonden, te weten aan de buitenkant van de aangetroffen geldbundels, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een daderspoor. In de lezing van de verdachte zouden precies twee van de zes door hem aangeraakte en teruggegeven biljetten bij toeval aan de buitenkant van een bundel van die 602 biljetten terecht zijn gekomen. Dat is niet waarschijnlijk te achten. Bovendien is naast deze vingerafdrukken afkomstig uit de verstopplek achter in de auto, ook op het witte zakje voor de bijrijdersstoel een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen. Daarbij heeft de rechtbank ook nog in aanmerking genomen dat de verdachte bij eerste confrontatie met het aantreffen van zijn vingerafdrukken geen verklaring heeft gegeven, terwijl dat in de rede had gelegen gelet op het toen nog zeer korte tijdsverloop sinds die gebeurtenis en de door de verdachte gestelde reden om ze juist terug te geven, namelijk de angst dat de biljetten van de verduistering afkomstig konden zijn.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de 602 vijftigeurobiljetten afkomstig van de door [medeverdachte] gepleegde verduistering bij [slachtoffer] voorhanden heeft gehad, wist dat deze van voornoemd misdrijf afkomstig waren en in zijn auto heeft verborgen. De rechtbank komt daarmee ook tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde witwassen.