ECLI:NL:RBNHO:2022:3561

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
21/3013
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in Wieringerwerf; beoordeling van de noodzaak en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor het kappen van vijftien lindebomen op de Mercuriusstraat in Wieringerwerf. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. R. Oosterbroek, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, dat op 8 december 2020 een vergunning verleende voor het kappen van de bomen. Eiser betwistte de noodzaak van de kap en stelde dat de bomen een beeldbepalende waarde hebben en geen gevaar vormen voor de omgeving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college onvoldoende heeft onderbouwd waarom de bomen een ernstig gevaar zouden vormen en waarom herplanting van vervangend groen niet mogelijk zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de belangen van eiser, die de waarde van de bomen voor de leefbaarheid en het straatbeeld benadrukte, niet voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming van het college. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het college het griffierecht van eiser vergoedt. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.496,-.

De rechtbank benadrukt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het kappen van bomen, een zorgvuldige belangenafweging moet plaatsvinden, waarbij de waarde van de bomen voor de leefbaarheid en het straatbeeld niet mag worden onderschat. De rechtbank heeft het college opgedragen om opnieuw te beoordelen of de kap van de bomen gerechtvaardigd is, met inachtneming van de relevante wet- en regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/3013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Oosterbroek),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 8 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hollands Kroon voor het kappen van vijftien lindebomen op de locatie Mercuriusstraat in Wieringerwerf.
In het besluit van 25 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit in stand gelaten, maar de motivatie en de grondslag aangepast.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

De beslissing van de rechtbank
1. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Waar gaat deze zaak over?
2. In het besluit van 8 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Hollands Kroon voor het kappen van vijftien lindebomen op de locatie Mercuriusstraat in Wieringerwerf. De gemeente Hollands Kroon treedt hierbij op als een privaatrechtelijke rechtspersoon. Ter compensatie worden er tien tamme kastanjes op het grasveld aan de Marsstraat geplaatst en vier tamme kastanjes en een rode Esdoorn op het grasveld aan de Venusstraat. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3. In het bestreden besluit van 25 mei 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit in stand gelaten, maar de motivatie en de grondslag aangepast. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat ten onrechte enkel de Bomenlijst als toetsingskader is gehanteerd en niet is getoetst aan artikel 4:11, tweede en derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Hollands Kroon 2014 (APV). Daarom is onvoldoende zorgvuldig onderzoek verricht, heeft er geen belangenafweging plaatsgevonden en is de omgevingsvergunning gebrekkig gemotiveerd. Verweerder heeft alsnog getoetst aan artikel 4:11, tweede en derde lid, van de APV. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat de waarden van houtopstand in de zin van artikel 4:11, tweede lid van de APV niet in bijzondere mate aanwezig zijn. Voorts stelt verweerder dat de bomen onveilige situaties kunnen veroorzaken en de onderliggende gas- en waterleidingen dienen te worden vervangen. Het kappen van de bomen zorgt ervoor dat de werkzaamheden met betrekking tot de vervanging uitgevoerd kunnen worden. Voorts worden onveilige situaties voorkomen, omdat stoeptegels niet meer door de onderliggende wortels naar boven worden gedrukt. De belangen om de bomen te kappen wegen daarom zwaarden dan de belangen van eiser.
Wettelijk kader
4.1.
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een houtopstand te vellen of te doen vellen een zodanige bepaling geldt als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
4.2.
Op grond van artikel 2.18 van de Wabo kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2, de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
4.3.
Artikel 4:11 van de Algemene plaatselijke verordening Hollands Kroon 2014 (Apv) luidt:
1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de houtopstanden te vellen of te doen vellen die staan vermeld op de lijst vermeld op bijlage 1 (Bomenlijst).
2. De vergunning kan worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de waarde van de houtopstand voor dorpsschoon;
d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
3. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.
4.4.
Op de Lijst met beschermwaardige houtopstanden in de gemeente Hollands Kroon 2019 (de Bomenlijst) staan onder meer de gemeentelijke bomen in het buitengebied met een stamdiameter groter dan 30 cm. In de Bomenlijst zijn beleidsregels opgenomen waarmee invulling wordt gegeven aan de bevoegdheid in artikel 4:11 APV. Onder 7.1 is bepaald:
‘Regelmatig krijgt de gemeente verzoeken van burgers of een (gemeentelijke) boom kan worden verwijderd of kan worden gesnoeid in verband met overlast ten gevolgde van schaduw of bladafval. Het beleid in deze is als volgt:
• Bomen worden alleen verwijderd indien deze ernstig ziek zijn of een direct gevaar vormen voor de omgeving bijvoorbeeld bij ernstige schade aan verharding, fundering, riolering die niet eenvoudig kan worden opgelost etc.
• Uitgangspunt is dat het verwijderen en/of vervangen van gemeentelijke bomen altijd wordt afgestemd met toekomstige herinrichtingswerkzaamheden van de openbare ruimte (zoals vervanging van het riool).
