ECLI:NL:RBNHO:2022:360

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
19 januari 2022
Zaaknummer
C/15/314688 / JU RK 21-559
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarigen in het kader van jeugdzorg en omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 januari 2022 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling voor drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De kinderrechter heeft besloten om de definitieve beslissing op het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) aan te houden in afwachting van de evaluatie van de omgangsregeling. De tijdelijke zorgregeling wordt voortgezet, waarbij de GI de komende periode de omgangsregeling zal aanpassen indien mogelijk. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Erkens, heeft verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, maar de GI heeft aangegeven dat de huidige regeling duidelijkheid biedt en de kinderen helpt om een goede relatie met hun moeder op te bouwen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tijdelijke omgangsregeling sinds 13 april 2021 goed verloopt en dat de kinderen verschillende behoeften hebben die in de omgangsregeling moeten worden meegenomen. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting informatie te verstrekken over de evaluatie van de omgangsregeling. De beslissing op de verzoeken van de GI en de moeder wordt aangehouden tot een nader te bepalen zittingsdatum in juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/314688 / JU RK 21-559
Datum uitspraak: 5 januari 2022
Beschikking vaststelling zorgregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Haarlem, hierna te noemen: de GI,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Erkens, kantoorhoudende te Den Haag;
[de gezinshuisvader] en [de gezinshuismoeder] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de gezinshuisouders en afzonderlijk te noemen: de gezinshuisvader en de gezinshuismoeder,
wonende te [plaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 13 april 2021, met de daarin genoemde stukken;
- de beschikking van deze rechtbank van 13 juli 2021, met de daarin genoemde stukken;
- de aanvullende informatie van de GI van 21 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 29 december 2021;
- de brief van de advocaat van de moeder, met bijlage, van 4 januari 2022.
1.2.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
1.3.
Op 5 januari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. M. Erkens;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de gezinshuisvader.
1.4.
[minderjarige 3] is voorafgaand aan de zitting door de kinderrechter afzonderlijk in raadkamer gehoord.
1.5.
De behandeling van het verzoek heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (zaaknummer: C/15/321573 / JU RK 21-1983).

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een gezinshuis.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 14 januari 2019 zijn [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd en duurt tot 14 januari 2022.
2.4.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 juni 2019 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] in een voorziening van jeugdzorg verleend tot 14 juni 2020. Bij beschikking van de kinderrechter van 29 augustus 2019 is een machtiging tot uithuisplaatsing voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinshuis verleend tot 14 januari 2020. De machtigingen tot uithuisplaatsing van [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een gezinshuis zijn steeds verlengd en duren tot 14 januari 2022.
2.5.
Bij beschikking van de kinderrechter van 11 augustus 2020 is onder meer een zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vastgesteld, inhoudende:
In week 1 tot en met 3:
- eens per week, gedurende twee uur, begeleid bezoek met moeder en haar kinderen
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- eens per week, gedurende twee uur, begeleid bezoek met de moeder en haar dochter [minderjarige 3] ;
In week 4:
- een begeleid bezoek gedurende anderhalf uur, met moeder en haar drie kinderen.
Op maandagen en vrijdagen zijn de belmomenten om 17.00 uur vastgesteld, voor de duur van 15 minuten. De belmomenten zijn onder toezicht van de gezinsouder.
2.6
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 april 2021 de beslissing op de verzoeken van de GI en de moeder betreffende wijziging van de zorgregeling vier maanden aangehouden en een voorlopige omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen vastgesteld, met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 11 augustus 2020, totdat nader wordt beslist. De voorlopige omgangsregeling luidt als volgt:
-
de moeder heeft één keer in de twee weken (even weken) een dagdeel in het weekend omgang met [minderjarige 3] . [minderjarige 3] wordt door de moeder opgehaald bij het gezinshuis en wordt hier ook teruggebracht door de moeder. De omgang duurt maximaal vier uur. Het dagdeel wordt door de gezinshuisouders bepaald in verband met afspraken die de andere kinderen in het weekend hebben. De moeder wordt hier minimaal twee weken van te voren van op de hoogte gesteld;
-
de moeder heeft eens per week anderhalf uur omgang met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder begeleiding van het Leger des Heils/de gezinshuisouders;
-
de moeder heeft in de schoolvakanties een gezamenlijk omgangsmoment met [minderjarige 3] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wat plaatsvindt tijdens het omgangsmoment van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met de moeder.
2.7.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 juli 2021 de beslissing van de GI en de moeder betreffende wijzing van de zorgregeling aangehouden voor de duur van zes maanden, zodat de gecreëerde structuur, rust en stabiliteit voorlopig wordt gehandhaafd. Gedurende deze periode zal de tijdelijke omgangsregeling, zoals die geldt sinds de beschikking van 13 april 2021, gecontinueerd worden.

