ECLI:NL:RBNHO:2022:3623

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
9139011 \ CV EXPL 21-2272
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartvertraging afgewezen wegens onvoldoende vertraging op eindbestemming

In deze zaak heeft AirHelp GmbH, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, een vordering ingesteld tegen Turk Havayollari A.O., vertegenwoordigd door mr. H. Bulut-Yazir, wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die passagiers recht geeft op compensatie bij annulering of langdurige vertraging van vluchten. De feiten van de zaak zijn als volgt: een passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Ashgabat via Istanbul op 29 april 2019. De vlucht van Amsterdam naar Istanbul had vertraging, waardoor de passagier de aansluitende vlucht miste. AirHelp claimde compensatie van € 600,00 voor de vertraging.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vertraging op de eindbestemming niet meer dan drie uur bedroeg, wat vereist is voor compensatie onder de genoemde Verordening. Hierdoor werd de vordering tot betaling van compensatie afgewezen. De kantonrechter merkte op dat AirHelp door haar proceshouding de vervoerder niet in de gelegenheid had gesteld om de zaak buiten rechte op te lossen. De vervoerder had betwist dat AirHelp aan haar substantiëringsplicht had voldaan, maar de kantonrechter oordeelde dat het ticketnummer voldoende was onderbouwd in de stukken.

De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 248,00. Dit vonnis is uitgesproken op 20 april 2022 door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9139011 \ CV EXPL 21-2272
Uitspraakdatum: 20 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
AirHelp GmbH
gevestigd te Berlijn (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Turk Havayollari A.O.
gevestigd te Ankara (Turkije)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. H. Bulut-Yazir

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 17 maart 2021 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Istanbul Havalimani Airport, Istanbul (Turkije) naar Ashgabat Airport, Ashgabat (Turkmenistan) op 29 april 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Istanbul (hierna: de vlucht) is met vertraging uitgevoerd, waarna de passagier de aansluitende vlucht heeft gemist.
2.3.
De passagier heeft bij akte van 7 mei 2019 het vermeende vorderingsrecht wegens vertraging van de vlucht overgedragen aan Airhelp Limited.
2.4.
De gemachtigde heeft bij brief van 20 mei 2019 de vervoerder namens Airhelp Limited aangemaand om tot betaling van compensatie over te gaan.
2.5.
Airhelp Limited heeft bij akte van 8 januari 2021 het vermeende vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.
2.6.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op zijn verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Ten aanzien van de procesvolmacht overweegt de kantonrechter dat voldoende is onderbouwd dat Airhelp een algemene volmacht aan de gemachtigde heeft verstrekt, zodat de kantonrechter geen aanleiding heeft om hierover te twijfelen.
4.3.
De vervoerder heeft betoogd dat Airhelp niet aan haar substantiëringsplicht heeft voldaan, omdat zij heeft nagelaten een e-ticket dan wel ticketnummer over te leggen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht inhoudt dat eisende partij de bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor dient te weergeven, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij Airhelp bekend was. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat Airhelp niet aan haar stelplicht heeft voldaan door geen ticketnummer te overleggen overweegt de kantonrechter dat uit bijlage 1 aangehecht bij dagvaarding, hoewel moeilijk leesbaar, het ticketnummer volgt en dat ook in repliek het ticketnummer is opgenomen.
4.4.
Op grond van de Verordening en bijbehorende jurisprudentie hebben passagiers recht op compensatie indien hun vlucht is geannuleerd of indien zij met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Airhelp stelt weliswaar dat het eerste deel van de vlucht vertraging heeft opgelopen en dat de passagier als gevolg hiervan de aansluitende vlucht heeft gemist. Gesteld noch gebleken is dat de vertraging op de eindbestemming meer dan drie uur bedraagt, hetgeen is vereist. De vordering tot betaling van compensatie wordt dan ook op grond hiervan afgewezen.
4.5.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat het op de weg van Airhelp had gelegen om de vervoerder een (juiste) aanmaning namens de (juiste) eisende partij te sturen voordat de gerechtelijke procedure werd opgestart. Het belang van de stelling dat de vervoerder niet heeft gereageerd op de ‘letter before action’ van 20 mei 2019 verzonden namens zowel Airhelp Limited als de passagier, voor de eerdere procedure, zodat geen sprake kan zijn van rauwelijks dagvaarden ontgaat de kantonrechter. Dat in een eerdere procedure is geconcludeerd dat niet de passagier maar Airhelp Limited over het vermeende vorderingsrecht beschikt maakt dan ook niet dat Airhelp geen aanmaning meer hoeft te versturen. Met name omdat tussen partijen eerder in discussie is geweest welke partij (de passagier of Airhelp Limited) over het vermeende vorderingsrecht beschikt en het vermeende vorderingsrecht nu blijkbaar bij een derde partij ligt, te weten Airhelp. Airhelp heeft door haar werkwijze en proceshouding de vervoerder niet in de gelegenheid gesteld om de zaak (eventueel) buiten rechte te kunnen afdoen. Van de vervoerder kan niet worden verwacht, zoals Airhelpt stelt, dat hij in de eerdere procedure waarin is geconcludeerd dat eisende partij niet over het vermeende vorderingsrecht beschikt, het recht op compensatie erkent om onderhavige procedure te voorkomen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter