ECLI:NL:RBNHO:2022:3579

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
C/15/319281 / FA RK 21-3910
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning en vaderschapsonderzoek in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning van twee minderjarige kinderen door de man. De man, die de verwekker van de kinderen claimt te zijn, heeft verzocht om erkenning en om gezamenlijk ouderlijk gezag. De moeder heeft verzet tegen dit verzoek, met als argument dat erkenning de communicatie tussen partijen verder zou verslechteren en dat de man gevaarlijk zou zijn voor de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een rechtsgeldig DNA-onderzoek nodig is om vast te stellen of de man daadwerkelijk de biologische vader is van de kinderen. De rechtbank heeft de bijzondere curator betrokken bij de zaak en heeft geadviseerd om een DNA-verwantschapsonderzoek te laten uitvoeren door Verilabs. De rechtbank heeft de zaak pro forma aangehouden tot 19 juli 2022, in afwachting van de resultaten van het DNA-onderzoek en verdere ontwikkelingen in de omgangsregeling. De rechtbank heeft ook een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld waarbij de man de kinderen om de week op woensdag kan zien, onder begeleiding van een door hem te kiezen persoon. De kosten van het DNA-onderzoek zijn vastgesteld op € 960, die door beide partijen moeten worden voorgeschoten. De rechtbank heeft benadrukt dat de erkenning van de man niet automatisch leidt tot een wijziging van het gezag, en dat de belangen van de kinderen voorop staan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming tot erkenning
zaak-/rekestnr.: C/15/319281 / FA RK 21-3910
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 19 april 2022
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Verhagen, kantoorhoudende te Hoofddorp,
--tegen--
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna mede te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J. 't Hart, kantoorhoudende te Haarlem.
De minderjarige kinderen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] worden vertegenwoordigd door [bijzondere curator] , bijzondere curator.

1.Procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 9 augustus 2021;
- de beschikking van 3 november 2021, hersteld op 17 november 2021, waarbij [bijzondere curator] te Haarlem is benoemd tot bijzondere curator;
- de brief, met bijlagen, van de bijzondere curator van 3 januari 2022;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 16 maart 2022;
- de brief van de advocaat van de man van 18 maart 2022.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 maart 2022 in aanwezigheid van partijen, de man die in verband met corona telefonisch is bijgestaan door mr. S. Verhagen, de moeder bijgestaan door mr. J. 't Hart en van [bijzondere curator] , bijzondere curator.

2.Feiten en omstandigheden

2.1.
Partijen hebben van augustus 2016 tot april 2018 een affectieve relatie gehad.
2.2.
Uit de moeder zijn geboren de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ;
- [de minderjarige 2] , op [geboortedatum] in [plaats] (gemeente [gemeente] ).
2.3.
Bij de beschikking van deze rechtbank van 28 september 2021 is als provisionele voorziening - na overeenstemming daarover ter zitting - een tijdelijke omgangsregeling vastgesteld waarbij de omgang tussen de man en de minderjarigen begeleid zal plaatsvinden op een door BOR Humanitas te bepalen wijze, frequentie en duur. Voorts is per 1 oktober 2021 een informatieregeling vastgesteld waarbij de moeder de man maandelijks per e-mail informeert hoe het met de kinderen gaat (thuis en op school) en wat hen zoal bezig houdt en daarbij een recente foto van de kinderen stuurt.

3.Verzoek

Het verzoek van de man strekt tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarigen, de man naast de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen, een informatieregeling te bepalen waarbij de moeder de man maandelijks per e-mail informeert over de minderjarigen met daarbij een recente foto van beide kinderen en een omgangsregeling te bepalen waarbij de minderjarigen bij de man verblijven:
- eenmaal per veertien dagen van zaterdag 9.30 uur tot zondag 19.00 uur;
- de helft van de kerst- en zomervakantie;
- op Vaderdag en de verjaardag van de man van 9.30 uur tot 19.00 uur (of in het weekend als de verjaardag van de man op een doordeweekse dag valt) en;
- de overige vakantie- en feestdagen in onderling overleg te verdelen.
De man is bereid de kinderen te halen en brengen bij de moeder.
De man verzoekt de moeder te veroordelen tot het betalen van een dwangsom aan de man van € 500 per overtreding van de vast te stellen informatie- en contactregeling met een maximum van € 25.000.

