In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers recht geeft op compensatie bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: een passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Ashgabat via Istanbul op 29 april 2019. De vlucht van Amsterdam naar Istanbul had vertraging, waardoor de passagier de aansluitende vlucht miste. AirHelp claimde compensatie van € 600,00 voor de vertraging.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging op de eindbestemming niet meer dan drie uur bedroeg, wat vereist is voor compensatie onder de genoemde Verordening. Hierdoor werd de vordering tot betaling van compensatie afgewezen. De kantonrechter merkte op dat AirHelp door haar proceshouding de vervoerder niet in de gelegenheid had gesteld om de zaak buiten rechte op te lossen. De vervoerder had betwist dat AirHelp aan haar substantiëringsplicht had voldaan, maar de kantonrechter oordeelde dat het ticketnummer voldoende was onderbouwd in de stukken.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 248,00. Dit vonnis is uitgesproken op 20 april 2022 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.