In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, heeft AirHelp Limited, gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen EasyJet Airline Company Limited, gevestigd in Luton, Verenigd Koninkrijk. De vordering betreft compensatie voor een vertraagde vlucht, waarbij AirHelp zich beroept op de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, EasyJet, heeft een incidentele conclusie tot onbevoegdheid ingediend, stellende dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. De kantonrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Brussel I bis-Verordening.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder zijn statutaire zetel in het Verenigd Koninkrijk heeft en dat de vordering is ingesteld na de Brexit, waardoor de Brussel I bis-Verordening niet van toepassing is. De rechter heeft vervolgens de woonplaats van de vervoerder en de plaats van uitvoering van de overeenkomst beoordeeld. AirHelp heeft aangevoerd dat Amsterdam als eindbestemming op de boekingsbevestiging staat vermeld, wat volgens de kantonrechter voldoende is om de Nederlandse rechter rechtsmacht te geven. De kantonrechter concludeert dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de plaats van aankomst Amsterdam is, waar de diensten volgens de overeenkomst zijn verstrekt.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de vervoerder tot onbevoegdheid afgewezen en de vervoerder veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is vervolgens verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling in de hoofdzaak.