4.Verweer

De moeder heeft daartegen ter zitting verweer gevoerd.

5.Beoordeling

vervangende toestemming tot erkenning
5.1.
Op grond van het in artikel 1: 204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalde kan de toestemming van de moeder op verzoek van de persoon die het kind wil erkennen, door de toestemming van de rechtbank worden vervangen, mits de man de verwekker is van het kind, tenzij de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of door de erkenning een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komt.
5.2.
De manheeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij de verwekker van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is. Daarover bestaat bij hem geen twijfel. Op het geboortekaartje van [de minderjarige 1] is ook de naam van de man vermeld. [de minderjarige 2] is geboren nadat de relatie tussen partijen was geëindigd. Van haar heeft hij nooit een geboortekaartje ontvangen.
Ter zitting heeft de man naar voren gebracht dat de moeder in een boze bui wel eens twijfel heeft gezaaid of hij de verwekker van [de minderjarige 2] is. De man is daar wel bijna zeker van, maar zou toch graag een vaderschapstest willen doen.
5.3.
De moederheeft geen enkele twijfel dat de man de verwekker is van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Het bezwaar van de moeder tegen erkenning ziet op de verstoring van haar rust en verdere verslechtering van het contact tussen partijen. De man weet van geen stoppen. De omgang loopt nu, maar de communicatie tussen partijen verloopt nog heel slecht en als de man [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] heeft erkend, kan hij ook gezag over hen krijgen.
5.4.
De bijzondere curatorheeft geadviseerd bij tussenbeschikking te gelasten dat partijen zich zullen werden tot het onderzoeksinstituut Verilabs of Sanquin, teneinde een DNA-verwantschapsonderzoek te doen plaatsvinden en, indien uit dit onderzoek blijkt dat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , het verzoek van de man toe te wijzen.
In het gesprek met de man is naar voren gekomen dat de man [de minderjarige 1] ten tijde van de relatie tussen partijen al wilde erkennen, maar dat de moeder hem telkens voor de keuze stelde: zij zou erkenning toestaan, waarna zij de relatie zou verbreken en hem elk contact met [de minderjarige 1] zou ontzeggen. Toen de moeder zwanger was van [de minderjarige 2] stelde zij de man wederom voor de keuze: erkenning zou betekenen dat hij niet bij de bevalling aanwezig mocht zijn. De man heeft de kwestie niet op de spits willen drijven en heeft het zo gelaten. De relatie van partijen werd gekenmerkt door instabiliteit. De man is terugverhuisd naar Twente toen de relatie definitief werd verbroken. De bezoekregeling is steeds wisselend verlopen, waarbij de moeder vaak op het laatste moment de bezoekregeling heeft afgezegd of de deur niet opende wanneer de man de kinderen kwam halen. De man heeft de kinderen niet meer gezien sinds 20 oktober 2020. Partijen hebben toen ruzie gehad waarna elk contact is verbroken. Op het moment dat de bijzondere curator de man spreekt (22 november 2021) is er mediation opgestart en een eerste bezoekafspraak geweest in bijzijn van grootvader vz. De man vertelt altijd goed contact met de kinderen te hebben gehad en hij vindt het heel verdrietig dat hij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zo weinig ziet.
De moeder heeft in het gesprek met de bijzondere curator naar voren gebracht dat de man gevaarlijk is en dat de kinderen niet onbegeleid bij hem kunnen zijn. Hij heeft tijdens de relatie met de moeder meerdere malen geweld jegens haar gebruikt en is onoplettend waar het de kinderen betreft. Zo is [de minderjarige 1] van de trap gevallen omdat de man het traphekje open had laten staan. Er is nu een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] elke woensdagmiddag bij de man zijn. De moeder stelt dat de man de kinderen enkel wil erkennen om haar te treiteren en zij ziet niet dat erkenning meerwaarde heeft. De moeder is erg bang dat de man de kinderen van haar afpakt en meeneemt naar Overijssel.
Bij de beantwoording van de vragen van de rechtbank spelen voor de bijzondere curator de volgende overwegingen een rol. De communicatie tussen partijen verloopt moeizaam en partijen hebben een eigen visie op wat er tijdens hun relatie is gebeurd. De bijzondere curator spreekt de hoop uit dat partijen het mediationtraject voortzetten om zo te proberen de communicatie tussen hen te verbeteren en het vertrouwen in elkaar te herwinnen. Voor [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] is het van groot belang dat hun ouders kunnen samenwerken om hun ontwikkeling vorm te geven en te stimuleren. Beiden zijn sterk betrokken bij het welzijn van de kinderen. De bijzondere curator heeft de overtuiging gekregen dat er geen of onvoldoende reden is te vrezen dat de erkenning door de man van de [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] een onverstoorde verhouding tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in de weg zal staan.
