ECLI:NL:RBNHO:2022:363
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding en huurprijsvermindering afgewezen in huurovereenkomst
In deze zaak heeft een voormalig huurder, aangeduid als [eiser], een vordering ingesteld tegen zijn verhuurder, aangeduid als [gedaagde], met het verzoek om schadevergoeding te betalen vanwege gederfd huurgenot en om huurprijsvermindering. De kantonrechter heeft op 19 januari 2022 geoordeeld dat de vordering van [eiser] niet kan worden toegewezen. De rechter oordeelde dat [eiser] niet voldoende heeft aangetoond dat hij [gedaagde] heeft verzocht om gebreken aan het gehuurde binnen een redelijke termijn te herstellen. Daarnaast werd vastgesteld dat de gevorderde huurprijsvermindering niet meer kan worden verlangd over een periode langer dan zes maanden voor het instellen van de vordering.
De procedure begon met een dagvaarding van [eiser] op 30 juni 2021, waarna [gedaagde] schriftelijk heeft geantwoord. De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. [eiser] had een huurovereenkomst voor een vakantiechalet op Europarcs Resort ‘De Rijp’, die op 10 augustus 2019 inging. De huurprijs was € 650,- per maand, met bijkomende kosten. [eiser] heeft de sleutels op 22 september 2019 overhandigd, maar stelde dat het chalet in slechte staat verkeerde, wat zijn huurgenot aantastte.
De kantonrechter concludeerde dat [eiser] niet heeft aangetoond dat [gedaagde] in verzuim was, omdat er geen ingebrekestelling was gedaan. Bovendien was de termijn voor het vorderen van huurprijsvermindering overschreden. De rechter wees ook de vordering tot immateriële schadevergoeding af, omdat [eiser] onvoldoende bewijs had geleverd dat [gedaagde] de huurovereenkomst onrechtmatig had opgezegd. Uiteindelijk werd [eiser] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op nihil werden vastgesteld.