3.De verzoeken en standpunten

3.1.
De GI heeft informatie verstrekt over de actuele stand van zaken omtrent de zorgregeling. Er is sprake van een positieve ontwikkeling. De moeder staat in het algemeen open voor tips en adviezen, maar zij kan tevens zeer stellig zijn. Hierdoor kan zij soms minder openstaan voor nieuwe ideeën en inzichten. Daarnaast handelt de moeder soms vanuit een verplichting en niet omdat ze er volledig achter staat. De GI is dan ook van mening dat de tijdelijke omgangsregeling definitief vastgesteld dient te worden. De huidige regeling zorgt voor duidelijkheid en geeft de kinderen de mogelijkheid om een goede relatie met de moeder op te bouwen. De kinderen hebben alle drie verschillende behoeften. Gelet op deze behoeften en de nieuwe ontwikkelingsfases die zij kunnen doormaken, kunnen nieuwe afspraken gemaakt worden.
3.2.
De GI heeft hier ter zitting het volgende aan toegevoegd.
De moeder heeft positieve stappen gezet met betrekking tot het aansluiten bij de kinderen, maar dit is tot op heden nog onvoldoende. Dit wordt voornamelijk gezien indien de moeder haar aandacht moet verdelen en de kinderen moeilijk gedrag vertonen, maar ook bij het bieden van grenzen. De kinderen hebben gelet op hun verleden andere behoeften, wat bepaalde opvoedvaardigheden vergt. De moeder zoekt nog een balans in het vormgeven van de opvoeding. Daarnaast is het noodzakelijk dat de moeder informatie verschaft over haar thuissituatie, financiën en relatie, aangezien dit ziet op de basale zorg voor de kinderen. Indien blijkt dat de thuissituatie veilig genoeg is, kan de omgang met [minderjarige 3] eventueel bij de moeder plaatsvinden. Gelet op de complexe problematiek is er enige tijd nodig geweest om de tijdelijke omgangsregeling te observeren, maar gebleken is dat de huidige omgang passend is voor alle drie kinderen. Er zijn momenteel duidelijke afspraken gemaakt en het is dan ook van belang dat deze regeling vastgesteld worden als basisregeling. In januari zal de huidige omgangsregeling geëvalueerd worden, waarna gekeken kan worden naar geschikte vervolgstappen en mogelijkheden omtrent een eventuele uitbreiding.
3.3.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting zijn pleitnota voorgedragen waarin – kort en zakelijk weergegeven – het volgende is aangevoerd. Namens de moeder is verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, aangezien de noodzaak voor het behouden van de beperkingen niet nader is onderbouwd door de GI. De afgelopen periode is gebleken dat sprake is van een positieve ontwikkeling omtrent het contact tussen de moeder en de kinderen. Desondanks heeft de GI geen invulling gegeven aan de verschillende doelen van het contact tussen de moeder en de kinderen en welke omgang hierbij passend is middels de duur, frequentie en locatie.
3.4.
De gezinshuisouder heeft aangegeven dat de kinderen zich positief ontwikkelen, maar dat nog enige tijd nodig is om deze ontwikkeling voort te zetten. [minderjarige 3] heeft een traject gevolgd bij de Bascule, wat positief is afgerond. Ze vertoont nog wel zelfbepalend gedrag. Indien zij iets dient te doen, levert dit nog wel eens strijd en moeilijkheden op. Daarnaast kan zij soms angstig zijn bij nieuwe situaties en het slapen, waarvoor zij nog behandeling dient te krijgen. [minderjarige 2] laat af en toe zelfbepalend gedrag zien, wat zich voornamelijk uit bij het eten. Tijdens het begin van de plaatsing viel zij regelmatig flauw, maar dit wordt momenteel nog maar in zeer beperkte mate teruggezien. [minderjarige 1] liet boos gedrag zien, waarbij hij mensen sloeg, spullen vernielde en haren uit zijn hoofd trok. Hij krijgt hiervoor EMDR-therapie bij NIKA. De boosheid is inmiddels afgenomen, maar hij zal nog vervolgbehandeling krijgen bij Levvel nadat zij de diagnostiek hebben afgerond.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de tijdelijke omgangsregeling, zoals die sinds 13 april 2021 heeft gegolden, goed verloopt.
De GI heeft verzocht om de huidige omgangsregeling definitief vast te stellen, nu is gebleken dat de omgang passend is voor alle drie kinderen, omdat deze aansluit bij hun individuele behoeften en leeftijden.
4.2.
Bij beschikking van 13 juli 2021 is besloten dat een wijzing van de omgangregeling op korte termijn niet in het belang was van de kinderen gelet op hun behoefte aan structuur, rust en stabiliteit. Gebleken is dat in de afgelopen periode ten aanzien van de tijdelijke omgangsregeling van een positieve ontwikkeling sprake is. Een evaluatie heeft echter nog niet plaatsgevonden, aldus de GI, zodat nog onduidelijk of een uitbreiding van de omgangsregeling verantwoord is en zo ja, op welke wijze. De GI heeft aangegeven dat bedoelde evaluatie op korte termijn zal plaatsvinden en dat vervolgens na overleg gekeken zal worden naar mogelijkheden voor uitbreiding.
4.3.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de definitieve beslissing op het verzoek dan ook nog eenmaal aanhouden voor de duur van zes maanden, zodat de uitkomst van de evaluatie en het verdere verloop van de omgangsregeling kan worden afgewacht. De tijdelijke omgangsregeling, zoals die geldt sinds 13 april 2021, zal de komende periode dan ook worden voortgezet, met dien verstande dat de GI gedurende de komende periode de omgangsregeling zal aanpassen, met inachtneming van zowel de uitkomsten van de komende en mogelijke vervolgevaluaties en van de behoeften en ontwikkelingsfases van de kinderen.
4.4.
De GI wordt verzocht om uiterlijk twee weken voor de nog te plannen zittingsdatum de kinderrechter en de andere belanghebbenden te voorzien van recente informatie omtrent de evaluatie(s) van het verloop van de huidige omgangsregeling alsmede omtrent de hieraan te verbinden gevolgen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
houdt de beslissing op de verzoeken van de GI en van de moeder over de definitieve zorgregeling, met inachtneming van hetgeen in 4.3 is overwogen, aan tot een nader te bepalen zittingsdatum begin juni 2022;
5.2.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank de GI, de moeder, mr. M. Erkens en de gezinshuisouders zal oproepen om te verschijnen op de nog nader te bepalen zittingsdatum;
5.3.
draagt de GI op uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen zittingsdatum de kinderrechter, de belanghebbenden en mr. M. Erkens schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken omtrent de kinderen en de omgangsregeling met de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.D. Warmerdam, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 19 januari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.