Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 2] ,
[gedaagde 2a],
1.De procedures
2.De feiten
2. het rentepercentage behorende bij deze looptijd wordt vastgesteld op 2,25%;
3. er niet langer gekozen kan worden voor een andere rentevaste periode, met anderewoorden, converteren is niet meer mogelijk;
3.Het geschil
primairI. de overeenkomsten met [gedaagde 1] van 18 januari 2005 en 17 december 2008 (zaak 21-479), de overeenkomsten met [gedaagde 2] van 10 mei 2006, 15 januari 2008 en 29 december 2008 (zaak 21-480) en de overeenkomsten met [gedaagde 3] van 3 oktober 2005, 22 augustus 2008 en 28 november 2008 (zaak 21-481) met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017 wijzigt, waarbij conform de wijzigingen van de gemeente van 9 juni (de rechtbank begrijpt: 6 juni) 2017 de geldleningsovereenkomsten als volgt worden gewijzigd:
i. de looptijd van de aflossingsvrije hypotheek wordt vastgesteld op vijftien jaar;
III. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] veroordeelt tot betaling van de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
i. de looptijd van de aflossingsvrije hypotheek wordt vastgesteld op vijftien jaar;
III. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] veroordeelt tot betaling van de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
Indien de gemeente de overeenkomsten zou willen wijzigen, is zij verplicht de daaruit voortvloeiende schade - zijnde het verschil tussen de oude en nieuwe rente - aan gedaagden te vergoeden, wat zij tot op heden weigert.
4.De beoordeling
en blocbepaling op grond waarvan de gemeente kon besluiten om eenzijdig de voorwaarden van de geldlening te wijzigen. Voor een eenzijdige wijziging van een wederkerige overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst bestaat bovendien geen wettelijke grondslag. Van dat laatste is de gemeente overigens door haar adviseurs een- en andermaal uitdrukkelijk op de hoogte gesteld.
563,00(½ punt x 2 × tarief II € 563,00)