ECLI:NL:RBNHO:2022:3616

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
9377343 / CV EXPL 21-4052
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor huurbetalingen na bedrijfsovername

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Schagen en een besloten vennootschap, hierna aangeduid als [gedaagde]. De Gemeente Schagen vorderde betaling van achterstallige huur en voorschotnota's voor energie, die door [gedaagde] niet waren voldaan. De kern van de zaak was of [gedaagde] aansprakelijk was voor de huurbetalingen, ondanks dat de achterstand was ontstaan voordat de huidige directeur, [XX], het bedrijf had overgenomen. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] aansprakelijk was voor de huur en de voorschotnota's, omdat [XX] het bedrijf met alle baten en lasten had overgenomen. De kantonrechter wees de vordering van Schagen toe, met inachtneming van enkele correcties op de gevorderde bedragen. De totale vordering, inclusief boetes en buitengerechtelijke kosten, werd vastgesteld op € 44.503,64 aan huur en voorschotnota's, € 5.400,00 aan boetes en € 1.166,89 aan buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9377343 / CV EXPL 21-4052 (SJ)
Uitspraakdatum: 6 april 2022
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Schagenen
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schagen
gevestigd te Schagen
eisers
verder te noemen: Schagen
gemachtigde: mr. R. Muurlink
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde]
statutair gevestigd te Schagen
postadres te Rotterdam
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [XX] , directeur/enig aandeelhouder (hierna: [XX] )
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor (de achterstand in) de betaling van de huur en voorschotnota’s energie tot het einde van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat dit het geval is. Het maakt niet uit dat de achterstand is ontstaan in een periode voordat [XX] [gedaagde] heeft overgenomen, want [XX] heeft [gedaagde] met alle baten en lasten overgenomen. Zij moet de huur en het voorschot op de energiekosten daarom tot het einde van de huurovereenkomst betalen. De kantonrechter wijst de gevorderde betalingsachterstand toe verminderd met een betaling en een rekenfout. Ten aanzien van de door Schagen gevorderde boete heeft de kantonrechter aangeknoopt bij de geldende rechtspraak over de uitleg van het boetebeding.

1.Het procesverloop

1.1.
Schagen heeft bij dagvaarding van 29 juli 2021 en herstelexploot van 5 oktober 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. Namens [gedaagde] is mondeling geantwoord.
1.2.
Op 11 maart 2022 heeft een zitting plaatsgevonden. Schagen is verschenen bij [YY] (medewerker vastgoed en grondzaken), bijgestaan door de gemachtigde. [gedaagde] is verschenen bij [XX] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Op 27 oktober 2016 is door [AA] en [BB] (hierna: [BB] ), h.o.d.n. [voorganger gedaagde] , een huurovereenkomst gesloten voor de bedrijfsruimte aan het adres [straat en nummer] te Schagen. De huurovereenkomst is neergelegd in de schriftelijke Huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (ROZ-model 30 januari 2015).
2.2.
De huurovereenkomst is ingegaan op 1 oktober 2016 en aangegaan voor een periode van vijf jaar. De opzegtermijn is twaalf maanden.
2.3.
De maandelijkse huur bedraagt laatstelijk € 2.357,35 inclusief btw en het maandelijkse voorschotbedrag op energie bedraagt laatstelijk € 300,00 inclusief btw. De huur is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.4.
Op 16 mei 2017 heeft [BB] [gedaagde] opgericht en in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven. De eenmanszaak van [BB] is per 3 februari 2020 uitgeschreven uit het handelsregister.
2.5.
Schagen is in 2019 eigenaar/verhuurder geworden van de bedrijfsruimte.
2.6.
Sinds 2 december 2019 is [CC] (hierna: [CC] ) enig aandeelhouder van [gedaagde] .
2.7.
Bij e-mail van 8 april 2020 heeft [CC] namens [gedaagde] gemeld dat er vanwege corona bijna geen werk meer is en dat daardoor de huur niet kan worden betaald. Hij vraagt of Schagen de huur tijdelijk kan verlagen.
2.8.
Vervolgens is een betalingsregeling overeengekomen ten aanzien van de op dat moment bestaande betalingsachterstand.
2.9.
Bij brief van 3 september 2020 heeft Schagen de huurovereenkomst opgezegd per 30 september 2021 omdat zij de betreffende locatie wil herontwikkelen. In de brief wijst Schagen op de huurachterstand en deelt zij mee dat de betalingsregeling komt te vervallen als die niet wordt nagekomen. In de brief staat ook dat Schagen niet aan het verzoek om huurverlaging kan voldoen.
2.10.
Bij e-mail van 3 mei 2021 heeft [CC] aan Schagen bericht dat [gedaagde] per 6 april 2021 is overgedragen aan [XX] .
2.11.
Bij brief van 26 mei 2021 heeft Schagen [XX] verzocht om tot betaling van de huurachterstand over te gaan. Verder is aangegeven dat Schagen nog steeds bereid is om tot een minnelijke oplossing te komen.

