De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen het volgende vast met betrekking tot de toedracht van dit incident.
Het vuurwapen waarmee de verdachte heeft geschoten is onderzocht door een binnen het specialisme Wapens, Munitie en Explosieven gecertificeerde verbalisant, die heeft vastgesteld dat het ging om een semi-automatisch, single-action, centraalvuur pistool van het merk Glock, model 26, kaliber 9x19 millimeter, dat mechanisch naar behoren functioneert. Het laatste blijkt ook uit het feit dat in het kader van onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut met het wapen proefschoten zijn gelost. Verder staat vast dat het wapen geladen was, nu de verdachte met het wapen daadwerkelijk een kogel heeft afgevuurd en het wapen is aangetroffen met daarbij een deels, met zeven volmantel patronen (kaliber 9x19 millimeter, centraalvuur), gevuld patroonmagazijn.
De verdachte had dit wapen al langere tijd in zijn bezit en was bekend met de werking ervan, aangezien hij er naar eigen zeggen eerder mee had geschoten.
De verdachte heeft het wapen op [slachtoffer] gericht en twee keer de trekker overgehaald, zonder dat het wapen afging. Hierbij was telkens een ‘klik’-geluid hoorbaar. [slachtoffer] heeft gezien dat de verdachte daarop een handeling aan het wapen verrichtte, waarna de verdachte het wapen op korte afstand op het bovenlichaam van [slachtoffer] richtte. Op dat moment ging het wapen af en [slachtoffer] werd door een kogel in de borst getroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat de handeling die de verdachte aan het wapen verrichtte nadat hij twee keer de trekker over had gehaald zonder dat het wapen afging, heeft bewerkstelligd dat toen hij voor de derde keer de trekker overhaalde, wel een kogel werd afgevuurd, die [slachtoffer] in de borst trof. Deze vaststelling brengt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer].
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de verdachte zodanig onder invloed van middelen was, dat hij in een toestand verkeerde waarin hij geen enkel inzicht meer had in de reikwijdte van zijn handelen. Uit de gedragingen van de verdachte na het incident blijkt juist het tegendeel. De verdachte heeft kort nadat het slachtoffer gewond was weggereden whatsapp-berichten naar hem verstuurd, die direct refereren aan hetgeen zich net in de woning van de verdachte had afgespeeld. Voorbeelden daarvan zijn het bericht met de tekst ‘Je was bang hè’ en het bericht met de tekst ‘Volgende ietsje lager’, waarbij het laatste bericht moet worden bezien tegen de achtergrond van de mededeling in het dossier dat in het ziekenhuis is vastgesteld dat het inschot in de borst van het slachtoffer zich drie centimeter boven het hart bevond.
Hieruit blijkt dat de verdachte zich er terdege van bewust was dat hij zojuist op het slachtoffer had geschoten en dat hij het slachtoffer had geraakt. De hoogst uitzonderlijke situatie dat intoxicatie kan leiden tot het ontbreken van opzet, doet zich in dit geval dan ook niet voor.