5.5.
Bij een verzoek tot vervangende toestemming is het uitgangspunt dat zowel het kind als
de man er recht op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke rechtsbetrekking. Volgens de wetsgeschiedenis is een zekere emotionele weerstand van de moeder onvoldoende om vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, indien duidelijk wordt dat de weerstand negatieve gevolgen voor de positie van het kind met zich brengt. Hoewel de rechtbank is gebleken dat de communicatie tussen partijen is verstoord en dat zij aan de verbetering daarvan dienen te werken, zal de erkenning, naar het oordeel van de rechtbank, die communicatie niet nog verder verslechteren of de belangen van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] schaden.
Ten aanzien van het bezwaar van de moeder inhoudende dat erkenning gevolgen zou kunnen hebben voor het gezag overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel erkenning de man strikt genomen een betere positie verschaft in het kader van een eventueel verzoek tot gezag, toetst de rechtbank dergelijke verzoeken ingevolge artikel 1:253c BW op de eigen merites, zodat ook dit bezwaar niet kan leiden tot een afwijzing van het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning.
5.6.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval een rechtsgeldig DNA-onderzoek nodig, omdat het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] vergt dat objectief komt vast te staan dat de man de verwekker is. Verilabs voert rechtsgeldige DNA-onderzoeken uit, in die zin dat de identificatie van de testpersonen wordt uitgevoerd door gekwalificeerde medewerkers die werken onder de ISO 17025 accreditatie conform de aanbevelingen van de ISFG. De rechtbank zal daarom een DNA-onderzoek tussen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en de man door Verilabs gelasten.
5.7.
De rechtbank acht het redelijk dat ieder van partijen de helft van het voorschot van de kosten van het DNA-onderzoek voor zijn rekening neemt. Deze kosten moeten voorafgaand aan het DNA-onderzoek aan de rechtbank betaald worden. De rechtbank zal bij de eindbeslissing bepalen voor wiens rekening de kosten van het DNA-onderzoek uiteindelijk zullen komen.
De rechtbank begroot de kosten van na te melden DNA-onderzoek op € 960 (volgens de thans bekende prijslijst van 2022).
5.8.
In verband met het te verrichten DNA-onderzoek zal de zaak pro forma worden aangehouden tot de hierna vermelde datum.
De rechtbank wijst er op dat indien één der partijen niet meewerkt aan het onderzoek, de rechtbank daaraan de consequenties kan verbinden die zij geraden acht.
Omgang, informatieregeling en gezag
5.9.
Ter zitting is door partijen naar voren gebracht dat het traject bij BOR Humanitas niet van de grond gekomen is maar dat zij via mediation wel afspraken hebben gemaakt over de omgang, waarbij de man [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] iedere woensdag van 14.00 uur tot 16.00 uur ziet in bijzijn van een door hem uit te kiezen begeleider (meestal zijn vader). Helaas hebben partijen moeten constateren dat deze omgang geregeld niet is doorgegaan, met name omdat er man er niet altijd in slaagt - mede gelet op de reistijd - een begeleider te regelen. De communicatie hierover tussen partijen verloopt stroef en vaak tot pal voor het bezoekmoment.
Partijen hebben daarom ter zitting de nieuwe afspraak gemaakt dat de man voortaan -totdat de professionele begeleiding via Altra is geregeld- om de week omgang zal hebben met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] op woensdag van 12.15 uur tot 16.00 uur, in bijzijn van zijn vader of een andere begeleider (dat mag iedereen zijn behalve zijn tweelingbroer). Partijen communiceren uiterlijk de zondag tevoren hoe zij die week vorm geven aan de omgang, zoals wie de man als begeleider meeneemt en of er omstandigheden zijn om van de gebruikelijke tijdstippen af te wijken. Voorts zijn partijen overeengekomen dat zij zich zullen aanmelden voor het traject ‘Ouderschap Blijft’, waarvoor de moeder zich zal aanmelden bij Altra.
5.10.
De rechtbank acht de overeengekomen tijdelijke regeling in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] en zal deze als zodanig vaststellen. Verdere beslissingen over de omgangsregeling, de informatieregeling en het gezag zullen worden aangehouden voor de duur van zes maanden in afwachting van de informatie van de advocaten van partijen over de uitkomsten van het DNA-verwantschapsonderzoek, het verloop van de tijdelijke regeling en de hulpverlening.

