In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 april 2022 uitspraak gedaan over het verzoek tot opheffing van het bewind dat op 30 augustus 2017 was ingesteld over de goederen van verzoeker. Verzoeker heeft de kantonrechter kunnen overtuigen dat zij inmiddels in staat is haar financiën zelfstandig te beheren. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2022 heeft verzoeker aangegeven dat de samenwerking met haar bewindvoerder stroef verloopt en dat zij beter in staat is om haar financiële zaken zelf te regelen. De bewindvoerder heeft in zijn brief aangegeven te stoppen met zijn werkzaamheden en heeft een opvolgend bewindvoerder voorgesteld, maar verzoeker wenst niet over te stappen naar deze voorgestelde opvolger. Verzoeker heeft aangevoerd dat de kosten van bewindvoering niet in verhouding staan tot haar financiële situatie en dat zij sneller haar schulden kan aflossen zonder deze kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoeker overzicht heeft over haar financiën en dat er geen chaos meer is, wat in het verleden wel het geval was. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat het bewind niet langer noodzakelijk is en heeft besloten het bewind op te heffen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de beloning voor de bewindvoerder voor het opmaken van de eindrekening is vastgesteld op € 220,00 exclusief btw.