In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene wegens het parkeren op een parkeergelegenheid met een ander doel dan aangegeven. Betrokkene had geparkeerd ter hoogte van de bebording, maar onvoldoende ruimte gelaten voor eventuele hulpdiensten, door op ongeveer een halve meter van het bord te parkeren. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 15 februari 2022 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
Betrokkene voerde aan dat de situatie ter plaatse onduidelijk was en dat deze na het opleggen van de boete was aangepast, waardoor het nu wel duidelijk zou zijn. De kantonrechter heeft echter vastgesteld dat uit de stukken in het dossier, waaronder de verklaring van de verbalisant en de overgelegde foto’s, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De kantonrechter oordeelde dat de aanpassing van de situatie na het opleggen van de boete geen invloed heeft op de gedraging zelf.
De kantonrechter heeft geen reden gezien om de boete te matigen en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. I.H. Lips, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Betrokkene kan binnen zes weken na de dag van toezending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.