• Bij overige ongemakken zal de situatie ter plekke met de betrokkenen worden bekeken en vindt er desnoods maatwerk plaats. Uitgangspunt is dat we terughoudend zijn bij het verwijderen van bomen indien er sprake is van schaduwoverlast, bladafval, lichthinder t.b.v. zonnepanelen of andere vergelijkbare situaties.
• Bomen worden alleen gesnoeid op advies van de boomdeskundige van de gemeente. De gezondheid van de boom en het totaalbeeld van de kroon hebben altijd prioriteit.
Bovenstaande regels gelden voor alle gemeentelijke bomen ongeacht hun locatie, de soort of de stamdiameter. Dit betekent dus ook dat bomen die binnen de wettelijke afstand van 2 meter vanaf een erfgrens staan niet zomaar mogen worden gekapt of gesnoeid. Eerst dient te worden gekeken of ze niet ziek zijn of een gevaar vormen voor de omgeving alvorens er tot kap wordt overgegaan. Voor snoeien geldt dat overhangende takken en doorschietende wortels na overleg met de gemeente kunnen worden verwijderd. De gemeente heeft hierin een adviserende rol’.
Weigeringsgronden
5.1.
Eiser voert aan dat twee weigeringsgronden zich verzetten tegen de kap van de bomen. Ten eerste voert eiser aan dat de bomen al meer dan 40 jaar in de straat staan en een beeldbepalende waarde hebben zoals bedoeld in artikel 4:11, tweede lid, onder d van de APV. Verweerder heeft deze beeldbepalende waarde onvoldoende onderkend. De bomen geven de straat een groene uitstraling die onderscheidend is van straten waar geen bomen staan. Het groene karakter van de straat gaat verloren met het kappen van de bomen. De aanwezigheid van enige beplanting in de voortuinen heeft geen beeldbepalende waarde en geeft de straat niet zijn groene karakter. Voorts kunnen bewoners er voor kiezen om het groen in de voortuinen te verwijderen.
Ten tweede voert eiser aan dat de bomen beschikken over een waarde voor de leefbaarheid zoals bedoeld in artikel 4:11, tweede lid onder f van de APV. Verweerder heeft niet gemotiveerd welke gevolgen de vergunningverlening voor de leefbaarheid heeft.
5.2.
Verweerder deelt het standpunt van eiser dat de bomen een beeldbepalend karakter hebben, maar stelt dat een groen aangezicht niet in zijn geheel verloren gaat omdat zich veel groen in de voortuinen van de bewoners van de Mercuriusstraat bevindt. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat de leefbaarheid van de omgeving niet noemenswaardig zal afnemen door het verdwijnen van de bomen. De trottoirs worden door het verwijderen van de bomen toegankelijker, waardoor de leefbaarheid juist toeneemt. Verweerder komt tot de conclusie dat de belangen voor het kappen van de bomen zwaarder wegen dan de belangen tegen het kappen van de bomen.
5.3.
In artikel 4.11, tweede lid, van de APV staan zes waarden genoemd waaraan het college een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het kappen van een boom op grond van de APV moet toetsen. Partijen zijn het erover eens dat de bomen in ieder geval beeldbepalende waarde hebben. De rechtbank overweegt dat het al dan niet verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand indien sprake is van een weigeringsgrond, blijkens de bewoordingen van artikel 4:11, van de APV een discretionaire bevoegdheid van verweerder is. De aanwending van die bevoegdheid wordt door de rechtbank terughoudend getoetst. Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerder in redelijkheid tot het verlenen van de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen heeft kunnen komen.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk heeft gemotiveerd. Verweerder erkent in het bestreden besluit dat de bomen beschikken over een beeldbepalende waarde zoals bedoeld in artikel 4:11, tweede lid, onder d van de APV. Verweerder heeft zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bomen gekapt kunnen worden omdat het groene aangezicht van de straat niet in zijn geheel verloren gaat. De bewoners hebben een groene voortuin, maar kunnen er voor kiezen om dit groen te verwijderen. Anders dan voor het kappen van de bomen is daarvoor geen vergunning vereist. Bovendien doet het groen in de tuinen ook niet af aan de beeldbepalende waarde van de bomen. Verweerder dient nader te motiveren waarom de beeldbepalende waarde van de bomen niet zwaar genoeg weegt om aan het verlenen van een kapvergunning in de weg te staan.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder daarnaast de waarde voor de leefbaarheid van de bomen onvoldoende heeft onderkend. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij meer waarde toekent aan de toegankelijkheid van de trottoirs dan aan de leefbaarheidswaarde van de bomen. Daarbij is van belang dat niet duidelijk is waarom de bomen gekapt zouden moeten worden om de trottoirs te egaliseren. De beroepsgrond slaagt.
Gevaar voor de omgeving en noodzaak vanwege vervanging van de riolering
6.1.