6.Beslissing:

De rechtbank:
6.1.
stelt, totdat nader wordt beslist, de volgende
tijdelijkeomgangsregeling vast:
de minderjarigen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (gemeente [gemeente] ),
verblijven bij de man eenmaal in de twee weken op woensdag van 12.15 uur tot 16.00 in bijzijn van een door de man te kiezen begeleider, waarbij de man de minderjarigen ophaalt en terugbrengt bij de moeder;
6.2.
gelast een kenmerkenonderzoek middels DNA ter beantwoording van de vraag of [de man] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , de biologische vader is van [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] en [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (gemeente [gemeente] );
6.3.
benoemt tot deskundige:
de deskundige van Verilabs Laboratorium voor Verwantschapsonderzoek, [adres] ;
6.4.
bepaalt dat het voorschot op de kosten van het DNA-onderzoek € 960 zal bedragen;
6.5.
bepaalt voorts dat de kosten van het DNA-onderzoek door partijen dienen te worden voorgeschoten. Partijen dienen daartoe ieder de helft van voormeld bedrag, te weten ieder € 480 te betalen. Voor de betaling door partijen van het DNA-onderzoek zal door de financiële dienst (LDCR) een factuur met betaalinstructies worden toegezonden;
6.6.
bepaalt dat de griffier
na betalingvan het voorschot een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden en partijen verder zal informeren over de termijn waarbinnen zij een afspraak bij het DNA-onderzoeksbureau dienen te maken;
6.7.
bepaalt voorts dat de deskundige het DNA-onderzoek niet behoeft aan te vangen voordat de rechtbank daartoe een opdracht heeft verstrekt;
6.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
houdt iedere verdere beslissing aan tot
19 juli 2022 PRO FORMA;
6.10.
verzoekt de deskundige de rechtbank uiterlijk op 5 juli 2022 een afschrift van het DNA-rapport toe te zenden;
6.11.
bepaalt dat de griffier de bijzondere curator een kopie van het DNA-rapport zal toezenden.
6.12.
stelt de advocaten en de bijzondere curator in de gelegenheid uiterlijk op 12 juli 2022, de rechtbank en de overige belanghebbenden schriftelijk te informeren omtrent het alsdan in te nemen standpunt.
6.13.
wijst er op dat de rechtbank daarna zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Deze beschikking is gegeven door mr. Ph. Burgers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.J. van Schie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.