ECLI:NL:RBNHO:2022:3621

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
9529242 / CV EXPL 21-5569
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijkheid van vennoten bij koopovereenkomst en aansprakelijkheid na opheffing vennootschap onder firma

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en drie gedaagden, waarbij de eiser een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagden wegens het niet leveren van een boot na het sluiten van een koopovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door Stichting Univé Rechtshulp, heeft bij dagvaarding van 27 oktober 2021 en 2 november 2021 vorderingen ingesteld tegen de gedaagden, waarvan gedaagde 1 schriftelijk heeft geantwoord, terwijl gedaagde 2 en gedaagde 3 niet zijn verschenen. De eiser vordert een bedrag van € 5.267,50, bestaande uit de aanbetaling voor de boot, buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser een overeenkomst heeft gesloten met de vennootschap onder firma (vof) en dat de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de vof, die inmiddels is opgeheven. De rechter oordeelt dat het voor de eiser niet duidelijk was wie de contractspartij was, omdat de gedaagden en de vof naast elkaar hebben bestaan met dezelfde handelsnaam en adres. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden, als voormalige vennoten van de vof, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de vordering van de eiser, terwijl de vordering tegen gedaagde 3 is afgewezen.

De rechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens zijn de proceskosten voor rekening van de gedaagden gekomen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.H. Lips in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

ECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9529242 / CV EXPL 21-5569 (SJ)
Uitspraakdatum: 20 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats 1]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Stichting Univé Rechtshulp
tegen
1.) [gedaagde 1], voormalig vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente]
2.) [gedaagde 2], voormalig vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats 3]
3.)de besloten vennootschap
[gedaagde 3]gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: gedaagden en ieder afzonderlijk: [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en de [gedaagde 3]
gedaagde sub 1 is vertegenwoordigd door mr. W. de Vis
gedaagden sub 2 en sub 3 zijn niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 27 oktober 2021 een vordering tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ingesteld en bij dagvaarding van 2 november 2021 een vordering tegen [gedaagde 3] ingesteld. [gedaagde 1] heeft schriftelijk geantwoord. [gedaagde 2] en de [gedaagde 3] zijn niet verschenen.
1.2.
[eiser] heeft schriftelijk gereageerd op de reactie van [gedaagde 1] , waarna [gedaagde 1] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis van € 5.267,50.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij met de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam] (hierna: de vof) een koopovereenkomst heeft gesloten ten aanzien van een naar wens samengestelde boot. [eiser] heeft € 4.675,00 aanbetaald. De boot is niet geleverd en [eiser] heeft de koop ontbonden. Hij vordert dan ook terugbetaling van zijn aanbetaling. [eiser] maakt daarnaast aanspraak op de buitengerechtelijke kosten van € 592,50 en de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim, dan wel de dag van dagvaarding. Omdat de vof is opgehouden te bestaan, zijn beide vennoten hoofdelijk aansprakelijk. Mocht de rechtbank anders oordelen, dan is de [gedaagde 3] aan te merken als contractspartij.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde 1] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat de overeenkomst met de [gedaagde 3] is gesloten.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde 2] en de [gedaagde 3] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Tegen hen wordt daarom verstek verleend. Op basis van het bepaalde in artikel 140 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal tussen alle partijen één vonnis gewezen worden, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.2.
Beoordeeld dient te worden wie als contractspartij van [eiser] heeft te gelden.
4.3.
[eiser] stelt dat de overeenkomst is gesloten met de vof en dat de vennoten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de inmiddels opgeheven vof. [eiser] onderbouwt zijn stelling dat hij de boot van de vof heeft gekocht met de offerte, gedateerd op 9 maart 2021 en per e-mail gestuurd op 13 maart 2021, waarin het KvK-nummer van de vof staat vermeld. Verder stelt [eiser] dat de vof ten tijde van zijn zoektocht naar een geschikte boot nog stond ingeschreven op het adres van [bedrijfsnaam] . [gedaagde 1] voert hiertegen aan dat de offerte nimmer door de vof kan zijn toegezonden omdat die rechtspersoon op 13 maart 2021 niet meer bestond, dat dit blijkt uit het handelsregister van de KvK en dat [eiser] heeft nagelaten een uittreksel hiervan op te vragen. Volgens [gedaagde 1] is het KvK-nummer abusievelijk niet aangepast op de offerte.
4.4.
Uit de door [eiser] overgelegde uittreksels van de KvK blijkt dat de [gedaagde 3] op 18 februari 2021 is opgericht, dat de vof op 1 maart 2021 is opgeheven en dat de vof op 8 maart 2021 is uitgeschreven uit de registers van de KvK. Dit betekent dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als bestuurders van de [gedaagde 3] respectievelijk vennoten van de vof twee entiteiten enige tijd naast elkaar hebben laten bestaan, met dezelfde handelsnaam en hetzelfde e-mailadres en op hetzelfde vestigingsadres, waarmee zij dezelfde handelspraktijken uitoefenden. Verder staat vast dat op de offerte het KvK-nummer van de vof staat vermeld en dat [eiser] een consument is. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het voor rekening en risico van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] komt dat het voor [eiser] niet duidelijk was wie als contractspartij heeft te gelden. Dat het KvK-nummer, naar [gedaagde 1] stelt, abusievelijk niet is aangepast op de offerte, komt dus ook voor rekening en risico van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
4.5.
Hierbij weegt mee dat [gedaagde 1] de stelling van [eiser] dat de vof ten tijde van de zoektocht van [eiser] naar een geschikte boot nog stond ingeschreven op het adres van de [gedaagde 3] , niet heeft betwist. Ook is bij dit oordeel betrokken dat [gedaagde 1] de stelling van [eiser] in de conclusie van repliek dat aan hem op geen enkele wijze en op geen enkel moment kenbaar is gemaakt dat hij een overeenkomst zou sluiten met de [gedaagde 3] , niet heeft weersproken.
4.6.
Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] er redelijkerwijs van mocht uitgaan dat hij een overeenkomst met de vof zou sluiten en had gesloten. De omstandigheid dat [eiser] niet in het handelsregister zou hebben gekeken, kan hem dan ook niet worden tegengeworpen. [eiser] heeft terecht [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , als voormalige vennoten, gedagvaard.
4.7.
Op grond van artikel 18 van het Wetboek van Koophandel zijn de vennoten hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de vennootschap onder firma. Dat geldt ook voor [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als voormalige vennoten van een inmiddels opgeheven vennootschap. Dit betekent dat de vordering tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zal worden toegewezen. De vordering is inhoudelijk namelijk niet weersproken.
4.8.
De vordering tegen de [gedaagde 3] zal worden afgewezen. [eiser] heeft geen reden genoemd waarom, naast de voormalige vennoten, de [gedaagde 3] zou moeten worden veroordeeld.
4.9.
Vaststaat dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in verzuim zijn met de betaling. De gevorderde wettelijke rente zal daarom eveneens worden toegewezen.
4.10.
[eiser] maakt aanspraak op de buitengerechtelijke kosten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] voldoende aangetoond dat hij buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken, zodat hij recht heeft op een vergoeding hiervan. De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 592,50 zullen worden toegewezen. Dit bedrag is het conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten maximaal toe te wijzen tarief.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , omdat zij ongelijk krijgen. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij worden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd (lees: niet hoeft te betalen), tot betaling aan [eiser] van € 5.267,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.675,00 vanaf 15 mei 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, als voormeld, tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 191,21
griffierecht € 240,00
salaris gemachtigde € 622,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk, als voormeld, tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter