ECLI:NL:RBNHO:2022:3675

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
22-1586
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een huurder van een sociale woning in Zaanstad, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om zijn woning te sluiten voor de duur van zes maanden wegens overtreding van de Opiumwet. De sluiting was gebaseerd op de vondst van een hennepkwekerij in de woning, waar 105 hennepplanten waren aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de bevoegdheid tot sluiting van de woning vaststond en dat het beleid van de burgemeester niet onredelijk was toegepast. Echter, de voorzieningenrechter vond dat de noodzaak voor sluiting onvoldoende was onderbouwd. De gevolgen van de sluiting voor verzoeker, die financieel kwetsbaar was en medische redenen had om in de woning te blijven, waren niet adequaat in kaart gebracht door de burgemeester. De voorzieningenrechter besloot daarom het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en de sluiting van de woning voorlopig te schorsen tot de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1586

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 april 2022 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J.L. Scheltens),
en

de burgemeester van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. S.E.H. van Thoor).

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten de huurwoning van verzoeker aan de [adres] met ingang van 5 april 2022 te sluiten voor de duur van zes maanden wegens overtreding van de Opiumwet.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 4 april 2022 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het bestreden besluit bij wege van ordemaatregel geschorst.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 april 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Verzoeker bewoont de sociale huurwoning aan de [adres] (hierna: de woning). Op 9 februari 2022 heeft verweerder een bestuurlijke rapportage van de politie Noord-Holland ontvangen met betrekking tot deze woning. Daaruit blijkt dat de politie naar aanleiding van een MMA-melding [1] op 8 februari 2022 de woning van verzoeker heeft doorzocht en dat in een kamer op de eerste verdieping van de woning een hennepkwekerij is aangetroffen. In die kamer bevonden zich 105 planten in de bloeifase. Verder is geconstateerd dat sprake was van diefstal van stroom doordat er buiten de meterkast om stroom werd weggenomen.
2.2
Verweerder heeft naar aanleiding van deze bestuurlijke rapportage besloten de woning voor de duur van zes maanden te sluiten wegens overtreding van artikel 13b van de Opiumwet. Verweerder heeft daarbij gebruik gemaakt van het beleid dat hij ter zake voert; ‘Beleid artikel 13b Opiumwet gemeente Zaanstad 2021’ (hierna: het beleid). Op grond daarvan stelt verweerder dat sprake is van een ernstig geval, nu meer dan 20 hennepplanten zijn aangetroffen en dat sprake is van verzwarende omstandigheden, die zijn gelegen in het beroeps- of bedrijfsmatige karakter van de kwekerij door de hoeveelheid planten, de hennepgerelateerde goederen die zijn aangetroffen en de gevaarzetting voor de omgeving doordat sprake was van diefstal van stroom. Verweerder heeft daarom besloten om de woning niet voor drie, maar voor zes maanden te sluiten. Daarbij weegt verweerder mee dat met de sluiting een einde wordt gemaakt aan de overtreding van de Opiumwet en herhaling wordt voorkomen. Door de sluiting kan de toeloop van afnemers en andere betrokkenen bij de verdovende middelen worden beëindigd en kan de rust in de directe woon- en leefomgeving terugkeren en wordt een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen. Bovendien wordt met de sluiting een signaal afgegeven aan de buitenwereld dat verzoekers adres niet langer kan worden gebruikt voor de verdovende middelen. Deze omstandigheden wegen zwaarder dan verzoekers belang bij het open houden van de woning. Van bijzondere omstandigheden om van het beleid af te wijken is volgens verweerder geen sprake.
De bevoegdheid tot sluiting van de woning
3.1
Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet luidt: ‘De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.’
3.2
Niet betwist is dat in de woning van verzoeker een handelshoeveelheid hennep is aangetroffen die bestemd was voor de verkoop, aflevering dan wel verstrekking. Verweerder was daarom in beginsel bevoegd om handhavend op te treden.
De toepassing van het beleid
4.1
Ter invulling van de bevoegdheid die artikel 13b van de Opiumwet schept, heeft verweerder het beleid opgesteld.
4.2
Verzoeker voert aan dat het beleid dat verweerder voert onredelijk is, omdat daarin onvoldoende onderscheid wordt gemaakt tussen lichte en zware gevallen. In het beleid wordt voor de vraag of sprake is van een ernstig geval een grens getrokken bij de aanwezigheid van meer dan 20 hennepplanten, maar bij een kwekerij met een omvang van meer dan 20 planten wordt de capaciteit van de kwekerij ook als verzwarende omstandigheid aangenomen. Daarmee is in feite altijd sprake van een ernstig geval én verzwarende omstandigheden, aldus verzoeker, waarmee de mogelijkheid tot sluiting van een woning voor 3 maanden zich eigenlijk nooit voordoet..
4.3
De voorzieningenrechter volgt verzoeker er niet in dat het beleid onredelijk is. Voor de vraag of sprake is van een ernstig geval is hier doorslaggevend het aantal planten. Een ernstig geval rechtvaardigt bij een eerste overtreding een sluiting van drie maanden. Voor de vraag of sprake is van verzwarende omstandigheden gaat om het geheel van de inrichting van de kwekerij. Dat bij een kwekerij van meer dan 20 planten altijd sprake is van verzwarende omstandigheden, zoals namens verzoeker is gesteld, volgt de voorzieningenrechter niet. Bij een hennepkwekerij van meer dan 20 planten hoeft de inrichting niet perse beroepsmatig ingericht te zijn. Ook hoeft de stroom niet perse buiten de meterkast afgetapt te worden bij een dergelijke kwekerij. Dat dit vaak wel zo is, maakt niet dat het noodzakelijkerwijs altijd zo is. Het beleid hoeft dan ook niet buiten toepassing te worden gelaten.
5.1
Verzoeker voert daarnaast aan dat verweerder het beleid niet juist heeft toegepast. Als verzwarende omstandigheid heeft verweerder aangenomen dat er gevaarzetting voor de omgeving bestond, maar verweerder heeft dat onvoldoende onderbouwd. Niet iedere illegale aftap van stroom hoeft per definitie gevaarzetting voor de omgeving op te leveren, aldus verzoeker.
5.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat algemeen bekend is dat het illegaal aftappen van stroom brandgevaar oplevert. Daarbij komt dat in de bestuurlijke rapportage is opgenomen dat een fraude inspecteur van de netwerkbeheerder heeft geconstateerd dat de stroom vlak voor de meterkast was afgetapt en er een elektrische aansluiting was gemaakt buiten de stroommeter om en dat hierdoor gevaar voor kortsluiting, mogelijk gevolgd door brand, bestond. Verweerder heeft dan ook de mate van gevaarzetting voor de omgeving als verzwarende omstandigheid mogen aannemen. Dat geldt ook voor de signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, nu in de woning van verzoeker een grote hoeveelheid hennepplanten zijn aangetroffen, tezamen met 6 assimilatielampen aan het plafond, een koolstoffilter, 4 jerrycans met groeimiddel, een cannacutter, twee losse armaturen en 20 losse assimilatielampen. De voorzieningenrechter concludeert dan ook dat verweerder in beginsel bevoegd is om de woning voor 6 maanden te sluiten, nu hij op grond van zijn beleid terecht is uitgegaan van een ernstig geval en verzwarende omstandigheden.
Mocht verweerder gebruik maken van zijn bevoegdheid?
6. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Zoals de Afdeling meermaals heeft overwogen, voor het eerst in haar uitspraak van 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840, dient het bestuursorgaan daarbij alle omstandigheden van het geval te betrekken ongeacht of die in de beleidsregel zijn verdisconteerd en daarbij te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. De voorzieningenrechter hanteert bij de toetsing van een besluit als het voorliggende voortaan de maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling van 2 februari 2022 [2] . Daaruit volgt dat de beoordeling, voor zover de aangevoerde gronden daarvoor aanleiding geven, verloopt in drie stappen, namelijk geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. Tevens neemt de voorzieningenrechter het meer specifieke toetsingskader zoals weergegeven in de zogenoemde overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 [3] , in acht.
Geschiktheid
7. Dat de maatregel tot sluiting van een woning bij een drugsvondst als hier aan de orde een geschikt middel kan zijn om het doel van de burgemeester, te weten het tegengaan van drugsoverlast en het herstellen van de openbare orde, te bereiken is niet in geschil. Wel in geschil is de vraag of het in dit geval noodzakelijk en evenredig is om van dit zware middel gebruik te maken.
Noodzakelijkheid en evenredigheid van de sluiting
8.1
Verzoeker betwist de noodzakelijkheid van het bestreden besluit. Hij stelt dat de sluiting geen enkel doel dient. De hennepkwekerij kwam alleen ten goede aan de heer [naam 3] , die hem onder bedreiging van een vuurwapen had gedwongen de hennepkwekerij in zijn woning te dulden. [naam 3] verzorgde de planten en de oogst en nam de hennep mee, vermoedelijk om elders te verkopen. Er vond geen verkoop plaats op het adres van verzoeker. Er zijn ook geen verpakkingsmaterialen in de woning gevonden die duiden op handel vanuit de woning. Van een zogenaamde loop van en naar de woning is dan ook geen sprake en het pand is niet bekend als drugspand, aldus verzoeker. Sluiting van de woning en die beplakken met posters tast het woon- en leefklimaat alleen maar meer aan en doet de buurt juist verloederen.
