In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een eerder ingesteld bewind over de goederen van verzoeker. Verzoeker, die recentelijk is gestopt met online gokken, stelt dat hij nu in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te beheren. Hij heeft echter geen overtuigend bewijs geleverd om deze stelling te onderbouwen. De bewindvoerders, I.J. Coert-Zaslavskaja en J.V. van Asperen-Michajlova, voeren verweer en stellen dat de onderbewindstelling noodzakelijk is om de financiële situatie van verzoeker en zijn partner te stabiliseren. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2022 is naar voren gekomen dat verzoeker verontrustende financiële keuzes maakt, zoals het regelmatig pinnen bij coffeeshops en het niet altijd overmaken van zijn salaris naar de beheerrekening. Dit heeft geleid tot betalingsproblemen, waaronder het niet betalen van de hypotheek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker nog niet in staat is om zijn financiële zaken zelfstandig te regelen en dat het bewind daarom voortgezet moet worden. Het verzoek tot opheffing van het bewind is afgewezen.