3.De vordering

3.1.
Schagen vordert, bij herstelexploot, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 37.179,94 inclusief btw aan niet betaalde huur en € 4.800,00 inclusief btw aan niet betaalde voorschotnota’s energie, te vermeerderen met de na juli 2021 te verschijnen huurtermijnen respectievelijk voorschotnota’s energie en met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling. Verder is verzocht om betaling van € 36.000,00 aan verbeurde contractuele boetes en vanaf juli 2021 nieuw te verbeuren boetes van € 300,00 per maand en van de buitengerechtelijke kosten van € 6.296,99 en de proceskosten.
3.2.
Schagen legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] , ondanks tot betaling te zijn aangemaand, al geruime tijd in gebreke is met het (tijdig) betalen van de huur en de voorschotnota’s energie. [gedaagde] heeft slechts aangegeven dat zij de huur niet kan betalen, maar dit is op geen enkele manier onderbouwd. Schagen heeft geprobeerd om in goed overleg met [gedaagde] tot oplossingen te komen, maar dat is niet gelukt. Naast de betalingsachterstand maakt Schagen aanspraak op de verbeurde contractuele boete en de contractuele buitengerechtelijke kosten van 15% van de huurachterstand.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat het bedrijf sinds de overname door [XX] niet meer in Schagen is gevestigd. Na de lockdown en een vakantie in Griekenland is het [XX] gebleken dat [gedaagde] een schuld had. Hij is verhaal gaan halen bij de oude eigenaar en die gaf aan dat [XX] alles had overgenomen inclusief de schulden. Maar de schulden zijn niet ontstaan in de tijd dat hij het bedrijf heeft, zodat hij het – zo leidt de kantonrechter af uit de verklaring van [XX] ter zitting –oneerlijk vindt dat hij tot betaling van al het gevorderde wordt aangesproken. Volgens [XX] hebben de vorige eigenaren een slachtoffer gezocht en is hij erin geluisd. Hij heeft teveel vertrouwen gehad en is ook bedreigd door de vorige eigenaren.