Eiser voert aan dat de bomen niet ziek zijn of een gevaar veroorzaken voor de omgeving. Verweerder heeft niet aangetoond dat de aanwezigheid van de bomen een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van de kabels en leidingen. Aanwezige medewerkers van Liander ter plaatse hebben aan eiser verklaard dat bij werkzaamheden aan kabels en leidingen makkelijk om de wortels van de bomen heen kan worden gewerkt. Voorts voert eiser aan dat de paar opgedrukte tegels geen direct gevaar of ernstige schade aan de verharding veroorzaken. Het trottoir is voor een ieder goed begaanbaar. Eventuele toekomstige groei levert geen direct gevaar op. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom alle vijftien bomen geveld moeten worden. Verder was ten tijde van het bestreden besluit geen sprake van zicht op herinrichting van het gebied. Dergelijke werkzaamheden zouden pas na tien jaar worden verricht in de Mercuriusstraat.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bomen een ernstig gevaar vormen voor de omgeving. De boomwortels geven een flinke opdruk en naarmate de tijd vordert worden de tegels nog meer opgedrukt. Verweerder stelt klachten te hebben ontvangen over het trottoir van buurtbewoners. Om struikelgevaar te voorkomen, dienen diverse boomwortels verwijderd te worden. Indien de boomwortels worden verwijderd ontstaat direct gevaar voor de omgeving omdat de bomen kunnen gaan omvallen. Verder wordt de verwijdering van de bomen afgestemd met toekomstige werkzaamheden, zoals de vervanging van de riolering.
6.3.
Niet in geschil is dat de bomen niet ziek zijn. Gelet op artikel 7.1 van de beleidsregels moet dan sprake zijn van een direct gevaar voor de omgeving om een kapvergunning te verlenen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom de bomen een ernstig gevaar vormen voor de omgeving. Verweerder heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de huidige staat van de kabels, leidingen, de kwaliteit van de bomen en de boomwortels. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd of daadwerkelijk schade aan de verharding is opgetreden en of deze schade kan worden hersteld zonder de bomen te kappen. Voor zover verweerder stelt klachten te hebben ontvangen van buurtbewoners over het trottoir, heeft verweerder deze klachten niet overgelegd. Verweerder heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt van overlast door opdrukkende boomwortels. Voorts heeft verweerder onvoldoende onderzocht of het trottoir geëgaliseerd kan worden zonder dat de bomen gekapt hoeven te worden. Verweerder heeft niet onderbouwd dat de bomen zullen omvallen bij het verwijderen van wortels, bijvoorbeeld met een rapport van een boomdeskundige. Voorts blijkt uit het bestreden besluit niet dat verweerder per boom een belangenafweging heeft gemaakt. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre de verwijdering van de bomen wordt afgestemd met toekomstige werkzaamheden. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat de riolering zich onder de straat bevindt en niet onder het trottoir. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de kap van de bomen noodzakelijk is voor het vervangen van de riolering. De beroepsgrond slaagt.
Herplantplicht
7.1.
Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in de Mercuriusstraat geen vervangend groen kan worden geplant. Het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) biedt ruimte voor het aanbrengen van al dan niet diepwortelende beplanting bij kabels en leidingen. Voorts kan ook niet diepwortelende beplanting een goed alternatief bieden. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat het trottoir minimaal 1,50 meter breed moet zijn. Verweerder past deze richtlijn uit het rapport Maatgevende normen in de Nederlandse richtlijnen voor wegontwerp van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (de SWOV richtlijnen) niet consequent toe. Ook op andere plekken in Wieringerwerf is beplanting in het trottoir geplaatst waarbij de minimale breedte van 1,5 meter niet wordt gehanteerd. Eiser verwijst daarbij naar voorbeelden op de Bark, de Neptunusstraat, de Texelstroom, het Foksdiep, het Amsterdiep, de Vlietstroom en de Steenstraat. Ter onderbouwing heeft eiser foto’s ingebracht. Verder blijft er voldoende voetpadruimte over op het trottoir. De minimale breedte voor kwetsbare deelnemers bij een puntvernauwing bedraagt 90 centimeter volgens de SWOV richtlijnen. Na aanbrengen van vervangend groen wordt hier ruimschoots aan voldaan.
7.2.
Verweerder erkent dat op diverse plekken binnen de gemeente niet op alle plekken de minimale breedte van 1,50 meter wordt gehanteerd. Als blijkt dat deze bomen ook een direct gevaar vormen voor de omgeving worden ook deze bomen gekapt. Voorts is het niet wenselijk om enige vorm van beplanting terug te plaatsen, omdat er dan te weinig voetpadruimte overblijft op het trottoir. Hierdoor worden mensen die slecht ter been zijn en/of die gebruik maken van hulpmiddelen beperkt in de toegankelijkheid van het trottoir.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom herplanten van vervangend groen op de Mercuriusstraat niet mogelijk zou zijn. De bezwaaradviescommissie heeft geadviseerd om te beoordelen welke mogelijkheden er zijn om niet-diepwortelend groen te herplanten in de Mercuriusstraat. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre voetgangers in de feitelijke toegankelijke voetpadruimte worden beperkt door deze beplanting. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar de SWOV richtlijnen. Deze richtlijnen worden gebruikt bij het ontwerpen van wegen. Het is de rechtbank niet duidelijk in hoeverre deze richtlijnen gelden voor bestaande situaties. In zoverre kleeft er een voorbereidings- en motiveringsgebrek aan het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door de eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 181,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P.E. Oomens, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.