In deze civiele procedure vorderde [K] Holding B.V. een terugbetaling van in totaal € 73.000,- van [gedaagde], die ontkende dat er sprake was van een lening. De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, heeft op 20 april 2022 uitspraak gedaan. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.W. Tieman, stelde dat zij op verschillende momenten bedragen aan [gedaagde] had betaald, waarvan € 70.000,- aan de curator van een failliet bedrijf van [gedaagde] en € 3.000,- rechtstreeks aan [gedaagde]. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M. Verhoog, ontkende de geldleningen en stelde dat er geen afspraken waren gemaakt over terugbetaling.
De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] wel degelijk verplicht was om de bedragen terug te betalen, ondanks zijn ontkenning. De rechtbank verwierp het verweer van [gedaagde] dat er geen afspraken waren gemaakt over de terugbetaling en oordeelde dat de bedragen direct opeisbaar waren. De rechtbank wees de vorderingen van [K] toe, inclusief de rente, maar wees de gevorderde beslagkosten af, omdat [K] de voorzieningenrechter bewust op het verkeerde been had gezet in het verzoekschrift tot het leggen van beslag. De proceskosten werden toegewezen aan [K], die in het gelijk werd gesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en waarheidsgetrouwe informatie in civiele procedures, vooral bij het leggen van beslag en het indienen van vorderingen. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met rente, en heeft de beslagkosten afgewezen.