5.De beoordeling

[gedaagde] is aansprakelijk voor de betaling van de huur en de voorschotnota’s
5.1.
Vast staat dat [gedaagde] de bedrijfsruimte aan de [straat en nummer] te Schagen van Schagen heeft gehuurd. Dit betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de (tijdige) betaling van de huur en de voorschotnota’s energie tot het einde van de huurovereenkomst per 30 september 2021. Ter zitting heeft Schagen onweersproken gesteld dat de sleutels van het gehuurde pas in september 2021 zijn teruggegeven. De kantonrechter leidt daaruit af dat het gehuurde tot het einde van de huurtermijn aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld. Voor zover [gedaagde] met haar verweer dat het bedrijf verhuisd is, bedoelt dat dit niet zo is, heeft zij daarvoor onvoldoende gesteld.
5.2.
Verder staat vast dat [gedaagde] een betalingsachterstand heeft. Schagen heeft [gedaagde] dan ook terecht aangesproken tot betaling hiervan. De omstandigheid dat de betalingsachterstand niet is ontstaan in de tijd dat [XX] het bedrijf heeft, leidt niet tot een ander oordeel. Vast staat immers dat [XX] [gedaagde] heeft overgenomen met alle baten en lasten [1] . Het verweer dat [XX] erin geluisd of bedreigd is door [CC] gaat ook niet op, omdat de relatie tussen beide heren Schagen niet aan gaat en die omstandigheid [gedaagde] niet ontslaat van haar betalingsverplichting ten opzichte van Schagen.
de hoogte van de gevorderde betalingsachterstand
5.3.
Schagen heeft in het overzicht op pagina 6 en 7 van de dagvaarding de betalingsachterstand voor de maanden april 2020 tot en met juli 2021 gespecificeerd. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Schagen hiermee op zichzelf voldoende duidelijk gemaakt hoe de betalingsachterstand is berekend. Uit het door Schagen overlegde mutatieoverzicht van 12 mei 2021 [2] blijkt echter dat [gedaagde] op 26 november 2020 een bedrag van € 791,00 heeft overgemaakt. Ter zitting is vastgesteld dat dit bedrag niet in het hiervoor genoemde overzicht staat. Vervolgens heeft Schagen haar vordering met € 791,00 verminderd.
5.4.
Verder is ter zitting vastgesteld dat in het petitum onder punt 2 van het herstelexploot een rekenfout staat. Schagen heeft het totaal van het in rekening gebrachte bedrag aan voorschotnota’s energie (€ 4.800,00) gevorderd en geen rekening gehouden met de betaling van in totaal € 2.000,00. Vervolgens heeft Schagen dit deel van haar vordering met € 2.000,00 verminderd.
5.5.
Rekening houdend met het voorgaande stelt de kantonrechter de hoogte van de vordering van de betalingsachterstand vast op in totaal € 39.188,94 inclusief btw (€ 37.179,94 + € 2.800,00 - € 791,00). Zoals hiervoor al is overwogen, is niet in geschil dat [gedaagde] dit bedrag niet heeft betaald. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
de huur en de voorschotnota’s energie tot het einde van de huurovereenkomst
5.6.
[gedaagde] heeft niet betwist dat zij de huur en de voorschotnota’s energie voor de maanden augustus en september 2021 niet heeft betaald. Dit deel van de vordering komt daarom eveneens voor toewijzing in aanmerking. Dat komt neer op € 5.314,70 inclusief btw ((2 x € 2.357,35 aan huur = € 4.714,70) + (2 x € 300,00 aan voorschotnota’s energie = € 600,00)).
tussenconclusie
5.7.
Dit betekent dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling aan Schagen van een hoofdsom van in totaal € 44.503,64 inclusief btw (€ 39.188,94 + € 5.314,70) aan huur en voorschotnota’s energie voor de maanden van april 2020 tot en met september 2021.
de boete
5.8.
Ten aanzien van de gevorderde boete knoopt de kantonrechter aan bij de geldende rechtspraak over de uitleg van het boetebeding. Daartoe overweegt de kantonrechter dat het boetebeding in die uitleg een voldoende prikkel tot tijdige nakoming vormt. In de uitleg van Schagen op basis van oudere rechtspraak, waarbij cumulatie van boetes per maand plaatsvindt, leidt het boetebeding vaak tot een onredelijk hoog boetebedrag dat de achterstand snel ver overstijgt. Daaruit moet worden afgeleid dat de door Schagen gevolgde uitleg van artikel 23.2 van de Algemene Bepalingen niet juist is. De kantonrechter is ambtshalve bekend met de bepaling van artikel 23.2. Deze bepaling moet zo worden gelezen dat per maand over het totale openstaande saldo aan huur en voorschotnota’s energie (“het verschuldigde”) in de betreffende maand 1% boeterente is verschuldigd, met een minimum bedrag van € 300,00 per maand, voor zover er niet of te laat is betaald.
5.9.
Dat betekent dat [gedaagde] over de periode waarin de huur dan wel een voorschotnota energie verschuldigd is van 1 april 2020 tot en met juli 2021 € 4.800,00 aan boete verschuldigd is (16 maanden x € 300,00) en € 300,00 per maand voor zover de huur en de voorschotnota energie voor de maanden augustus en september 2021 niet of te laat is betaald. Hiervoor is al geoordeeld dat deze maanden ook niet betaald zijn. Er wordt dus totaal een bedrag van € 5.400,00 aan boete toegewezen (€ 4.800,00 + € 600,00).
5.10.
De boete komt in de plaats van de wettelijke rente. De door Schagen gevorderde wettelijke rente over de huur en de voorschotnota’s energie voor de maanden april 2020 tot en met september 2021 zal daarom worden afgewezen.
de buitengerechtelijke kosten
5.11.
Nu Schagen niet gemotiveerd heeft gesteld dat de werkelijke buitengerechtelijke kosten hoger zijn geweest en dat het redelijk was om buitengerechtelijke kosten te maken tot dit bedrag, zal de kantonrechter conform het rapport BGK-integraal gebruik maken van de matigingsbevoegdheid van artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de kosten toewijzen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe de gedaagde partij zal worden veroordeeld, te weten een bedrag van € 1.166,89 exclusief btw.
de proceskosten
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Schagen worden gemaakt. De kosten voor het herstelexploot blijven voor rekening van Schagen, omdat deze kosten onnodig zijn gemaakt.
5.13.
Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente over de proceskosten, zoals door Schagen gevorderd, is geen plaats. Het gaat bij de betaling van de proceskosten niet om een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. Daarom zal wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling binnen twee weken na betekening van dit vonnis aan Schagen van:
- € 44.503,64 inclusief btw aan (achterstallige) huur en voorschotnota’s energie voor de maanden april 2020 tot en met september 2021;
- € 5.400,00 aan boetes en
- € 1.166,89 exclusief btw aan buitengerechtelijke kosten;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Schagen tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 125,09
griffierecht € 1.013,00
salaris gemachtigde € 996,00 ;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Schagen worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie productie 11 bij dagvaarding
2.Zie productie 4 bij de dagvaarding