ECLI:NL:RBNHO:2022:3601

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
9598541 \ BM VERZ 21-3046
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens onvoldoende zelfredzaamheid en financiële stabiliteit

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een eerder ingesteld bewind over de goederen van verzoeker. Verzoeker, die recentelijk is gestopt met online gokken, stelt dat hij nu in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen zelf te beheren. Hij heeft echter geen overtuigend bewijs geleverd om deze stelling te onderbouwen. De bewindvoerders, I.J. Coert-Zaslavskaja en J.V. van Asperen-Michajlova, voeren verweer en stellen dat de onderbewindstelling noodzakelijk is om de financiële situatie van verzoeker en zijn partner te stabiliseren. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2022 is naar voren gekomen dat verzoeker verontrustende financiële keuzes maakt, zoals het regelmatig pinnen bij coffeeshops en het niet altijd overmaken van zijn salaris naar de beheerrekening. Dit heeft geleid tot betalingsproblemen, waaronder het niet betalen van de hypotheek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker nog niet in staat is om zijn financiële zaken zelfstandig te regelen en dat het bewind daarom voortgezet moet worden. Het verzoek tot opheffing van het bewind is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 9598541 \ BM VERZ 21-3046 SB
Uitspraakdatum:

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
I.J. Coert-Zaslavskaja en J.V. van Asperen-Michajlova, h.o.d.n. Decharge,
gevestigd te Wormerveer,
hierna ook te noemen: bewindvoerders.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 21 december 2021;
  • het verweer van de bewindvoerders met bijlagen, ter griffie ingekomen op 12 januari 2022;
  • de brief van verzoeker, ter griffie ingekomen op 1 februari 2022;
  • de reactie van verzoeker op het verweer, ter griffie ingekomen op 9 februari 2022;
  • de brief van verzoeker, ter griffie ingekomen op 15 februari 2022;
  • de stukken van de bewindvoerder, ter zitting overhandigt aan de kantonrechter.
Op 21 maart 2022 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 13 april 2021 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren.
Verzoeker geeft aan enkel akkoord gegaan te zijn met een onderbewindstelling, omdat zijn partner vanwege haar schulden onder bewind werd gesteld. Verzoeker acht zichzelf voldoende in staat zijn financiële zaken te regelen en hij vindt een onderbewindstelling daarom niet nodig. Tevens is verzoeker niet tevreden over de samenwerking met de bewindvoerders. Zij geven geen duidelijk overzicht van de betalingen die worden gedaan, waardoor verzoeker niet weet wat de bewindvoerders betaald hebben. Zo is tijdens het bewind gebleken dat de bewindvoerders hebben nagelaten de hypotheek van verzoeker te betalen. Hierdoor is verzoeker het vertrouwen verloren in de bewindvoerders. Ook maken de bewindvoerders geregeld geen leefgeld over naar verzoeker met als gevolg dat hij de kosten van zijn auto niet kan betalen en geen boodschappen kan doen. Verzoeker geeft aan voor de instelling van het bewind nooit dergelijke problemen gehad te hebben en hij wil daarom weer zelf zijn financiën beheren.
De bewindvoerders voeren verweer. Zij geven aan dat de onderbewindstelling was verzocht nadat het gezin van verzoeker terecht was gekomen bij de Blijfgroep. Er werd gehoopt dat een onderbewindstelling ervoor zou zorgen dat de thuissituatie van het gezin in rustiger vaarwater terecht zou komen. De bewindvoerders zijn van mening dat het van groot belang is dat het bewind wordt voortgezet. Het bewind is noodzakelijk om de financiële situatie van verzoeker en zijn partner te stabiliseren en hen te begeleiden naar zelfredzaamheid. Tijdens het bewind hebben de bewindvoerders tot nu toe geconstateerd dat verzoeker verontrustende keuzes maakt. Hij pint veel bij coffeeshops en geeft zijn leefgeld regelmatig volledig uit aan online gokken. Verder laat hij (voorschotten op) zijn salaris niet of slechts gedeeltelijk overmaken naar de beheerrekening. Hierdoor is voorgekomen dat er onvoldoende inkomen was, waardoor de hypotheek niet kon worden betaald.
De kantonrechter dient te beoordelen of voortzetting van het bewind nog noodzakelijk is. Verzoeker heeft ongeveer een jaar geleden zelf verzocht om bewind, omdat hij destijds naar eigen zeggen niet in staat was ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. Hij ervaarde veel stress door de financiën.
Verzoeker stelt nu dat de situatie anders is. Hij stelt dat hij nu in rustiger vaarwater zit, maar onderbouwt die stelling niet. De kantonrechter gaat daar daarom aan voorbij. Uit het feit dat verzoeker zijn salaris niet altijd geheel laat overmaken naar de beheerrekening en vervolgens de gevolgen daarvan (namelijk dat dan de hypotheeklasten niet betaald kunnen worden) kennelijk niet overziet, leidt de kantonrechter af dat verzoeker nu nog niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Daarbij komt nog dat verzoeker zijn leefgeld in de afgelopen tijd heeft uitgegeven aan online gokken. Verzoeker stelt weliswaar dat hij dat vanaf het begin van dit kalenderjaar niet meer gedaan heeft, maar het is nog te vroeg om te kunnen beoordelen of die situatie zich zal voortzetten.
Het voorgaande maakt dat niet voldoende aannemelijk is dat het bewind niet langer noodzakelijk is. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter