Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[passagier sub 1]
[passagier sub 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- € 1.200,00 vermeerderd met de wettelijke rente;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
4.Het verweer
5.De beoordeling
Artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7, lid 1, van de Verordening, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 5, van de Verordening, moeten aldus worden uitgelegd dat in het kader van rechtstreeks aansluitende vluchten die bestaan uit twee vluchten – met vertrek in een luchthaven van een lidstaat en met als bestemming een luchthaven in een derde land na een tussenlanding in een ander derde land –, en die in het kader van één enkele boeking zijn aangekocht, een passagier die bij zijn aankomst op de eindbestemming het slachtoffer is van een vertraging van drie uur of meer, die is ontstaan in het kader van de tweede vlucht, welke op basis van een codesharingovereenkomst is uitgevoerd door een in een derde land gevestigde vervoerder, krachtens die verordening compensatie kan vorderen van de communautaire luchtvaartmaatschappij die de eerste vlucht heeft uitgevoerd”.
,is gelet op de jurisprudentie van het Hof niet relevant. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder gelet op het voorgaande kan worden gekwalificeerd als ‘luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert’ in de zin van artikel 2 sub b van de Verordening en dat de vervoerder daarom, onder voorbehoud van artikel 5, lid 3, van Verordening, compensatie is verschuldigd.
6.De beslissing
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 374,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;