In dit kader van de evenredigheid heeft verzoeker aangevoerd dat het niet zijn eigen keuze is geweest om een hennepkwekerij in zijn woning op te richten, maar dat [naam 3] hem hier onder bedreiging van een vuurwapen toe heeft gedwongen. Ten onrechte heeft verweerder er geen rekening mee gehouden dat het om een sociale huurwoning gaat. Ter zitting heeft verzoeker aangegeven dat de woningbouwvereniging hem heeft verzocht binnen vier weken de huur op te zeggen en als hij dat niet doet, dat dan een kort geding wordt gestart met als inzet ontruiming van de woning. Daarbij heeft verzoeker aangegeven dat dit geen verband houdt met de mogelijke sluiting van de woning, maar met de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de woning. Wel krijgt verzoeker daardoor als een soort straf twee jaar wachttijd voordat hij zich weer kan inschrijven voor een sociale huurwoning. Verder is verzoeker financieel kwetsbaar en heeft hij geen sociaal vangnet dat hem kan helpen met tijdelijke woonruimte. Ook heeft verzoeker een elektrisch apparaat tegen slaapapneu waardoor hij ’s nachts toegang nodig heeft tot een stopcontact. Verzoeker vindt dat hij harder wordt geraakt dan de doelen van de maatregel rechtvaardigen.
8.2
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. In de overzichtsuitspraak is een aantal omstandigheden genoemd waarin de noodzaak om tot sluiting over te gaan groter is, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs, recidive of de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Voor de beoordeling van de ernst en de omvang is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld.
8.3
Ten aanzien van de gevolgen van de sluiting van de woning voor verzoeker overweegt de voorzieningenrechter dat aan de voor een bewoner mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht kan vormen - een zwaar gewicht dient te worden toegekend. Dat geldt te meer als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor verweerder. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient verweerder op zijn minst te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden. In dat kader dient ook betekenis te worden toegekend aan de vraag of de betrokkene door sluiting van de woning op een zogenoemde zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan zij voor een bepaalde duur geen nieuwe (sociale) huurwoning kan huren in de regio [4] . In de eerdergenoemde uitspraak van 2 februari 2022 [5] heeft de Afdeling overwogen dat ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende huisvesting of het feit dat het kwetsbare bewoners betreft, gevolgen kunnen zijn die bij de afweging moeten worden betrokken. Of daarin reden is gelegen om sluiting ongeoorloofd te achten hangt echter mede af van de mate waarin de belanghebbende een verwijt treft [6] en de ernst van de overtreding [7] . Het gaat er uiteindelijk om dat sprake is van een evenredige doel-middelverhouding.
8.4
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit de noodzaak en evenredigheid van zijn besluit niet heeft gemotiveerd zoals in voornoemde Afdelingsuitspraak van 2 februari 2022 is voorgeschreven. Met name de gevolgen van de sluiting voor verzoeker zijn door verweerder onvoldoende in kaart gebracht.
Daarnaast is de voorzieningenrechter vooralsnog niet overtuigd van de noodzaak van de sluiting. Daarbij stelt zij voorop dat niet is gebleken van handel vanuit de woning. Verweerder lijkt namelijk uit te gaan van het verhaal van verzoeker dat [naam 3] verzoeker gedwongen heeft een hennepkwekerij in zijn woning te dulden en dat [naam 3] de hennep elders verkocht. Bovendien blijkt uit het buurtonderzoek van [bedrijf] niet van een loop van en naar de woning van verzoeker of verkoop vanuit de woning en er zijn ook geen met de handel in drugs samenhangende voorwerpen in de woning van verzoeker aangetroffen, zoals gripzakjes en weegschalen. Uit het buurtonderzoek van [bedrijf] , dat overigens niet tot de dossierstukken behoort, blijkt alleen dat sprake is van geuroverlast. Die vorm van overlast is reeds verdwenen door de ontmanteling van de kwekerij. Sluiting is daarvoor niet noodzakelijk. Voor zover sprake is van een zekere mate van dreiging vanuit [naam 3] jegens verzoeker is de voorzieningenrechter van oordeel dat sluiting van de woning dat probleem niet wegneemt. Op dit moment staat voor de voorzieningenrechter dan ook nog niet vast dat niet kon worden voorzien met een minder vergaande maatregel, zoals een waarschuwing, eventueel in combinatie met controles.
In zoverre kleeft er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. Verweerder zal in de beslissing op bezwaar de noodzaak en evenredigheid dan ook nader moeten motiveren.
8.5
De voorzieningenrechter zal bij deze stand van zaken aan de hand van een belangenafweging beoordelen of de bij uitspraak van 4 april 2022 bij wege van ordemaatregel getroffen voorlopige voorziening moet worden voortgezet of opgeheven. Gelet op de vergaande gevolgen die de sluiting voor verzoeker heeft en de belangenafweging die verweerder in de beslissing op bezwaar nog nader moet maken, ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding om de woning per direct of op zeer korte termijn te sluiten. Zij ziet dan ook aanleiding om te bepalen dat de schorsing van het bestreden besluit die bij uitspraak van 4 april 2022 is uitgesproken, voortduurt tot de beslissing op bezwaar.
9. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
10. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- bepaalt dat de schorsing van het primaire besluit voortduurt tot de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 april 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Melding Misdaad Anoniem
5.ECLI:NL:2022:285, r.o. 11.1